De 24 uur van Le Mans was dit jaar een sprintrace. Porsche had, uiteindelijk, recht op de winst. Ze gaven echt alles. Maar ik heb medelijden met Toyota; ze reden sterk en zetten een geweldige kwalificatieronde neer. Het toont aan hoe verbeten de strijd is tussen Porsche en Toyota: ze nemen het endurance-racen uiterst serieus.

Wel is het jammer dat er maar vijf wagens van twee fabrikanten om de winst meededen in de LMP1, toch de topklasse in een van de drie belangrijkste autosportevenementen ter wereld. Dat zou de organisatoren aan het denken moeten zetten: is dit wel de juiste richting voor de toekomst?

Zijn de regels en voorschriften niet te ingewikkeld en te duur?

We moeten echt goed nadenken over waar deze raceklasse naartoe gaat. Is het werkelijk nodig elk jaar sneller te gaan? Voor de toeschouwers maakt het niet uit of de wagens een ronde rijden in 3 minuut 20, of in 3 minuut 50. Zij willen alleen maar een goede race zien. De LMP1-klasse heeft op z’n minst een extra fabrikant nodig om een toekomst te hebben – ervan uitgaande dat Toyota en Porsche mee blijven doen.

Maar net onder de LMP1, in de GT-races, is een in de geschiedenis van de autosport unieke situatie ontstaan. Tel alle types GT-klassen bij elkaar op en je hebt veertien fabrikanten die tegen elkaar zouden kunnen strijden. Dus waarom zetten we niet één enkele endurance-GT-klasse op touw, een ‘lange-afstandswereldkampioenschap’?

Daytona, Sebring, de Nürburgring, Le Mans, Spa, Bathurst – al die befaamde lange-afstandsraces zouden er deel van kunnen uitmaken. Sportauto’s zijn coole auto’s, en de fans willen ze zien. Er zouden er 60 tot 70 van kunnen rijden op Le Mans – stel je dat eens voor. Ik wil niet af van de LMP1- of LMP2-wagens, begrijp me niet verkeerd. Maar dit zou een interessant alternatief kunnen zijn dat op z’n minst het onderzoeken waard is.

Wat kan er nog meer gedaan worden?

Ook vraag ik me af of het World Endurance Championship per se zoveel races moet organiseren aan de andere kant van de wereld. Wie wil er helemaal naar Bahrein? Is het Texaanse Austin de juiste plek om middenin de zomer te racen, als het er ontiegelijk heet is? Ik zou denken dat het beter is om zes of zeven fantastische weekenden te hebben dan negen of tien races die zich afspelen op plaatsen waar je nog niet dood gevonden wilt worden.

Ook wil ik een lans breken voor de coureurs: die zouden meer controle moeten krijgen over hun auto’s. In veel klassen, zoals de DTM en het WEC, speelt de aerodynamica een veel te grote rol. Aerodynamica maakt meer kapot dan ons lief is. Maak de aerodynamica eenvoudig, zodat de coureur meer invloed heeft dan nu – zodat ze actief moeten optreden om te voorkomen dat de wagen in een slip raakt. Dan hoeven we ook niet constant de veiligheidsmaatregelen op de circuits aan te passen, omdat de snelheden niet elk jaar omhoog zullen gaan. Er zal meer worden ingehaald, en dat is wat de fans willen zien. Het publiek zit niet te wachten op hetzelfde rijtje auto’s dat achter elkaar aanrijdt, uur na uur na uur – de mensen willen actie.

Wat kan er gebeuren als het zo doorgaat?

Als we het racen niet aantrekkelijker maken, verliezen we de fans. Kijk anders even naar Nascar – daar worden al meer dan 30 jaar fantastische races verreden. Daar worden de regels niet aan de lopende band veranderd; daar heerst consistentie. In de Formule 1, met de nieuwe eigenaars, zien we licht aan het eind van de tunnel. Ze luisteren naar de fans, en ik vind dat hetzelfde moet gebeuren in andere klassen van de autosport.

We zouden bij elkaar moeten gaan zitten en bespreken hoe we Le Mans zo kunnen organiseren dat de toekomst van het WEC wordt gegarandeerd. Autosport is niet in beton gegoten – we moeten flexibel zijn en ons aanpassen aan wat de fans willen. We mogen de fans nooit vergeten. Want als zij niet kijken, kunnen we net zo goed niet racen.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)