Het zijn altijd de wat stille types. De grijze muis van de it-afdeling die eigenlijk een concertpianist blijkt te zijn; de aardige man van drie deuren verderop die wordt ontmaskerd als een seriemoordenaar met een kelder vol verontrustend echte modeltreinen. Ze hebben iets gemeen: je denkt dat je ze kent, tot het moment dat ze iets uithalen wat ervoor zorgt dat je mond openvalt van verbazing, en dat al je vooroordelen ten aanzien van die persoon in een klap ongedaan worden gemaakt. Iets soortgelijks is me overkomen met de A1 Quattro. Zelfs tot het punt waarop ik nog met enige waardigheid kan zeggen: ik heb een hele dag met een Lambo gereden, maar ik wil met de A1 naar huis.
 
Enige uitleg is noodzakelijk. Er is niets mis met de standaard A1. Maar het is een ding. Hij doet z’n werk. De auto voelt aan alsof ie uit een blok cynisme is gehouwen en gepolijst door een comité van algoritmen wier enige taak in dit schimmige universum is om ervoor te zorgen dat je als klant nooit teleurgesteld zult zijn. Maar deze vorm van risicomijdend gedrag heeft tot gevolg dat de auto aanvoelt als een plaatselijke verdoving. Je weet dat je het ervaart, maar de kans dat je iets voelt, is klein.
 
De A1 Quattro is anders. Draai je om en hij heeft z’n onderbroek over z’n broek aangetrokken en maakt idiote bewegingen voordat je weet wat er aan de hand is. Visueel gezien is de auto redelijk beschaafd gebleven. Wanneer je er een naast een Lamborghini of een Ferrari FF zet, zijn het de uitgebouwde wielkasten en de lange lage lijnen van de supersportwagens die de aandacht trekken. Maar kijk eens beter.
 
Het is geen grote vierkante hommage aan de oer-Quattro, maar er is wel een ver naar beneden doorgetrokken voorspoiler, wat skirts hier en daar en een paar uitlaatpijpen met een doorsnede van tien centimeter. Er is een zwart dak, een kleine achterspoiler en er zijn vier 18-inch retro-achtige ‘Turbine’-lichtmetalen wielen in dezelfde kleur wit als de rest van de carrosserie. Er zijn veel ‘quattro’-badges en enkele rode accenten in de koplampen, waardoor de auto er in een achteruitkijkspiegel uitziet als een gezicht met bloeddoorlopen ogen. Toch is het eindresultaat tamelijk subtiel. Dat maakt het allemaal nog beter.
 
Aanvankelijk bekijk ik de auto met de nodige scepsis. Het blijft natuurlijk een A1, en A1’s zijn saai. Bovendien moesten de prachtige standaard turbinewielen wijken voor vier spijkerbanden die gemonteerd zijn op veel smallere banden waardoor het eindresultaat nogal iel oogt.
 
Wanneer ik omhoog kijk, zie ik drie elanden het woud uitlopen in een galop waarbij teveel knieën betrokken lijken te zijn. Ze maken een laag, loeiend, alarmerend geluid. Ik kijk achterom en zie waarom. De deur aan bestuurderskant wordt dichtgetrokken en ik zie nog net een flits van net een andere tint wit. The Stig is hier.
 

 
Om onze tijd nuttig te besteden, kruip ik naast hem in de passagiersstoel, sla de deur dicht en merk vervolgens dat hij, eh, het, naar me staart. De handen zijn op ‘kwart voor drie’ geplaatst op het stuur. De A1 start met een hoest, het esp wordt uitgeschakeld – ik zie het aan het kleine waarschuwingslampje op het dashboard – en de auto valt in z’n eerste versnelling. Het is niet leuk. Het esp kan hier – in tegenstelling tot andere Audi’s – compleet worden uitgeschakeld door het desbetreffende knopje compleet in te drukken. De A1 is bovendien uitsluitend leverbaar met een handgeschakelde zesbak. Niets aan de hand zou je zeggen, ware het niet dat gedurende al deze handelingen The Stig zijn handen niet van het stuur heeft gehaald.
 
Klik. ‘Ik moet nog even mijn, eh, riem vastmaken’, mompel ik en ik trek zo hard aan de riem dat deze meteen blokkeert. Klik. ‘Ik ben, eh, zo terug.’ Klik. We zijn onderweg. Volle kracht. Op ijs. Ik maak een geluid achterin mijn keel dat naar angst smaakt. The Stig houdt het gaspedaal helemaal naar beneden. En ik ben behoorlijk verbaasd. De A1 Quattro stuift over de vlakte, ondertussen grote sneeuwfonteinen opwerpend en daarbij een geluid producerend dat het midden houdt tussen een rallywagen en een dodelijk zieke straalmotor.
 
‘Hoe harder je gaat, hoe langer en glorieuzer je drifts worden. Het is bijna sereen’
 
Oh ja, de motor. Het is een turbo-aangedreven viercilinder TFSI met 256 pk en 350 Newtonmeter. Hij is voorzien van de standaard Audi-technologie. Een paar balans-assen, zware directe injectie en een intercooler voor de kleine turbo, maar naar echte nieuwe technieken zoek je hier tevergeefs. Dat maakt hem tamelijk gewoontjes, totdat je je realiseert dat deze motor zich in een A1 bevindt – een auto waarvan de vermogensband tot nu toe eindigde in de 180-pk regionen en waarvan de afmetingen doen denken aan een op de motorsport georiënteerd vingerhoedje. Ja, van 0 naar 100 km/u in 5,7 seconden en een topsnelheid van 245 km/u is snel, maar je kunt er met moeite een moderne TT mee bijhouden. De kale cijfers doen ‘m dan ook weinig recht.
 
Maar gooi ‘m blind een bocht in en je snapt waarom. Het enige wat de A1 Quattro wil, is de breedte van je grijns meten. Delf wat dieper en je vindt een enorme hoeveelheid volwassen techniek in de kleinste Quattro.
 
Het klinkt misschien een beetje raar, maar de aandrijving is in essentie gelijk aan die van de Lamborghini’s, maar dan omgekeerd, en dus nog meer als dat van de RS3. De A1 is dus voorwielaangedreven, totdat het systeem wielspin detecteert. Op dat moment komt er een lamellenkoppeling in actie, die zich op de achteras bevindt. Dit om te helpen om de gewichtsverdeling in zo’n kleine auto te optimaliseren. Daarna worden de aandrijfkrachten ook naar de achterwielen geleid.
 
De oudere varianten van dit systeem waren een beetje bonkig – de voorwielen moesten daadwerkelijk doorslippen voordat de achterwielen erbij kwamen – maar deze moderner variant heeft een separaat drukreservoir dat verschillende lamellen in milliseconden in beweging kan zetten. Sneller dan je brein het zich realiseert in ieder geval. De A1 reageert ook sneller en meer gefocust dan de RS3. En wanneer een enkel wiel begint door te slippen, is er nog een elektronisch differentieel dat overbodige wielspin elimineert en ervoor zorgt dat je in de juiste richting gaat. En dat doet de A1 Quattro.
 

 
Tenminste, zolang de beweging – zoals in ons geval – zijwaarts is. The Stig houdt zich niet in, wat betekent dat we op geen enkel moment recht vooruit gaan. De A1 heeft een groot probleem als het gaat om driften op het ijs, namelijk z’n geringe wielbasis. Hetgeen er voor zorgt dat de Audi snel instuurt en ‘m zo beweeglijk maakt als een bromvlieg – de korte afstand tussen de wielen – zou ‘m ook tricky moeten maken. Want hoe langer de wielbasis, hoe meer tijd je hebt om te reageren op het uitbreken. Een Audi als de A1 – vooral de Quattro en dan ook nog op ijs – zou zich als een dronkaard tegen je moeten keren: snel en agressief. Maar dat doet ie niet. Hij voelt fantastisch.
 
Wanneer je de timing goed voor elkaar hebt bij de overgangen, hoef je de auto niet eens te besturen met het stuur – je speelt gewoon met het gaspedaal en gebruikt de verkanting van de weg en het gewicht van de auto om jezelf binnen de lijnen te houden. Hoe harder je gaat, hoe makkelijker het is, en hoe langer en glorieuzer je drifts worden. Het is bijna sereen.
 
Deze auto is een fijne plek om te zijn. Aan de binnenkant gaat het weliswaar allemaal om later toegevoegde, subtiele visuele verbeteringen en veel zwart leer, maar het is in ieder geval geen leeggetrokken semi-racer. Na enige tijd achter het stuur waan je je bijna in een gekrompen A8. De stoelen zijn prachtig, er is een goed infotainment-systeem, xenonverlichting, automatische airco, alles is elektrisch, er is een mobiele wifi-hotspot (ja, echt) en zelfs een 465 Watt sterke B&O-geluidsinstallatie met veertien speakers. Die – wanneer het raspende getetter van de motor zelf je gaat vervelen – kolossaal klinkt in zo’n kleine ruimte.
 
Het gaat niet om de extra’s. Dat is niet meer dan garnering. En nadat The Stig het bevroren meer heeft verlaten (hij stopte in Bocht 2 en liep zomaar het bos in, in de richting van de inmiddels verdwenen elanden), word ik in de daaropvolgende, eindeloze uren verliefd op een A1. Een statement waarover ik me een beetje vies voel wanneer ik het zo opschrijf. De nieuwe A1 Quattro is een beetje als The Stig. Relatief klein, ongrijpbaar en erg wit. Zwijgzaam. Maar dan, op onverwachte wijze, rijdt ie naar een circuit en doet de meest ongelooflijke dingen. Dingen die ervoor zorgen dat je van ‘m gaat houden, ook al geeft die liefde je een ongemakkelijk gevoel waarover je het nooit zult hebben in het gezelschap van vrienden.
 
De Nederlandse Audi-importeur heeft beslag weten te leggen op exact 7 van de 333 gebouwde exemplaren. Een gering aantal, maar daar staat tegenover dat de hete hatch liefst 70.000 euro kost. Dat klinkt als een groot bedrag voor een Audi A1. Maar het is enorm goedkoop voor een junior supersportwagen.

Audi A1 Quattro

 

Motor: 2,0 liter, viercilinder turbo benzine

Vermogen: 256 pk

Koppel: 350 Nm

Transmissie: handgeschakelde zesbak

Aandrijving: 4WD Haldex IV, voorwielgeorienteerd

Gewicht: 1.390 kilo

Acceleratie: 0-100 km/u in 5,7 s

Topsnelheid: 245 km/u

Prijs: € 70.000 (NL) / n.n.b. (BE)

Reacties

Meer van TopGear