James May onderneemt een gewaagde tocht door Marokko, op zoek naar de nieuwe auto voor het volk. Waar hij mee terugkomt? De Dacia Duster.
door James May
Goed nieuws! Over niet al te lange tijd zullen we de Dacia Duster kunnen aanschaffen, voor prijzen die beginnen onder de 13.000 euro. We leven in een tijd van autowasproducten met hoogdravende namen die zwaar motorgeweld suggereren – Turbo body polish, Supercar tyre dressing – maar dit is een auto die heel nederig is vernoemd naar het Engelse woord voor het ding waarmee je hem kunt schoonmaken: een duster, een stofdoek. Ik hoop dat we nog kunnen uitzien naar de Dacia Sponge (spons) en de Dacia Bucket (emmer).
Wat is de Duster voor iets? Hij moet geenszins worden verward met de rampzalige Dacia uit het verleden die dezelfde naam droeg. Dit is een robuuste, hoge en overdreven hoog liggende vijfzitter met een goed rijgedrag en goede ‘departure angles’ (wat off-road-jargon is voor zowel van voren als van achteren moeilijk uit het spoor te krijgen), beproefde Renault-motoren en een zeer sober verbruik.
In de basisuitvoering heeft ie een 1,6-liter motor met voorwielaandrijving, maar hij is ook beschikbaar met een 1,5-liter dieselmotor en vierwielaandrijving. De nieuwe generatie Duster heeft een slim centraal differentieel dat zo kan worden ingesteld dat de aandrijving, afhankelijk van de omstandigheden, automatisch van voren naar achteren wordt verplaatst, of zó dat er permanent tractie op alle vier wielen is. Er is echter geen stand voor een laag toerenbereik of voor heuvelafwaarts, of een of andere knop om ‘m in te stellen voor uiteenlopende soorten terrein. Het is wat een ‘gras en grint’-off-road werd genoemd.
Wat is het eigenlijk voor merk, Dacia? De cynische kijk is dat het een manier is voor het samenwerkingsverband Renault/Nissan om goedkope auto’s te produceren voor mensen met weinig geld, zonder dat het ten koste gaat van de betovering (sic) die met de merknaam Renault of Nissan en bijbehorende logo’s wordt geassocieerd. En andere marketingonzin. De andere visie is dat dit een staaltje uitzonderlijk pragmatisme is, een op zichzelf staand en helder omlijnd experiment in ‘back to basics’ door middel van auto’s die niet al te opwindend zijn, maar wel van betrouwbare herkomst.
De samenwerking tussen Dacia en Renault pakt tamelijk goed uit – Renault brengt zijn expertise in en zorgt ervoor dat Dacia qua technologie niet helemaal dood is. Dacia voorkomt dat Renault te Frans is en kopje onder gaat.
Ik vind de Duster er niet bepaald slecht uitzien. Hij is op een prettige manier functioneel en op een aantrekkelijke manier robuust, in plaats van dat hij zich hip en afgetraind voordoet. De normale wielmaat helpt, net zoals zijn ietwat slome uiterlijk. Het opschrift ‘Duster’ staat groot op de achterklep, zoals het hoort. Als je een auto een idiote naam geeft, doe het dan ook goed. Hij is behoorlijk groot, van binnen is hij indrukwekkend en ruim, en de kofferruimte is loeigroot.
Van binnen is ie ook tamelijk kaal, om eerlijk te zijn. De standaarduitvoering heeft geen airco, elektrische raampjes of centrale deurvergrendeling, maar die behoren allemaal tot de opties, en als je een nummer selecteert op je iPod, verschijnt dat niet op een klein subdisplay in de kilometerteller, of iets dergelijks. Er is geen automaat beschikbaar. Als je voor de vierwielaangedreven diesel kiest, voeg je in ieder geval de differentieelcontrole toe aan de kale weidsheid van het Dacia-dashboard, waardoor het aantal knoppen met zo’n 10 procent verhoogd wordt.
‘De Duster is gewoon een auto, niet meer dan dat’
Maar hij is ook weer niet helemaal low-budget. Hij lijkt een beetje op de Formule 1-hotels, waar het slaapgedeelte en de badkamer uit één stuk kunststof gegoten lijken, maar er zijn tenminste geen scherpe randjes en alles werkt.
Net als over de auto zelf, kun je ook cynisch doen over de lancering ervan. Die vond plaats in Marokko, wat een goedkope poging kan lijken om de kijk op de auto te kruiden met een vleugje mystiek en exotisme. Saaie auto, spetterend debuut. Ach, ik heb een keer meegemaakt dat een nieuwe Bentley op een tankstation langs de snelweg werd gepresenteerd.
Maar in werkelijkheid is het platteland van Marokko een heel voor de hand liggend decor. Een auto is voor de meeste mensen hier nog steeds een duur luxegoed, veel wegen zijn onverhard en hij moet zo ongeveer alles kunnen doen, een beetje zoals de ezels.
In dit opzicht lijkt het wel wat op het Britse platteland, waar ook nog veel onvoltooid is gebleven. Een vriend die boer is, stelt dat daarbuiten in de wildernis het grootste gedeelde van het terreinrijden plaatsvindt op paden en door velden tijdens gymkhana’s en bijeenkomsten van druïden. Voor dat soort zaken is de Duster uitermate geschikt, en het lukte me zelfs om met de tweewielaangedreven versie door een flinke waterloop te gaan en vervolgens een bergje te nemen, om me bij een stel geiten te vervoegen. Dat ie voor en achter zulke rechte hoeken heeft en hoog op zijn wielen staat is hier van nut, maar niet minder nuttig lijkt het gewicht van slechts 1.160 kg, ofwel minder dan mijn oude Porsche 911 uit 1980.
Met vierwielaandrijving en in dieseluitvoering is hij echt indrukwekkend. Nee, je kunt je niet in een laag toerental van een berg laten storten zoals dat met een Land Rover mogelijk is, maar dat doet in werkelijkheid ook niemand: dat is alleen maar een stunt voor terreinrijcursussen. Zelfs in deze versie weegt de Duster niet meer dan 1.250 kg, wat nog stééds minder is dan mijn goeie ouwe 911.
Op de verharde weg lijkt de naam Duster, stofdoek dus, een tikkeltje optimistisch. De benzine-uitvoering vergt hard werken, en zelfs de koppel-sterke dieselversie biedt je niet veel gelegenheid om de bestuurders van duurdere auto’s de ogen uit te steken met de naam Duster op de achterkant. Maar hij gedraagt zich redelijk subtiel, en hij rijdt, omdat hij uiteindelijk toch une produit de la France is, heerlijk comfortabel.
Wat ik eigenlijk wil zeggen, is dat de Duster gewoon een auto is, niet meer dan dat. Er lijken een heleboel zaken aan te ontbreken, maar dat betekent dat wat er wél opzit er meer uitspringt. Onbekende merken uit verrassende landen (Proton, Perodua, Hyundai, uit recentere tijden) hebben het stigma van auto’s voor mensen die zich anders geen nieuw voertuig zouden kunnen veroorloven. Deze voelt anders. Het zou ook een no-nonsense auto kunnen zijn voor mensen die begiftigd zijn met een grote mate aan nuchterheid.
Ik stel me twee soorten kopers voor. De een bestaat uit boeren omdat de Duster stoer aanvoelt, het meeste terreinwerk goed aan kan, achterin ruimte biedt aan schapen of moeder de vrouw, en gespeend is van iedere opsmuk. Zij hebben in het verleden laten zien een neusje te hebben voor het ontdekken van dit soort auto’s – neem de Lada Niva of de Subaru 1800 pick-up.
De andere groep zijn de jongeren. De Duster is niet duur in aanschaf, goedkoop in onderhoud, de tweewielaangedreven benzine-uitvoering moet 1 op 18 kunnen halen, de verzekeringspremie kan laag blijven, er kunnen heel wat vrienden mee en er zijn zeeën van ruimte voor een popfestivaluitrusting en de hasjzak. En hij ziet er aardig anti-trendy uit.
Dit is een goedkope auto. Hij is ook basic, niet uitzonderlijk opwindend, niet blits en ik kan echt niet zeggen dat hij me een kick bezorgt. Maar hij is ook op geen enkele manier verkeerd. Ik denk dat ie zelfs wel een beetje cool is.
Reacties