Tot voor kort had Hyundai alleen recht van bestaan omdat het de plaats van het automobiele pispaaltje Skoda innam. Niet langer!
 
Er gaat niets boven een potje afkraken. Eerst mochten we onze hoon uitstorten over Skoda, totdat het merk ineens leuke auto’s ging bouwen. Een nieuwe hekkensluiter werd snel gevonden in de vorm van de Koreaanse merken. Bagger was het. Nu Hyundai de nieuwe Santa Fe op de markt heeft gebracht, en nog recenter de i30, is het lachen verstomd. Het wordt tijd dat de Chinezen komen.
 
Het zijn zware tijden voor zelfbenoemde autokenners die in het café graag auto’s afbranden. Er wordt niet meer naar ze geluisterd als Hyundai ter sprake komt, zeker als het om de i30 gaat. Die is namelijk behoorlijk goed, sterker nog, het is een klein juweeltje. Hij ziet er goed uit en de 2,0-liter dieselmotor nestelt zich in de klasse waar normaal gesproken de Duitsers en Fransen de lakens uitdelen.
 
Als je de motor start, hoor je slechts wat geroffel, geen donderend kabaal. Hoewel hij niet zo verfijnd is als een blok van, pak ‘m beet, Citroën, is hij net zo stil als de criticus die in elk van ons woont. Zelfs op toeren geeft hij niet de indruk dat hij uit elkaar trilt. Bovendien, veel toeren hoef je ‘m niet te laten maken, want bij 3.000 tpm ben je over de top van zijn vermogen.
 
Vanaf 1.600 tpm trekt hij er flink aan, op dat punt gaat namelijk de turbo zijn werk doen. Daarmee is de i30 dus uitstekend geschikt om lekker over de snelweg te zoeven. Inhalen is geen probleem, want zelfs bij 120 in de zesde versnelling zit je boven eerder genoemd toerental zodat er zonder terugschakelen voldoende pit beschikbaar is. Hij voelt zelfs beter aan dan de motor van de Laguna 2.0 dCi die we onlangs reden. Daarin moesten we steeds terugschakelen om de snelheid erin te houden. Dieselliefhebbers rijden relaxed, die willen niet schakelen.
 
De i30 diesel blijkt dus een best snelle auto te zijn. Eigenlijk ook logisch als je de cijfers bekijkt. Een koppel van dik 300 Nm in een auto die 1.459 kg weegt. Maar hierin schuilt ook een groot gevaar. De 2.0 prikkelt je steeds om het onderste uit de kan te halen en juist dan toont de i30 zijn zwakke punten. Het onderstel blijkt namelijk niet vlekkeloos.
 
Als zijn bochtengedrag de standaard in deze klasse was, dan zou de Ford Focus een Ferrari zijn. De besturing is niet slecht, maar mist scherpte als je tot het gaatje gaat.
 
Het zijn kleine smetjes op zijn blazoen, maar stilletjes vraag je je af of de minder krachtige 1.6 diesel niet de betere optie is. Zeker omdat die ook een stuk voordeliger is. De i30 is dan wel volgehangen met luxe, zijn prijs van 28.295 euro is te hoog voor een Hyundai. Hoewel je dan moet inleveren op de standaarduitrusting, koop je voor vrijwel hetzelfde geld een Focus. Dat is zeker niet om te lachen.

 

Reacties