Eerder kon je lezen over onze voorbereidingen op een helse trip door zuidelijk Afrika in, jawel, een Opel Mokka. In deel 2 van dit heroïsche epistel leggen we het eerste stuk af, door Zuid-Afrika.

We brengen het je voor de zekerheid nog even in herinnering: we proberen in iets meer dan twee weken ruim 5.000 kilometer door het zuidelijke deel van Afrika te rijden, dwars door de bush, vanuit Zuid-Afrika, door Namibië om uiteindelijk in Botswana uit te komen op de plek waar de heren Clarkson, Hammond en May ooit in oude barrels naartoe reden. Wij gebruiken dit keer geen oud barrel omdat de route die we nemen flink wat moeilijker is en we niet van sleutelen houden. In de plaats van een zeepkist nemen we een volwaardige vierwielaangedreven SUV mee.

Volwaardig. Dat is een interessante kwalificatie in dit licht. Want de auto waarmee we deze trip ondernemen, is niets meer (of minder) dan een Opel Mokka – een SUV-achtige die eigenlijk meer voor hippe stadsmensen is bedoeld dan voor ruige ontdekkingsreizigers – en zo voelen we ons toch wel een beetje, ondanks een mega-Samsonite vol schone kleren. Eigenlijk voldoet de Opel Mokka in alle opzichten niet aan de eisen waaraan een auto voor deze reis zou moeten voldoen, op de vierwielaandrijving na.

De drie andere teams, die we gemakshalve al na enkele dagen als onze begeleidingsequipes beschouwen, huren ter plekke een auto van een bedrijf dat Bushlore Africa Self-Drive Safari’s heet: die verhuren alleen speciale Toyota Land Cruisers en Hilux’en of Land Rover Defenders en Discovery’s. Mastodonten waarin twee Mokka’s passen en waar twee Mokka’s naast elkaar bijna onderdoor kunnen rijden. Die huurauto’s hebben aangepaste, verhoogde vering, andere banden en minstens twee reservebanden, een grotere brandstoftank (tenminste 130 liter, dus 1.000 kilometer rijden zonder te tanken gaat met gemak), uiteraard voor diesel, sperdifferentieellock-toestanden met hoge en lage gearing, hier en daar wat stalen pijpen bij bumpers en lampen, gereedschapskisten met hydraulische krik aan boord en, nou ja, ze zijn gebouwd om onder barre omstandigheden hun werk te doen. Maar niet vooruit te branden. Daarnaast beschikt het team in de Land Rover over voorverpakte cupcakes en een flink mes.


Onze standaard Mokka heeft een tank van 53 liter waarin benzine gaat (met een door Opel opgegeven gemiddeld verbruik van 6,4 l/100 km moeten we daarmee toch 800 kilometer kunnen rijden, leert een snelle rekensom), kent geen aparte rijstand voor ruig terrein (en regelt dus zelf hoe ie met de aandrijving van de vier wielen omgaat) en de bodem hangt ongeveer een schoenlengte boven de grond. Niet heel jungle-waardig.

De motor, met turbo, levert 140 pk waarmee ie 195 km/u zou moeten halen en in iets minder dan 10 seconden van 0 naar 100 kan optrekken. Toch pasten we ‘m een heel klein beetje aan de omstandigheden aan: de Mokka kreeg heuse offroad-banden en één offroad-reserveband die op een dakdrager werd geschroefd, en we lieten ter bescherming een stalen plaat ter grote van een salontafel onder de motor schroeven. Dat was het wel.

'Tot hoe ver kan een Mokka eigenlijk onder water? En wat doet een wilde baviaan als ie een witte Mokka ziet?'

Natuurlijk namen we wat extra gereedschap mee, voor het geval dat: een waterpomptang, duct-tape en tie-wraps. Waarbij we kunnen aantekenen niet de illusie te hebben ook maar iets daarmee te kunnen uithalen, mocht de Mokka onverhoopt een probleempje krijgen. Voor ons eigen welzijn stopten we nog een setje steriele naalden bij ons, wat diarreeremmers en malariapillen. Interessant om over dat laatste te melden is dat alleen in kleine delen van Namibië en Zuid-Afrika en in een wat groter deel van Botswana malaria voorkomt. De kans dat je het oploopt, of knokkelkoorts wanneer je niet door een malariamug, maar een denguemug wordt gestoken en waar geen medicijn voor is, is niet heel groot. Zie het meer zo: als een Afrikaan naar Nederland wil reizen en daarvoor de lokale GG & GD consulteert, krijgt hij een berg pillen en zalven mee tegen wespen, teken en Volendamse muziek – wij krijgen het advies om malariapillen te slikken en ons in te smeren met muggenwerende sprays. Wat we dan ook braaf doen.

Terug naar de Mokka, die zonder problemen de boottrip van Antwerpen naar Durban heeft doorstaan en inmiddels op ons vertrekpunt in Johannesburg is aanbeland. De eerste meters moeten we even wennen: iedereen rijdt hier aan de verkeerde kant van de weg. Na anderhalve minuut op de keurige asfaltwegen schieten we de snaarstrakke snelweg op richting de kust. Afgezien van wat extra windgeruis door de dakdrager met reserveband rijdt ie precies zoals we verwachten. Lekker. Airco aan, muziekje op – de andere banden op grote velgen doen nagenoeg geen afbreuk aan z’n rijgedrag. We halen hier en daar wat auto’s in, testen z’n topsnelheid (170 km/u was het maximale dat we eruit konden persen door die dakdraagtoestand en afwijkende banden) en na 420 kilometer staan we bij een benzinepomp. Terwijl de tank toch vol was bij vertrek. In plaats van 1 op 15,6 halen we dus net geen 1 op 8. We wijten het uiteraard aan de dikke banden, de aerodynamische verstoring van de dakdrager en het extra gewicht aan koffers en staalplaat onder de motor. En onze bepaald niet ingetogen rijstijl.


Dat laatste viel de Zuid-Afrikaanse politie de eerste dag al op: onder ongeveer elk viaduct staat een agent met lasergun te grijnzen, maar die ene die voor het viaduct stond toen wij met 140 over een doorgetrokken streep een ezel inhaalden, zagen we over het hoofd. Of we even 2.000 rand wilden betalen, omgerekend 200 euro. Als je die eindeloos herhaalde wegpiraatprogramma’s op de buis weleens kijkt, dan weet je dat het voor buitenlanders loont om bij aanhouding in Nederland een beetje de onnozele uit te hangen dus we pasten die truc ook hier toe. Dat werkte: ze lieten ons gaan, allervriendelijkst. Tegen contante betaling van 800 rand (alsnog 80 euro), en we kregen er geen bonnetje van.

De eerste honderden kilometers geen vuiltje aan de lucht. Nou ja, een deuk in het voorscherm van de Mokka omdat we bij het wegrijden van een parkeerplaats een pick-up – een zogenaamd bakkie – over het hoofd zien. Allemaal aardige mensen, het standaard papierwerk invullen, proces-verbaal laten opmaken, ook aardige politiemensen, en we kunnen weer door. Naar de eerste beproeving, even weg van het uiterst zonnige maar toch wat saaie landschap doorklieft door een lange, rechte snelweg. We rijden de Baviaanskloof binnen.

Dit ruige natuurgebied van 270.000 hectare kun je over een afstand van dik 200 kilometer doorkruisen, je mag er alleen rijden als je een 4×4 hebt of een hoog op de wielen staande auto. Aan dat eerste voldoen we en al gauw is duidelijk waarom deze eisen gesteld worden: dit wordt de eerste beproeving voor de Mokka. De weg bestaat deels uit mul zand, grote delen uit een pad vol keien – variërend in grote van een euromunt tot een voetbal en delen waarvan de ondergrond niet helemaal duidelijk is omdat het onder water staat. Dat zand en steen zal allemaal wel gaan, mits de kuilen niet al te diep zijn, maar tot hoe ver kan een Mokka eigenlijk onder water? En, wat doet een wilde baviaan als ie een witte Mokka ziet?

Voorzichtig laveren we bergen op en af over los gesteente, we rijden wat vlotter op de vlakke stukken met zand en wanneer we ineens een dichtbegroeid gebied inrijden, staan we voor een kleine rivier. Of eigenlijk is het meer een ondergelopen stuk land. Wijs als we zijn, laten we de Land Rover en Toyota’s als eerste deze nattigheid doorwaden zodat we aandachtig kunnen kijken of ze kopje onder gaan of niet. Alle drie de Tonka’s verdwijnen slechts tot hun buik onder water, schudden er een beetje bij doordat de bodem klaarblijkelijk niet heel vlak is, en bereiken vrij gemakkelijk de overkant. Goed, gas erop, en met enige voorzichtigheid nemen we ook een duik. Het water spat tot over het dak, maar de Mokka geeft geen krimp en bereikt met twee vingers in de neus de overkant. Dat geeft een vertrouwenwekkend gevoel.


We groeten wat bavianen die niet op- of omkijken en een paar uur en vele doorwadingen later bereiken we de bewoonde, geasfalteerde wereld. Op naar Kaapstad, langs de kust, waardoor het landschap verandert van enigszins West-Europees naar een meer Afrikaans, roodgekleurde omgeving met bergvormen die je elders niet zo snel zult zien. Dat geldt ook voor de townships die om de grote steden liggen – de uit golfplaat en plastic rommel opgetrokken sloppenwijken die zich soms zo ver je kunt kijken, uitstrekken over het landschap. Langzaam maar zeker worden ze achter hoge muren weggewerkt om ze aan het zicht te onttrekken. Maar ze zijn er wel. Voor miljoenen Zuid-Afrikanen.

We laten de contrasten die Zuid-Afrika biedt op ons inwerken. Het is een prachtig land, de mensen zijn vriendelijk en ervaringen als ‘nooit stoppen voor een rood licht want je wordt overvallen’ hebben we niet. Misschien is ’s nachts geld pinnen in een donker steegje van Johannesburg gevaarlijk, maar is dat in de Bijlmer niet ook zo? De verschillen tussen arm en rijk zijn groot, tussen blank en zwart ook, al is sprake van een opkomst van een grote, goed opgeleide middenklasse. Maar ook van veel corruptie, klagen Zuid-Afrikanen die wij spraken.

We verlaten het dynamische deel van Zuid-Afrika en maken ons op voor een honderden kilometers lange asfaltweg naar Namibië. De Mokka is ontgroend en heeft zich daar met gemak doorheen geslagen. Maar het zware deel van deze reis moet nog komen… Lees meer in deel 3 van ons avontuur.
 

Tussenrapport

Schade: voorscherm en koplamp door aanrijding, kofferklep door achtergebleven schroeven, 80 euro boete voor inhalen ezel

Waterdichtheid: 9
Terreinvaardigheid: 9
Robuustheid: 9
Snelheid: 9
Kofferruimte: 6

Tussenresultaat: 8,4
 

Zelf een keer meedoen?

Ook zin in zo’n barre tocht? Dat kan met CarChallenge. Met je eigen auto, natuurlijk het leukst, of met een gehuurde auto – ook leuk als je het eigen risico afkoopt. Kijk maar even op www.carchallenge.nl voor de locaties van dit jaar, ze gaan namelijk zo’n beetje de hele wereld rond dus er zijn vast nog wel plekjes waar je nog nooit bent geweest.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear