‘Het was geen prachtige designstudio. Het was er oncomfortabel. Het was er donker. Als het buiten regende, werden we binnen nat.’ We doen ons best om mee te voelen met Chris Svensson, Fords designbaas in de Amerika’s, maar we worden nogal afgeleid. We hebben toestemming gekregen om een kijkje te nemen in de geheime ontwerpbunker, diep onder Fords ontwerpcentrum in Dearborn, Michigan, de plaats waar de GT ter wereld kwam. Het is een fascinerende plek.

‘Het was een volstrekt geheim project. We mochten er niet over praten. Daarom hebben we een aparte ruimte gecreëerd buiten onze normale studio’, vertelt Svensson. ‘Er waren maar twaalf mensen, onder wie onze belangrijkste ingenieurs, die er toegang tot hadden. Het was heel ouderwets van opzet; we hadden ieder een eigen sleutel, en tot we de auto vorig jaar in Detroit op de autoshow onthulden, wist niemand in dit gebouw er verder iets van.’
We worden rondgeleid in de sombere, raamloze studio die vandaag gelukkig wordt gespaard door de regen. Er staan drie prototypes op ware grootte achter elkaar in de lengte van de ruimte: een gelakt kleimodel, de auto die in 2015 in Detroit werd geshowd en die nu wit is geverfd, en het laatste model, dat gemaakt is van massief aluminium. Displayborden zijn behangen met schetsen, allemaal chronologisch geordend.
Chris geeft het woord aan Jamal Hameedi, chef techniek van Ford Performance: ‘Op Le Mans moet je een lage downforce hebben om voordeel te behalen. Dat maakt de Ford GT speciaal: de geschiktheid om te racen, is z’n bestaansrecht. De aerodynamica is eerst ontwikkeld, daarna hebben we de meest doeltreffende EcoBoost-motor die we konden vinden erbij gezocht.’

Een motor met 600 pk – een 3,5-liter V6 turbo – is natuurlijk iets heel lekkers, maar zou een echte Amerikaanse supercar geen V8 moeten hebben? Hameedi is het niet met dat idee eens: ‘Le Mans is vooral toch ook een race in zuinigheid. Het vermogens­niveau dat je moet halen met zo’n racewagen is om en nabij de 500 pk, en dat haal je makkelijk uit een V6. EcoBoost-technologie zorgt ervoor dat hij extreem zuinig is. Als andere teams op de proppen willen komen met twee cilinders meer die eigenlijk niks doen, dan moeten ze vooral hun gang gaan.’
Hij moest herkenbaar zijn als een nakomeling van de GT40. Vandaar dus de vierkante koplampen, de scherp gelijnde neus, de ronde voorruit en de cirkelvormige achterlichten met daartussen de twee hoog ge­plaatste uitlaatpijpen. De holtes op de voorkant waren bovendien een voorwaarde. Het zogeheten druppelvormige profiel zie je altijd op LMP1-auto’s, maar zelden op auto’s voor de openbare weg, al is het de meest efficiënte methode om lucht weg te sluizen. Wat dat betreft, zijn er nog wat andere trucjes toegepast: lucht die binnenkomt door de openingen voor de achterwielen, ontsnapt weer door de openingen in het midden van de achterlichten.
Het meest karakteristiek aan het interieur van de GT is de vaste zitpositie – waardoor de carrosserie helemaal is gevormd om de inzittenden heen. Je kunt de pedalen elektrisch verstellen en er is een telescopisch stuur dat 200 millimeter naar voor of achter kan bewegen. Amko Leenarts, wereldwijd directeur van Fords interieurdesign, legt uit: ‘We hebben gekozen voor een heel klein stuur dat van boven en onderen afgeplat is, boven opdat je erover heen kunt kijken, en onder omdat je anders niet zou kunnen instappen.’
Het daagt ons dan pas dat deze drie mannen, vrij ongewoon voor technici, al een vol uur lang hebben gepraat over hun gezamenlijke project. Ze hebben geen aantekeningen bekeken, elkaar niet aangekeken, alleen maar enthousiast achter elkaar door gerateld – zo vol zijn ze ervan. Dit mag dan geen prachtige designstudio zijn, er is wel iets prachtigs uit komen rollen.

Reacties

Meer van TopGear