We leven in een wereld vol vage grenzen en verwarrende overlap. Niemand weet nog wat iets precies zou moeten zijn; want alles wil alles zijn. Daarmee bedoel ik dat iedere sportauto ook comfortabel en bruikbaar wil zijn, en iedere terreinwagen een sportauto wil zijn, en iedere hete hatch sneller wil zijn dan een supersedan.

Auto’s zijn altijd afspiegelingen van de maatschappelijke omstandigheden waarin ze zijn gecreëerd, dus is het geen verrassing dat we dezer dagen te maken hebben met veel machines die nogal onrealistische verwachtingen scheppen over de zaken waartoe ze realistisch in staat zijn.

Dat zal ik even uitleggen. Neem nou de Mercedes-AMG A 45 S. Op papier moet dat mijn favoriete auto ooit zijn – want ik houd van compacte, bruikbare en onder alle omstandigheden snelle auto’s. Maar de A 45 S tilt boven zijn macht. Ik vraag me al een poosje af waar de limiet ligt van de aanduiding ‘hete hatchback’, en helaas is dit de auto die dat punt definieert. Ik zat erin, werd nogal teleurgesteld door de vreemde Drift-modus en het neppe motorgeluid, bekeek toen het interieur eens wat beter en dacht: deze auto probeert meer te zijn dan z’n platform aankan.

Toch liever een A 35

Ja, hij heeft een onafhankelijke ophanging achter, en de Haldex-achtige vierwielaandrijving is de beste in zijn soort. Maar feit is en blijft dat een hatchback met dwarsgeplaatste motor limieten heeft. Hij zal namelijk in essentie altijd aanvoelen als een voorwielaangedreven auto. En voor 35.000 euro is dat prima, maar niet als een auto twee keer zoveel kost. Ik stapte uit de A 45 S en besefte dat ik liever wat geld in mijn zak zou houden en voor de A 35 zou gaan. Die biedt een leuker pakket en wil niet te hard. Wil je wel hard, neem dan een C 63 – die is echt enorm veel aantrekkelijker dan de A 45 S, in vrijwel ieder opzicht.

Deze redenering gaat op voor heel veel andere auto’s – de concurrerende auto die de gefnuikte ambities aan het daglicht brengt, is vaak een mindere versie van hetzelfde model. Jarenlang werd dat ragfijn aangetoond door BMW, dat alle 5-series met zescilinders veel plezieriger maakte om te rijden dan de dikke V8-modellen. Ergo: het voornaamste argument om geen 540i te kopen had niets te maken met Audi, Mercedes of Jaguar. Nee, dat argument was de goedkopere en betere 530i.

De Audi S4 reed fijner dan een Audi RS 4

Ironisch genoeg is het Audi geweest dat voorop liep met speciale edities die het aflegden tegen de minder speciale versies – die op het asfalt meer talent aan de dag legden. De afgelopen tien jaar was de S4 een betere auto om dagelijks mee te rijden dan de RS 4, maar die situatie is waarschijnlijk nu anders, omdat Audi vanwege ondoorgronde­lijke redenen van de S4 een diesel heeft gemaakt. Misschien wilden ze het leven voor het RS-model voortaan wat makkelijker maken?

Mercedes lijkt het in een ander segment wellicht in de smiezen te hebben. Ik heb net een dagje doorgebracht in een G 350, een SUV die aanzienlijk langzamer is dan een Ford Fiesta ST. Ik verwachtte ’m bagger te vinden en aan iedereen te zullen moeten vertellen dat je wel gek zou zijn om ’m te kopen, en dat je dan maar beter door zou kunnen sparen voor de G 63. Als je dan toch voor paal wilt rijden, dan maar meteen goed voor paal, toch?

Maar de G 350 is de prettiger machine. Hij hoeft niet zo nodig een sportwagen te zijn, zodat hij niet de hele tijd tegen z’n elektronische veiligheidssystemen aanhikt en ook niet al te veel herrie maakt. Hij is snel genoeg, onwaarschijnlijk verfijnd voor iets van deze omvang, en zorgt er zo voor dat het dikke AMG-model wat overdreven lijkt.

In praktijk maakt dat allemaal niets uit. We kopen auto’s immers vanwege hun styling, we willen er cool uitzien, en we kijken naar de beste financiering. Maar ik denk dat het verstandig zou zijn om, als je een testrit gaat maken, toch ook maar even in het model te stappen net onder de versie waar je je oog op hebt laten vallen. Je zou weleens plezierig kunnen worden verrast.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer van TopGear