TopGear rijdt met een Opel Mokka dwars door zuidelijk Afrika, de voorbereidingen en het eerste deel van de trip zitten er inmiddels op: Zuid-Afrika bleek op een paar kleinigheidjes na een makkie voor de Mokka. De nieuwe uitdaging heet Namibië.
‘Ik heb gisteravond een feestje gehad en veel te veel gezopen dus ik heb koppijn. Maak het me niet te lastig, open de achterklep, wat kom je hier eigenlijk doen?’ Een klein, veel te dik mannetje in Namibisch douane-uniform loopt met wilde armgebaren en af en toe naar z’n bonkende hoofd grijpend om de Mokka heen. ‘Waar komt dit ding eigenlijk vandaan?’ We leggen ‘m uit dat deze Opel uit Nederland komt, we ermee door Afrika crossen en dat we zijn land Namibië daarbij zeker niet willen overslaan. ‘Mooi. Geef hier maar lekker veel geld uit. Laat al die papieren maar zitten, dat geloof ik wel. Heb je een flesje water voor me?’
Na een urenlange rit van pakweg Citrusdal naar Viooldrift – een stuk nieuw geasfalteerd weg door een zandwoestijn in het noordwesten van Zuid-Afrika – arriveren we bij de grens met Namibië. In ruil voor een flesje water, een belangwekkende maar volslagen overbodige invuloefening van papieren en passen, verruilen we de Zuid-Afrikaanse bodem voor die van Namibië. De kaal- en dorheid van het noordwesten van Zuid-Afrika zet zich voort in Namibië met als groot verschil dat in Namibië na een paar kilometer het asfalt ophoudt – iets dat we pas weer rond de hoofdstad Windhoek zullen terugzien. We doorklieven het land van zuid naar noord om dan via het noordoosten Botswana binnen te rijden. Dat lijkt makkelijk in een land zo groot als pakweg Frankrijk, maar de route die wij nemen is dat bepaald niet. De weg is van zand, grind en keien, wordt eens in de zoveel tijd door een paar machines aangestampt en zorgt ervoor dat je het gevoel hebt op stroeve sneeuw te rijden. Je snapt: het kind in ons komt boven.
Afgezien van wat plassen water en een paar honderd kilometer zandwegen heeft de Opel Mokka eigenlijk nog geen serieuze uitdaging voor z’n kiezen gehad. Dat wordt nu anders, met bijna 2.000 kilometer aan zand en stenen voor de boeg. Als altijd bouwen we het langzaam op. Eerst rijden we achter een stofwolk van de ons vergezellende Land Rover Defender en Toyota Hilux’en aan, met een gangetje van 80 km/u.
Met arendsogen scan ik de ‘weg’ vlak voor me, beducht op grote keien en diepe kuilen. Met 80 km/u kan zoiets het abrupte einde van de Mokka betekenen en in het minst erge geval een lekke band. En als ik ergens een hekel aan heb, is het wel het verwisselen van een wiel, midden in een woestijn, met bijna 40 graden Celsius. In de verte zien we de Hilux van organisator Jan-Willem af en toe een driftje maken. De Defender ervoor stampt soeverein door, daar drift je niet mee. Bovendien zijn de bestuurder en z’n bijrijder, net als alle dagen daarvoor, verwikkeld in een gecompliceerde discussie over de zin van het leven en de hoeveelheid nog aanwezige voorverpakte cupcakes. Hilux nummer twee, met daarin de voor ons belangrijkste man, Cees geheten, rijdt als altijd keurig. Wat wil je, als je nieuwbakken vriendin naast je zit. Ik pruts wat met de knop van het esp – uit, bochtje, beetje driften met vierwielaandrijving, aan, weer een bochtje, proberen te driften, esp laten ingrijpen – en val bijkans in slaap.
‘Lekker uitzicht’, bromt m’n bijrijder terwijl hij door een laaghangend wolkendek van stof een berg ontwaart. Ik kijk hem aan. ‘Zullen we?’ vraag ik. ‘Als je maar voorzichtig doet.’ Mijn bijrijder is een pure bijrijder, in de letterlijke zin van het woord. Hij rijdt alleen bij. Ik zal dus alle kilometers van deze trip achter het stuur zitten. Hij vindt dat prima. Hij is 69 en vindt veel prima. Behalve als het zo hard gaat dat hij, en ik citeer, ‘z’n leven aan zich voorbij ziet trekken’. Ik zet het esp uit, geef gas en duik de dichte mist van zand in.
Mijn zicht beperkt zich tot een paar meter, de snelheid loopt op richting de 120 km/u. Dat klinkt heel suïcidaal, maar de weg is hier zo breed als het land zelf en de hoeveelheid tegenliggers is op dagelijkse basis op de vingers van een hand te tellen. Bovendien houden we gewoon lekker links: ook in Namibië rijden ze aan de verkeerde kant van de weg. Drie minuten later hebben we weer zicht, panoramisch, van een ongekende schoonheid: uitgestrekte leegte, onderbroken door roodgekleurde bergen op een gele ondergrond die vanuit een strakblauwe hemel door de zon nog eens extra belicht wordt. Dit is Afrika zoals je je Afrika voorstelt. Puur, eerlijk, ongerept, groots.
'De benzinelucht verdwijnt niet en ik maak me toch zorgen: de actieradius op de boordcomputer neemt per minuut met een kilometer of tien af'
‘Doe voorzichtig op de weg die je nu gaat rijden,’ zegt de boer die ons samen met z’n vrouw een uitgebreide lunch serveert, ‘ik heb er al meerdere auto’s afgesleept en het dichtstbijzijnde ziekenhuis is 400 kilometer verderop’. Hij loopt om de Mokka. ‘Goed spul hoor, dat Opel. Ik heb er zelf een en die rijdt al 600.000 kilometer probleemloos. Nog steeds dezelfde motor en dezelfde bak.’ Ik zie een oud barrel onder een golfplaten dakje – ISUZU staat met koeienletters achterop de pick-up. We checken nog even de onderkant van de Mokka. Een kleine 12 miljoen stenen zijn tegen de onderkant geslagen, de uit voorzorg aangebrachte stalen plaat ter bescherming van de motor doet z’n werk voorbeeldig. Verderop onder de Mokka zitten hier en daar wat plastic beschermkapjes: eentje hangt los, twee blijken foetsie. Oh, en de rand onder de voorbumper, een plastic lip, is ook verdwenen. De Mokka rijdt er niet minder door, we vervolgen onze weg wederom met een glimlach. En die weg verandert niet significant, hij wordt alleen wat smaller en meer heuvelachtig. Een beetje een paniekzaaier, die ouwe boer, denken we.
Dan. Een klap. Een vloek. Benzinelucht. Ik reed zojuist over de top van een venijnig heuveltje en bij het neerkomen – nee, ik geloof niet dat ik met vier wielen loskwam – zakt de Mokka zo diep in z’n vering dat de bodem met een klap op de grond komt. In m’n binnenspiegel zie ik een grote kei uit het zand steken, precies in het midden van de weg, op het punt waar ik zo’n beetje terecht kwam. We hadden nog niet zo lang geleden getankt, wellicht dat door de klap wat benzine uit het vulgat is geklotst, schiet er door m’n hoofd. Heel technisch ben ik niet. Maar de voor ons belangrijkste man Cees gelukkig wel.
Cees en ik hangen samen met onze hoofden onder de auto. Ik zie een bodemplaat, met wat slangen en frutsels, en een loshangend stukje plastic, Cees ziet een flinke deuk in de benzinetank. ‘Die dingen kunnen wel een klap hebben,’ zegt Cees geruststellend, ‘en er lekt nergens benzine’. ‘Mooi,’ zeg ik, ‘dan rijden we weer verder’. De benzinelucht verdwijnt niet en ik maak me toch zorgen: de actieradius op de boordcomputer neemt per minuut met een kilometer of tien af, en toch rijden we lang geen 600 km/u. Misschien dat het riviertje dat zich een stuk weg eigen heeft gemaakt, uitkomst biedt.
Organisator Jan-Willem knalt er met z’n Hilux zo hard doorheen dat z’n voorbumper vrijwel op de grond komt te bungelen. Een gevalletje duct-tape waarop de man met het mes uit de Defender zich met groot plezier stort. Ik doe rustig aan, vooral ook om de Mokka een beetje af te spoelen en verrek, het werkt. De benzinelucht is verdwenen, de boordcomputer herpakt zich (al zal de actieradius vanaf nu bij een volle tank bijna 100 kilometer minder zijn, waaruit je mag concluderen dat de tank door de deuk ongeveer met een vijfde is verkleind) en de Mokka rijdt onverstoorbaar verder.
De zorgeloosheid die de kwaliteit van de Opel Mokka met zich meebrengt – niet vanzelfsprekend over deze wegen – geeft ons de gelegenheid Namibië op ons te laten inwerken. Het land is fraai, bijzonder ongerept, al is er weinig wild te bekennen: alles wat hier meer dan twee poten heeft, is zo’n beetje gestroopt en/of opgegeten. Het land is groot en leeg, het gebrek aan wild versterkt dat gevoel nog eens. Ik laat me vertellen dan er hier en daar wat wildbeheerprogramma’s worden opgezet. Verder valt op dat je nergens met je Eurocard terecht kunt, Visa is alles wat de klok slaat. Als je al ergens een geldautomaat aantreft. Dan nog is het oppassen geblazen, meer dan de helft van onze groep bleek geskimmed. Ondanks dat is Namibië een aanrader om per auto te doorkruisen. Zelfs met een Opel Mokka.
In het vierde en laatste deel van deze reis doorkruisen we Botswana.
Tussenrapport
Schade: deuk in benzinetank, wat beschermplastics onder de auto zijn verdwenen
Zandvaardigheid: 8
Driftbaarheid: 7 (met esp uit)
Wendbaarheid: 9
Snelheid: 8
Akoestiek voor muziek: 8
Tussenresultaat: 8
Zelf een keer meedoen?
Carchallenge.nl is de organisatie die voor ons de route uitstippelde, de hotels en tenten regelde en ons begeleidde op deze trip door Zuid-Afrika, Namibië en Botswana (waarover je later deze week kunt lezen). Jij kunt ook met hen mee: je kan dat met je eigen auto doen, maar je kunt er ook een ter plekke huren. Handig is sowieso dat je een 4×4 hebt die hoog op z’n wielen staat. Neem gerust contact met ze op via www.carchallenge.nl om te informeren naar de mogelijkheden, want ze bieden ook een totaalpakket aan onder de naam fly & drive.
Reacties