Renaults Sport-afdeling is helemaal terug, en ze pakken de huis-, tuin- en keukenmodellen flink aan. We kietelen de Mégane RS in de bochten van een vermaard Belgisch circuit.
 
De meesten onder ons kennen het merk vooral van haar brave familiehokken en stadse stuiterkarretjes, maar vergis je niet: Renault heeft een zeer sportieve inborst. Het merk is sinds lange tijd bezig in meerdere takken van de racerij, waaronder verschillende merkencups en Formule 1. Helaas zagen we daar de laatste jaren bar weinig van terug in hun productieauto’s, die doorgaans meer te koop liepen met hun veiligheid en typisch Franse gevoeligheid.
 
Bij Renault zagen ze het golden-retriever-gehalte van hun klantenkring vlot stijgen, waarop ze besloten dat ze toch niet helemáál zo’n soort merk wilden zijn. Van de Twingo en Clio verschenen RS-modellen, bedoeld om jonge sportievelingen naar de showroom te lokken. Als toefje op de taart zag onlangs de Mégane RS het levenslicht. We reden ermee, we waren er gek op. Maar dat was op de openbare weg.
 
De heuvelachtige asfaltlint in het Belgische Zolder ligt er verlaten bij wanneer we op een opgedroogde vrijdagmiddag de paddock betreden. Onze gastheren en -vrouwen van Renault zijn merkbaar in hun nopjes. Ze hebben een bijzondere auto neergezet, en dat weten ze maar al te goed. Een auto die inmiddels in één adem genoemd wordt met concurrenten die 5.000, 10.000, soms bijna 20.000 euro duurder zijn. Mensen met een potlood achter hun oor hebben de Mégane RS op de rollenbank gezet om erachter te komen waarom ie met ‘slechts’ 250 pk zo goed kan meekomen met sterkere auto’s. Wat blijkt: het vermogen van het beestje komt eerder in de buurt van 275 pk. Welkom bedrog, noemen we dat.
 
‘Chique en sportief’, roepen de Fransen over deze auto, maar wij houden het vooral op het laatste. De lage, dikke Renaults die hier in de pitstraat staan warm te draaien, spreken tot de verbeelding. Waar de standaard auto, zeker ten opzichte van zijn vreemd gevormde voorganger, nogal braaf en beschaafd overkomt, windt deze Mégane geen doekjes om zijn potentie. Een grote, centrale uitlaat, uitgeklopte wielkasten, felle kleuren en genoeg RS-badges liegen er niet om: moi, je suis sérieux.
 
Het gevoel dat we krijgen wanneer we in de Mégane stappen, kunnen we het best omschrijven als ‘ingetogen uitzinnigheid’. Ingetogen, omdat we nu eenmaal aan het werk zijn en onder het toeziend oog van de Renault-persmensen moeilijk als een malle op en neer kunnen gaan springen. Uitzinnig, omdat we een middagje op Zolder met deze heerlijke hot hatch gaan rijden, waarbij we met onze jeukende gasvoet keer op keer tegen de begrenzer aan zullen schuren en het onderstel op het randje van zijn kunnen de bochten door zullen treiteren.
 
Helaas, Renault is ook niet gek: er moeten eerst wat oefeningen gedaan worden voor we het circuit mogen betreden. Het is toch echt al een tijd geleden dat The Stig die Koenigsegg van de baan reed, maar volledig vertrouwen doen ze TopGear blijkbaar nog niet.
 
Voor ons staat daarom eerst een slalomparcours waar we met de Mégane doorheen mogen blazen. Onze auto heeft rode remklauwen, en dat betekent één ding: Pack Chassis Cup 1. Dit is (in Nederland) een optiepakket dat een paar dikke velgen, een snoeistrak Cup-chassis en een sperdifferentieel biedt. Dat belooft wat voor het weggedrag, dat bij de eerder door ons gereden standaardversie al dik in orde was. We laten ons zakken in de stevige Recaro’s, snoeren de knalgele gordels aan en zetten de RS in zijn versnelling.
 
Ondanks de norse instructeur op de bijrijderstoel, die weinig te melden heeft naast ‘tja, een klassieke fout’ wanneer je eens te vroeg instuurt of te laat remt, kunnen we met de Mégane al na luttele momenten lezen en schrijven. De lage rijpositie in de auto is uitstekend en het stuur voert een prettig gesprek met je vingers. De Cup-RS duwt zijn Continentals stevig in het asfalt en helt daarbij minimaal over waardoor dit soort korte-bochtenwerk al snel uitnodigt tot meer. Meer snelheid, meer laterale G-krachten, meer risico’s. We staan te popelen om de auto écht uit te proberen.
 
Mooi niet. Renault grijpt ons bij ons oor en sleurt ons mee naar het korte rechte stuk na de Kanaalbocht. Twee pylonen aan het begin en een hele verzameling aan het eind maken ons snel duidelijk wat dit is: een rem- en uitwijkproef. Maximaal accelereren tot ongeveer 90 km/u, dan uit alle macht de rem en koppeling intrappen terwijl je de auto met een korte, snelle links-rechtsbeweging tussen de oranje obstakels doorstuurt. Het is een beetje als goede seks waarbij je vlak voor het hoogtepunt ineens hard moet wegrennen. Hopelijk niet iets wat je in het echte leven ooit zult meemaken, maar het kan geen kwaad om erop te oefenen.
 
De eerste keer stampen we vol op de rem, om deze weer heel even los te laten tijdens de uitwijkmanoeuvre zelf. Niet remmen tijdens het sturen luidde vroeger het devies, maar met alle elektronische systemen die er anno 2010 op auto’s gemonteerd zitten, kun je beter gewoon het middelste pedaal tegen het tapijt houden. De auto lost het dan zelf op, er is minder onbalans en je behoudt daardoor beter de controle. De instructeur wijst ons streng terecht. (Klassieke fout.)

‘De Mégane RS mag trots tussen de Chevrolet Corvette en de Dacia Logan MCV gaan staan in het rijtje "bizar veel waar voor je geld"’

 
We passen het advies toe, en sturen de auto daarmee tussen de pylonen door alsof hij op rails staat. Daarnaast merken we op dat de standaard Brembo’s van de Mégane, zelfs na meerdere noodstops achter elkaar, geen krimp geven. Wat ons betreft hoeft Renault niet langer reclame te maken met het aantal airbags in hun auto’s of de EuroNCAP-score; laat ze het eens over de actieve veiligheid hebben. Dat zit namelijk goed (echt goed).
 
Het motorgeluid van de RS werkt niet erg opzwepend, tot je hem zelf een keer met de zweep geeft. Echt luid wordt ie nooit, maar het aanzuiggeluid is boven de 3.500 toeren prominent aanwezig. Typerend voor een kloeke turbo, en daarmee de juiste soundtrack voor de bijpassende forse dreun die je rug te verduren krijgt. De Mégane RS gaat van 0 naar 100 in 6,1 seconden, mits je vlot genoeg door de close-ratio zesbak weet te roeren. Je wordt daarbij geholpen door piepjes die aangeven wanneer het de hoogste tijd is om te schakelen. Dit lijkt vervelend, maar in de praktijk stellen we het op prijs. Bij zijn kleine zusje, de Clio RS, lijkt er nauwelijks een einde te komen aan het aantal toeren dat de motor kan draaien, maar bij de 2,0-liter viercilinder van de Mégane is de koek eerder op dan verwacht. Zo’n ingebouwde kookwekker is daarom best handig als je je ogen liever op de weg houdt dan op de gele toerenteller.
 
Mogen we dan eindelijk? Ja, de vriendelijke Renault-dame wuift ons de pitstraat uit en we rijden een leeg Zolder op. We werpen een snelle blik op de RS Monitor, een uitgebreide ritcomputer à la Nissan GT-R voor de echte die-hards, die het niet erg vinden om hun navigatiesysteem ervoor af te bestellen. Het volle aantal pk’s prijkt op het display wanneer we het gaspedaal kortstondig vloeren, om vervolgens stevig te remmen voordat we de Sterrewachtbocht in duiken. De grip maakt onmiddellijk indruk, terwijl de auto ons in ons gezicht uitlacht: dit kan veel harder.
 
We besluiten toe te geven aan de Mégane, en remmen later dan we durven bij bocht nummer 4. De pook wordt een versnelling terug geramd voordat we de binnenbocht aantikken, netjes terug naar buiten wijken en hard op weg gaan naar de Kleine Chicane verderop. Eenmaal daar doorheen gejaagd gaat het bergopwaarts, de Sacramentsheuvel op en af in een lange linkse bocht. De auto wordt even uit zijn veren getild, en het is een sensatie om tegelijk snelheid te blijven maken en naar de vierde versnelling door te schakelen.
 
De achterkant van de Mégane kwispelt wanneer we aanremmen voor de scherpe Villeneuve-chicane. Rechts, links, rechts en vol door naar de Terlaemenbocht, waar we weer zo’n heerlijk hoogteverschil te verduren krijgen. Terloops laten we bij het uitkomen net naast de baan een beetje zand opstuiven. De Renault geeft geen krimp, en de pas zit er serieus in wanneer we aankomen bij de Bolderberg-hairpin. Terug naar z’n twee en ruim 100 graden naar rechts; het Cup-sperdifferentieel komt van pas wanneer de Mégane weer vol aan de bak mag. Nog éénmaal doen de Brembo’s hun werk wanneer we bij de Jacky Ickxbocht aankomen. Stuiterend over de kerbs komen we het rechte stuk op, volgas over start-finish, waarna we de Mégane van rechts naar links gooien. Met zachtjes huilende banden zeilt ie de eerste bocht in.
 
Wat een auto. De meeste voorwielaangedreven hot hatches zijn leuk speelgoed, maar dit is het echte werk. De Mégane beschikt over enorme hoeveelheden grip, is zeer koersvast en toch zo speels. De laatste keer dat we zoveel lol met een soortgelijke auto hadden, zaten we in een Ford Focus RS. Die schept op met zijn 300 pk en speciaal herontworpen voorwielophanging, maar wat we al vermoedden wordt hier op Zolder pas echt duidelijk: de Renault doet er niet voor onder. Laten we voor de grap de Nederlandse prijzen van beide auto’s even noemen: de Focus RS kost je 50.000 euro, de Mégane RS 31.390 euro. Wil je ‘m zoals wij ‘m reden, met Pack Chassis Cup 1 en Sport Monitor, dan nog blijf je steken op 34.080 euro (zo’n 30.000 euro in België). Dat is nauwelijks meer dan een kalere, langzamere, harder ondersturende Golf GTI moet opbrengen. Daarmee mag de Mégane RS trots tussen de Chevrolet Corvette en de Dacia Logan MCV gaan staan in het rijtje ‘bizar veel waar voor je geld’.
 
Ook bij de jongere doelgroep die Renault wil aanspreken, is dit niet onopgemerkt gebleven. De doelstelling was om in heel 2010 in Nederland 40 Méganes RS te slijten. In maart waren er al 50 verkocht.
 
We delen het gevoel met de trotse merkvertegenwoordigers wanneer we terug de pitstraat in rollen: dit is een bijzondere auto. Ruim honderd jaar is Renault actief in de autosport, en ze hebben eindelijk besloten om weer iets met die kennis te gaan doen. In een periode waarin iedereen CO2-grammetjes loopt te tellen, transformeerden de Fransen hun standaard gezinsbak tot een van de leukste betaalbare auto’s van dit moment.
 
Dit moet het werk zijn van echte autofanaten, die zich liever bezighouden met simpel rijplezier dan met de groene eco-golf. Mensen die liever een onderstel nauwkeurig afstellen dan een start-stopfunctie programmeren. Ook de grootschalige auto-industrie kent nog echte liefhebbers, en de Mégane RS is het bewijs. We maken een diepe buiging.

Reacties