Volgens Chris Harris zet de Ferrari 296 GTB nieuwe maatstaven voor snelle auto’s en laat zogenaamde concurrenten wel héél ver achter zich

Ik heb nog niet echt de gelegenheid gehad om een emmer aan complimenten leeg te kieperen over de Ferrari 296 GTB; toen we ermee filmden in Duitsland, was het mijn cricket spelende vriend die hem bestuurde.

De 296 is veel van wat we nu spoorslags aannemen dat een Ferrari wel zal zijn: prachtig ontwikkeld en met zo’n immens prestatieniveau dat je je werkelijk afvraagt hoeveel meer een mens nodig zou kunnen hebben. Maar wat me het meest frappeerde toen ik hem in het VK testte, was hoe effectief hij gehakt maakt van het bestaande gat tussen supercar en hypercar.

Want wat is de Ferrari 296 GTB eigenlijk?

Natuurlijk is er niet echt een precieze scheidslijn te trekken tussen twee dermate willekeurige kwalificaties, maar mijn rug heeft het altijd beschouwd als het verschil tussen ‘zo, da’s snel’ en ‘woah, wat was dat in vredesnaam?’. Wat er gebeurt als er auto’s als de 296 verschijnen: nerds als ik moeten er dan altijd even bij gaan zitten om na te denken over wat we altijd hadden beschouwd als verschillende ‘klassen’ van auto’s.

Zo reed ik in de 296 achter Paddy, die in de Pagani Huayra BC reed. Omdat hij iets bestuurde dat nog het meest leek op een heel boos insect, ging ik er eigenlijk van uit dat hij in een rechte lijn vrij gemakkelijk uit het zicht zou verdwijnen. Maar dat deed ie niet.

Dus wat we nu hebben, is een ‘instapmodelletje’ van Ferrari dat net zo snel is als een van de waanzinnigste hypercars die ooit te koop is geweest. Dat is nogal een opmerkelijke reset in de geschiedenis van snelle auto’s, en toch lijkt het aan de meeste mensen totaal voorbij te gaan.

Waar gaat het heen?

Misschien is dat omdat deze machines zo competent zijn dat mensen dit soort dingen gewoon verwachten; ze rekenen er in feite al op. Maar ik kan er niet helemaal bij, die gigantische prestaties die de 296 neerzet. En dat brengt me meteen op de volgende gedachte. Hoe ziet Ferrari de wereld van snelle auto’s precies voor zich, over een jaar of tien, als het de lat voor zichzelf nu met de basis van zijn gamma (!) al heeft neergelegd op meer dan 800 pk?

De laatste keer dat ik me zo voelde, was toen Mercedes de SL 55 lanceerde, in 2001. Dat klinkt als een nogal willekeurige keuze, maar ik weet nog heel goed dat ik ermee reed en dacht: ‘Deze auto heeft gewoon 200 pk méér dan alles waar hij geacht wordt mee te concurreren.’ De SL 55 veranderde het complete idee dat we hadden van een open GT, en van wat een open GT zou moeten zijn.

Dit soort momenten blijft me altijd bij. De eerste keer dat ik een Mitsubishi Evo reed, kon ik er niet over uit hoe een auto zich zó belachelijk snel wist te verplaatsen. Een S2000 die meer dan 8.500 toeren per minuut draaide – hoe was het mogelijk dat je op zo’n auto nog garantie kreeg ook? De 996 Turbo S voelde aan alsof ie het asfalt onder alle vier zijn wielen aan stukken trok.

De Ferrari 296 GTB legt de lat hoger

Nu voelt ie aan alsof een beetje snelwandelaar hem nog zou kunnen bijhouden. De 296 is nog verbijsterender dan al deze auto’s, omdat het niet gaat om een statement van ultieme krachtpatserij – het is het instappertje! De auto waarbij alles van dit bedrijf nu begint, en die al zo snel aanvoelt als een LaFerrari.

Ik weet niet langer wat nog een supercar of een hypercar is. Misschien heeft de 296 alle criteria meer in subjectievere hokjes geduwd, zoals geluid, of de factor ‘word ik wel gezien en gehoord?’. Ik maak me ook een beetje zorgen over de merken die het idee hebben dat ze een concurrent van Ferrari zijn. Het gat tussen Maranello en de rest is in de kwarteeuw dat ik auto’s test nog nooit zo groot geweest.

De Artura is fantastisch, maar wordt geplaagd door allerlei problemen en heeft niet die explosieve acceleratie. Aston Martin? Dat zit de laatste tijd gewoon niet op hetzelfde niveau. Het gaat lang duren voor ze weer een beetje kunnen meedoen. Op dit moment denk ik zelfs niet dat het ooit nog zal gebeuren.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)