Hoeveel standaard-Chirons heeft Bugatti gebouwd? Het is zo’n vraag die ik mezelf eigenlijk alleen stel als ik langdurig in bad lig te weken, de batterij van mijn telefoon al lang en breed leeg is en mijn brein op het punt staat zichzelf op te heffen. Maar toch: het is op zich wel een interessante vraag. Het hele proces van het ‘uniek maken’ van onvoorstelbaar dure productieauto’s biedt een fascinerend venster op een wereld waarin de woorden ‘op maat gemaakt’ en ‘narcisme’ niet langer van elkaar te onderscheiden zijn.
Eerder deze eeuw ging het met de Veyron al precies zo. Je had de Grand Sport en de Vitesse (was dat niet een Rover?) en die ene lange in het oranje met zwart. En die andere met porseleinen stukjes en frutseltjes. Maar hoeveel Veyrons waren er nou eigenlijk ‘gewoon’, standaard? Niet heel veel, als je afgaat op de exemplaren die af en toe te koop staan.
Kies gewoon het standaard model
Ik ben er vrij zeker van dat de zeldzaamste Veyron het basismodel is, omdat het bedrijf heeft toegegeven aan de miljardairs en ze speciale uitvoeringen heeft gegeven, zodat ze zich nog specialer konden voelen. Als je, zoals ik, een kind van de jaren ’70 en ’80 bent, zul je dit hele speciale-modellengedoe volkomen verwarrend vinden, want een speciale uitvoering van een auto – en dat was meestal een cosmetisch dingetje hier en daar en een ander likje verf – betekende in die tijd maar één ding.
Die auto zou snel uit productie gaan, en de fabrikant moest er haast wanhopig tegenaan om nog even de laatste exemplaren verkocht te krijgen, voordat het model geëuthanaseerd werd om plaats te maken voor een hip nieuw apparaat.
Ford kon het heel goed
Ford was er een ware meester in. Instapmodel-Escortjes werden opgeleukt met een paar stoere wielen en een elektrische antenne voor de cassettespeler, en er werd een flitsende advertentiecampagne gelanceerd om de mensen binnen te lokken. Maar ze probeerden het allemaal – zelfs BMW mikte de laatste 6-series vol met snuisterijtjes en noemde ze Highlines.
Daar zat tenminste nog een zekere eerlijkheid in. Voor elke betrokkene, fabrikant en consument, was het een begrijpelijk en logisch proces. Als een auto nieuw was, verkocht ie zich puur op verdienste, en als ie ouder en minder competitief werd ten opzichte van zijn rivalen, had ie wat extra lippenstift en een korter rokje nodig. Maar van de manier waarop het proces nu in zijn werk gaat, begrijp ik helemaal niets meer.
Ook AMG doet het
Neem Mercedes. In de jaren ’80 zou dat merk zich nooit hebben verlaagd tot het spelletje met de speciale edities, maar nu lanceert het zelfs AMG’s met een uitvoering ‘in gelimiteerde oplage’. Ik vind het verbijsterend.
Door mijn tachtigerjarenbril bekeken zegt dit alleen maar: ‘We hebben moeite dit gloednieuwe model te verkopen en hebben er zo weinig vertrouwen in dat mensen ’m willen hebben, dat we hem nu al naarstig opleuken en er wat stomme lak op spuiten.’ Een marketingboodschap die nóg negatiever overkomt – ik kan hem nauwelijks bedenken.
Stel jezelf deze vraag eens: de werkelijk grootse auto’s, hoeveel daarvan hebben speciale edities? Er werden 36 Ferrari 250 GTO’s gemaakt, en dat was het dan. Er zijn er niet nog veertien die in een of andere malle kleur werden gespoten en ‘Ravioli’ heten. Er zijn alleen GTO’s. Ik vermoed dat dit simpelweg betekent dat de ultrarijken destijds minder onzeker waren – ze hoefden niet te bewijzen dat hun GTO net een beetje specialer was dan die van de ander.
Hopelijk is de laatste Chiron heel normaal
Want daar komt het allemaal op neer: kunnen beweren dat jouw auto de betere is. Stel je toch eens voor dat je zo vol bent van jezelf dat je het nodig vindt om nog nét iets meer te hebben dan iemand anders die ook 2,5 miljoen aan een auto heeft uitgegeven… Hopelijk is de laatste Chiron die Bugatti bouwde een doodnormale, vooral heel erg níét speciale. En anders zouden ze hem op zijn minst in uni-blauw kunnen spuiten en een sticker met ‘Bonus’ op zijn kont plakken.
Reacties