Ik weet het, jij weet het: Jay Leno zou het geweldig doen als vader. Hij heeft miljoenen op de bank, heeft een sterke kaaklijn en je weet altijd wat voor soort shirt je hem kunt geven voor zijn verjaardag. Hij heeft bovendien een van de meest verbluffende privéverzamelingen van motoren en auto’s ter wereld, en als zijn geadopteerde kind mag je daar natuurlijk vrijelijk mee spelen. Goed, het betekent dat je je vrienden en je familie in de steek moet laten, dat je naar Californië moet vliegen, en waarschijnlijk dat je onder een in 1931 gebouwde Duesenberg Town Car moet slapen.
Het is het waard toch?
Om niet over een nacht ijs te gaan, echter, gingen we voor alle zekerheid toch maar bij hem op bezoek in zijn uitgebreide garagecomplex in Burbank, Los Angeles. Het is een labyrint van met gangen aan elkaar verbonden ruimten (‘Mensen blijven maar failliet gaan, dus dan kopen we zo’n gebouw er maar weer bij’, legt hij uit). Dit is het thuis van zo’n 180 auto’s, 160 motoren en zes permanente personeelsleden. Jay kiest aan het begin van elke week zeven voertuigen waar hij mee op pad wil gaan – een andere auto voor elke dag – dus ze moeten rijden, ze moeten verzekerd zijn, de belasting moet ervoor zijn betaald, en er moet brandstof in zitten.
Het gebouw zelf is alsof je in Leno’s hoofd stapt – ten dele een werkplaats, ten dele een museum, totaal maf. Elke muur en elke oppervlakte is volgehangen met automobiele memorabilia: posters, olieblikken, poppetjes, klokken, covers van automagazines (ja, zelfs TopGear heeft er een plaatsje). Naast de voordeur staan meteen de pronkstukken: een McLaren F1 (de duurste auto in deze collectie), de eerste P1 die naar de VS kwam, en een 12C.
Dan een paar Lamborghini Miura’s, een paar Espada’s en een gekoesterde Countach – ooit de auto waarmee hij dagelijks reed.
Is er nog meer?
Dieper in de gebouwen komt het gekkere spul tevoorschijn. Bijvoorbeeld een uit 1966 afkomstige Oldsmobile Toronado. ‘De eerste moderne voorwielaangedreven Amerikaanse auto, maar wij hebben deze omgebouwd naar achterwielaandrijving. Hij heeft 1.300 pk, twee turbo’s, en elke turbo heeft een eigen koelsysteem’, vertelt Leno, die daarbij net doet alsof hij niet weet hoe belachelijk dat klinkt.
In de volgende ruimte staat een Hispano-Suiza uit 1915. ‘Deze motor heeft de Eerste Wereldoorlog gewonnen voor de Geallieerden, het was de eerste V8 met een aluminium blok. Heeft 300 pk.’ En iets verderop… de fameuze Tank Car. ‘Hij heeft een 37-liter motor van een M47 Patton-tank, met 1.300 pk. Hij weegt vijf ton maar rijdt de kwartmijl toch in maar iets meer dan twaalf seconden. De emissies? Nou, dit is een uitstootfabriek, zeg maar.’
Je begrijpt het. Jay Leno verzamelt en stapelt niet alleen auto’s, hij kent ze door en door, tot op de vierkante millimeter, en kan alles vertellen over hun geschiedenis. Elk van de auto’s is een lid van zijn gezin, als het ware. In dat licht zeggen wij: kom op Jay, een extra kind kan er dan toch ook nog wel bij?
Reacties