Je moet er maar op komen: met de auto van Paramaribo naar Lima rijden. Maar iemand kwam erop en dus, omdat het kon, gingen wij het doen. Niet onvoorbereid, natuurlijk. Lees ons verslag van deze gruwelijke tocht, die in oktober 2011 werd verreden.
 
Onze redacteuren waren er helemaal klaar voor. Klaar om te moeten vechten voor hun leven. De tegenstanders: bloeddorstige malariamuggen, monstrueuze anaconda’s, en bacteriën en virussen die ondanks hun ongekende moordlust nog niet eens door de moderne wetenschap ontdekt zijn. Hun enige wapens: een legendarisch doorzettingsvermogen en een Kia Sportage.
 
Het leek zo’n goed idee, ingaan op de uitdaging die CarChallenge (goede naam voor een bedrijf dat de ene krankzinnige monstertocht na de andere organiseert) ons bood: van Suriname naar Peru rijden, dwars door Zuid-Amerika. Door de Amazone en over de Andes, door oerwouden, bergpassen en zoutvlaktes – een rit van negenduizend kilometer waarvan minstens drieduizend over plekken waar niet eens een weg is. Avontuur! De route begint in Paramaribo en voert dan via Frans-Guyana naar Brazilië, Bolivia en tot slot de Peruviaanse hoofdstad Lima. De tocht neemt vier weken in beslag, en omdat er ook nog een paar artikelen (deze artikelen) gemaakt moeten worden, besluiten wij de boel in tweeën te delen. Hoofdredacteur Roland doet het eerste stuk, in het Boliviaanse Santa Cruz neemt collega Bas het stuur over. Als dat er nog is, tenminste.
 
Want toen het tijdstip van vertrek naderde, kwamen de twijfels. Wat moeten wij, stads-jongetjes bij uitstek, nou in hemelsnaam in de jungle? Op bergtoppen waar een gemiddelde condor flauwvalt van de hoogteziekte? Willen we eigenlijk wel aan de bovenkant worden lek gestoken door enge insecten terwijl onze onderkant langzaam wordt weggevreten door bloedzuigers ter grootte van een kinderarmpje? Waar beginnen we aan? En: zijn we goed voorbereid?
 
Aan dat laatste valt gelukkig het een en ander te doen. Eerst maar eens de auto. Wat moet het er voor een worden? Iets met rupsbanden en veel bepantsering had overduidelijk de voorkeur, maar bleek wat lastig te regelen. Een Mercedes G-klasse dan? Een moddervette Defender? Ligt voor de hand, nietwaar? Maar kom op zeg. Dit is wel TopGear. Met een G kan iedereen het. Met zo’n Defender heb je niet eens een rijbewijs nodig, die zet je in z’n 1 en die vindt zelf de weg wel. Nee, te makkelijk en dus niets voor ons, het moet wel een beetje spannend blijven. Een willekeurig barrel van 500 euro gaat ook te ver, dan moet je kunnen en willen sleutelen en wat ons betreft is het de bedoeling dat de motorkap zo veel mogelijk dicht blijft. Eens denken. Natuurlijk! Een bluf-SUV! Zo’n ding dat er stoer uitziet, maar waarvan iedereen denkt dat hij bij de eerste verkeersdrempel vast blijft zitten. En dat wij dan gaan aantonen dat dat helemaal niet zo is. Geniaal in al z’n eenvoud.
 
Wij bellen – en laten ze bij Kia ook best benieuwd zijn of hun verkoopwondertje Sportage méér kan dan kinderen en boodschappen versjouwen. Geregeld. Natuurlijk dient de auto zo veel mogelijk standaard te blijven, maar een paar kleine aanpassingen zijn bittere noodzaak.
 
Zo zal het voorste deel van de bodemplaat, een flutterig ding dat hooguit bescherming biedt tegen opwaaiende herfstblaadjes, vervangen moeten worden door iets stevigers, anders rijden we in no-time de halve onderkant onder de auto vandaan. De oude bodemplaat wordt verwijderd en als mal gebruikt om een metalen exemplaar op maat te maken. Kia op de brug, nieuwe plaat ertegenaan, boutjes vastdraaien, klaar.
 

 
Die bandjes – prima voor op de A44, maar je komt er niet eens mee voorbij het bordje ‘Rimboe’. Die worden dus vervangen door modder- en rotsbestendige noppenbanden. Voor de rest overdrijven we het niet. We hadden graag een 12-volts champagnekoeler gezien, maar die blijkt niet eens in het accessoiresprogramma van Kia voor te komen.
 
We houden het dus maar bij een ventilatortje van de Halfords (mocht de airco onverhoopt uitvallen. We worden trouwens door de andere deelnemers vrij hartelijk uitgelachen om het feit dat de Sportage airco hééft. Zij, de bikkels, hebben dat niet. Niet nodig ook. Want zij hebben arko. Wat dan weer een afkorting blijkt te zijn van Alle Ramen Kunnen Open (Survivors-humor). Verder monteren we een imperiaal waar de reservebanden op kunnen liggen.
 
‘Voor de goede orde: wij stellen sollicitaties niet op prijs voordat het lichaam van onze hoofdredacteur goed en wel gerepatrieerd is’
 
Nee, als er één moeizame factor in dit geheel is, is het de mens. Die kan namelijk kapot. Of ziek worden. In contreien als Zuid-Amerika is het verbazingwekkend simpel ten prooi te vallen aan grauwe blafhoest, knokkelschompes of ohmijngodlaathetstoppenitis, stuk voor stuk onbehandelbare aandoeningen waarvan je je knap beroerd schijnt te kunnen gaan voelen. Gelukkig zijn er ook andere ongemakken als gele koorts, waartegen inentingen mogelijk zijn, dus die hebben we fluks laten zetten. Een pleziertripje wordt het niet, zoveel is duidelijk. Het zal je niet verbazen dat de enige expeditieleden die verwachten enig genoegen aan de reis te zullen beleven, respectievelijk penningmeester en vicevoorzitter van de rooms-katholieke SM-vereniging Het Knallende Zweepje uit het pittoreske Lierop bleken te zijn.
 
Kleding – héél belangrijk. Er schijnt maar één middel werkelijk afdoende te zijn tegen kruipend en vliegend milieu en dat is Deet, een chemisch goedje dat door meerpotigen verafschuwd wordt. Fijn dus dat je kleren en hangmatten kunt kopen die in het spul gemarineerd zijn, dus die hebben we aangeschaft. Dat Deet nabije familie van napalm schijnt te zijn, nemen we voor lief; muggen houden niet van afbladderende huid.
 
En dan zijn er nog de basics. Touw. Duct-tape – véél duct-tape. Startkabels. Een tent die zelfs wij kunnen opzetten. Water. Verbanddoos. Wat en Hoe’s in het Spaans, Sranan Tongo en Yanomami. Slaapzak en matje. Lokale valuta. Tie-rips. Opladers voor van alles en nog wat. Het routeboek. Een satelliettelefoon. Handschoenen. Kompas. Zeep. Internationale rijbewijzen. Zonnebrandcrème. Gereedschap, zodat anderen onze panne kunnen verhelpen. Het calamiteitenboek. Kaplaarzen. De lijst is gelukkig net zo eindeloos als onze hoeveelheid bagageruimte.
 
Tot de tanden gewapend met goede wil hebben we de auto afgeleverd in de haven van Rotterdam, alwaar ie verscheept is richting Paramaribo. Hoofdredacteur Roland is ‘m twee weken later achterna gevlogen. Voor de goede orde: wij stellen sollicitaties niet op prijs voordat zijn lichaam goed en wel gerepatrieerd is. Dat respect zul je dan maar even moeten opbrengen.
 
Lees hier deel 2 van ons AmAndes-verhaal, waarin we van Paramaribo naar Santa Cruz rijden!

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear