Het winnen van de Mille Miglia was veel moeilijker dan het winnen van de 24 Uur van Le Mans. De stress op de auto is veel groter, je racet op openbare wegen: het waren tien veel intensievere uren dan waar ook.
De Mille Miglia doe je op gevoel
Ik kon het parcours leren van de Targa Florio, ik wist precies hoe ik de auto in elke bocht moest zetten. Maar dat kan niet in de Mille: je kunt geen 1.000 mijl (ofwel 1.600 kilometer) uit je hoofd leren. Er stonden toeschouwers aan de kant van de weg, zodat je de apex van de bocht niet kon zien, en dus reed je met het besef dat de bocht gaandeweg plots scherper zou kunnen worden. Elke van die 1.000 mijlen was een groot en spannend avontuur.
Je bent ofwel een persoon die houdt van opwinding en spanning, of niet, en in dat laatste geval moet je bibliothecaris worden, of sigarenboer. We kenden allemaal de gevaren van wat we deden, want niemand anders trapt het gaspedaal voor je in. Maar de Mille was de enige race die me angst inboezemde – totdat de zwartwit geblokte vlag viel.
Het is een unieke race
Het idee om een auto te rijden met zoveel vermogen tussen ongeveer 800 andere auto’s was een indrukwekkend vooruitzicht. Ik hoefde ze natuurlijk niet allemaal in te halen, want de helft viel vanzelf uit. Noem ze Italiaanse dameskappers, maar dan met snelle strepen op kap en dak.
Zonder navigator Jenks en zijn aanwijzingen was ik aanzienlijk langzamer geweest, dat staat vast. De bergpassen waren niet echt moeilijk. De lastige bochten zijn de bochten die je met 200, 220 kilometer per uur neemt. De gemiddelde snelheid was ongeveer 180 km/u, zelfs in plaatsen als Florence. De fysieke inspanning was aanzienlijk, al was ik destijds enorm fit. Ik trainde nooit: ik racete 250 dagen per jaar in auto’s. Dat was genoeg.
De 300 SLR was heel geschikt voor de Mille
Er waren niet veel auto’s die de Mille konden winnen; je had een zeer snelle, heel sterke auto nodig, en een behoorlijke organisatie erachter. Onze Mercedes 300 SLR was redelijk zuinig, we reden één op vier of vijf ongeveer, wat gezien onze snelheden nog helemaal zo beroerd niet was. We tankten in Pescara en gooiden ‘m vol. De hele achterkant van de auto bestond in feite uit brandstof; meer dan 150 liter. De auto gedroeg zich met een volle tank heel anders dan toen we leeg in Rome aankwamen. Dat heeft effect op de prestaties, uiteraard. Aan het eind van de race reden we 280 km/u. Als je met die snelheid andere auto’s passeert, veroorzaakte dat veel turbulentie, neem dat maar van me aan.
Ik weet nog dat we over een gebogen brug reden, een soort kattenrug. Jenks gaf het signaal dat het oké was. Nou, we gingen over dat verrekte ding met 250 of 270 km/u. Maar vooraf hadden we niet echt harder gereden dan 200 km/u, zoiets. Met 270 km/u stegen we op en vloog die auto gewoon. Het was weliswaar een kaarsrechte weg, maar ik wist dat dit toch een beetje listig was. We vlogen een paar seconden, letterlijk. De besturing werd uiteraard ineens vrij licht, en we landden, waarna Jenks en ik elkaar aankeken en gewoon doorgingen – tja, wat moet je anders? We beleefden zeker spannende momenten, het was al met al een geweldig evenement. Echt, dat kon alleen maar in Italië.
Reacties