Niet alle musea zijn saai. Neem het Natural History Museum in Londen, bijvoorbeeld: daar staan een paar echte dinosaurussen. Of het Van Gogh Museum in Amsterdam (voor de Van Goghs). En het Uffizi in Florence serveert een geweldige cappuccino. Maar ze verbleken stuk voor stuk als je ze vergelijkt met het Petersen Auto Museum in het verre Los Angeles.
Wat is zo speciaal aan het Petersen Automotive Museum?
Om te beginnen staat het gebouw – dat in 2015 een renovatie van 125 miljoen dollar onderging – op de hoek van Wilshire Boulevard en Fairfax Avenue als een soort enorm ruimtevoertuig. Het is echt een schitterend stuk architectuur, alleen daarom al zou je erheen moeten gaan.
Maar als je er dan toch bent – we zeiden al dat het niet naast de deur is, toch? – dan moeten we er bij je op aandringen dat je toch ook maar een kaartje koopt en een van ’s werelds mooiste autoverzamelingen gaat bekijken.
De ‘vloot’ van 300 auto’s is fluïde. Op elk gegeven moment kun je ongeveer de helft ervan bekijken, verdeeld over 25 ‘galerieën’ op drie verschillende verdiepingen. Betaal wat meer, en je mag de kluis in om de rest te zien (de entree bedraagt 15 dollar, de kluis nog eens 20 dollar).
Behalve een overvloed aan Hollywood-royalty, inclusief de Jaguar C-X75 uit Spectre en een van de vijf originele Batmobiles die door Michael Keaton werden gereden in de Batman-film uit 1989, zijn er ook veel maagdelijke klassiekers en verbouwde exoten te zien – een authentieke afspiegeling, dus, van de steeds aan verandering onderhevige smeltkroes die onze autocultuur nou eenmaal is.
Onze eigen favorieten?
Wat dacht je van de enige echte Aston Martin DB5 die te zien was in Goldfinger en Casino Royale, of een Bugatti Type 57SC Atlantic coupé uit 1936 – een van de vier exemplaren ooit gebouwd. Dan is er BMW’s allereerste Art Car – de 3.0 CSL-racewagen uit 1975 – en de uit 1948 stammende CadZZilla hot-rod, en de… ach, ga er nou maar gewoon heen en bekijk het met eigen ogen. Zelfs de koffie is best te pruimen.
Reacties