Elektrische auto’s hebben, het zal je niet zijn ontgaan, een grote invloed op de autowereld. Ze verbeteren de luchtkwaliteit in steden, reduceren onze afhankelijkheid van fossiele energie en besparen ons in het gebruik (na de aanschaf dus) een beetje geld. Maar ze zijn ook verantwoordelijk voor iets veel dramatischers: ze helpen ons ijkpunt om zeep – de betrouwbare en duidelijke acceleratietijd van 0 naar 100 km/u.
De snelste 0-100-tijd is bereikt
Want als elektrische gezinsauto’s als de Faraday Future FF 19 en de Tesla Model X, die allebei zonder enig sportief doel zijn ontworpen, sneller zijn dan een supercar, wat heeft het dan nog voor zin om auto’s op die manier met elkaar te vergelijken? We zijn inmiddels beland bij de snelste tijd die ooit van 0 naar 100 zal worden gereden.
Tuurlijk: Elon Musk beweert dat hij met de volgende Tesla Roadster onder de twee seconden zal duiken, en ik bewonder zijn ambitie. Maar bouwers van elektrische auto’s moeten nu al extra decimalen toevoegen om de verschillen tussen de tijden van hun auto’s te duiden. Faraday Future claimde dat de FF 19 de sprint aflegt in 2,389 seconden, maar deed dat louter om de 2,4 seconden van de Model S P100D af te kunnen troeven.
Benzineauto’s hebben geen schijn van kans
Pure benzineauto’s hebben in deze wedloop geen schijn van kans. De Dodge Demon, met behulp van superkleverige drag-radiaalbanden, een nog plakkeriger rubberen dragstrip en voorwielen als die van een boodschappenwagentje, haalde het in 2,3 seconden, en dat alleen maar omdat de auto door de technici puur en alleen is geprepareerd om snel naar de 100 km/u te kunnen gaan, en niets anders. Een fatsoenlijke topsnelheid? Een bocht om? Heeft ie niet, kan ie niet.
Zal er ooit een auto zijn met een verbrandingsmotor die alleen op benzine rijdt die sneller gaat? Waarschijnlijk wel, maar het zal niet veel schelen. En als het al lukt, tegen welke prijs dan? Aan de andere kant van de automobiele voedselketen zien we de verschillen immers ook steeds verder krimpen.
Het is geen eerlijke strijd
Voorwielaandrijvers bereiken de 100 km/u in 5,5 tot 6,0 seconden. Bij vierwielaangedreven hot hatches zien we tijden die beginnen met een 4, bij sportauto’s rond de 4,0 seconden, en alles wat een prijs heeft met zes cijfers komt in de regionen van 3,0 seconden. De enige echte winst die in de toekomst nog te behalen valt, zal moeten komen van magische, nieuwe bandenmaterialen, of van de wijze waarop we de tijd waarnemen.
We hebben al te maken met de vraag of we meten tót of tot en mét 100 km/u, en we zullen moeten bepalen of er naar boven of naar beneden dient te worden afgerond, en of er afwijkingen in hoogte en temperatuur zijn, en hoe die verrekend moeten worden. Vragen hoe snel twee auto’s vanuit stilstand, via hun toerenmaxima, naar 100 km/u kunnen gaan, is net zoiets als vergelijken hoe snel twee Michelin-sterrenchefs melk in een kop thee kunnen gieten.
De oplossing is van 0 tot 160 km/u aanhouden
Een goed cijfer halen is behoorlijk makkelijk, die cijfers liggen zo dicht bijeen en ze worden zo zelden gebruikt door normale mensen dat het antwoord kennen in feite volkomen zinloos is. Maar waardoor zullen we het dan vervangen? Voegen we gewoon wat decimalen toe, à la Faraday Future? Tien supercars die allemaal van 0 naar 100 km/u gaan in 3,0 seconden lijken identiek, maar 3,000 seconden is toch een flink verschil met 3,099; voor de freaks, althans.
Kun je je voorstellen dat je dit onderwerp in het café bespreekt zonder er vrienden aan te verliezen? Nou dan. Nee. We hebben een heel nieuw meetsysteem nodig. Dat kan de kwartmijl niet zijn, want die is zo ver verwijderd van de realiteit dat hij futiel is, en de cijfers van 0 naar 200 en 300 km/u laten we maar beter over aan het echt dure spul. Maar ik heb een fijne Britse oplossing: van 0 naar 100 mph, oftewel 160,934 km/u.
Uiteindelijk draait het niet om de cijfers van de de acceleratietijd
In tegenstelling tot de sprint naar 100 km/u gaat het dan niet alleen om het vermijden van wielspin bij de start; naar 160 km/u gaat het echt om het vermogen, het gewicht, zelfs de vorm van het ontwerp, en zo krijgen we een veel beter beeld van hoe auto’s van elkaar verschillen. Maar nog liever zou ik zien dat we helemaal zouden stoppen met de fixatie op getallen en cijfers.
Ik verlang naar de dag waarop iemand me vraagt hoe een auto me laat voelen, wat het met mijn emoties doet als ik het rechterpedaal diep intrap, en wat de frequentie van het geluid van mijn gegil is als ik ’m in de rode toeren jaag. Ik besef dat die dag nooit zal komen. Cijfertjes betekenen te veel voor te veel mensen. Ik zie het niet gebeuren dat we nog tijdens mijn leven van het acceleratiecijfer van 0 naar 100 km/u af zullen komen.
Luukvkop heeft op 25 mei 2019 geschreven:
Alleen kan je op de openbare weg niet naar 160.. het gaat er toch om dat je als eerst weg bent bij een stoplicht?