Een foto kan niet laten zien hoe groot en groots hij is. Het dak is van binnen als een sterrenhemel. Het is de pin-up die laat zien hoe succes voelt. Het is niet een Rolls, het is de Rolls.
 
De eerste poster die ik als jongetje in mijn kamer ophing, was van een Lamborghini Countach. Maar het was niet alleen die door Gandini ontworpen krankzinnige wigvorm van een stuk volvette kaas waardoor mijn prepuberale kindergeest in vuur en vlam werd gezet. Het was de hoogte. Op de foto stond er een oud Italiaans boertje naast, en de auto reikte nauwelijks tot zijn middel. Om die reden is de Rolls-Royce Phantom ook zo indrukwekkend. Niet alleen vanwege de assertieve vormen, maar ook vanwege de hoogte. Onze vriend het boertje zou er – mocht hij nog leven – nauwelijks overheen kunnen kijken. Dit is een grote auto, maar dan ook écht groot.
 
‘Dit is geen sportwagen’, zegt Ian Robertson, de baas van Rolls-Royce Motor Cars over zijn nieuwe tweedeurs, die 453 pk levert. Dat moge duidelijk zijn – in sommige landen zijn de koninklijke paleizen van bescheidener afmetingen dan deze Phantom coupé. Maar Robertsons eerlijkheid is eigenlijk verfrissend. Fabrikanten beweren tegenwoordig van zo’n beetje alles dat het een sportwagen is. Het meest recente voorbeeld is de BMW X6, en die heeft eigenlijk evenveel van een sportwagen als van een vaas bloemen. ‘Sportwagens zijn niet onze stiel en ze maken geen deel uit van onze geschiedenis,’ vervolgt Robertson, ‘maar de coupé is een dynamischer auto dan de Phantom sedan of de Drophead coupé. Het is een grootse touring. Je zit er tijdens lange reizen met z’n vieren heel comfortabel in, en dat kan je van de meeste andere luxe coupés niet zeggen.’
 
Dat is een understatement van formaat. Comfortabel? Als je pakweg 450.000 euro neertelt voor een Rolls-Royce, dan mag je toch wel wat comfort verwachten. Dus ook al hebben ze wat concessies gedaan om de bestuurder een sportiever gevoel te geven, hij belooft nog altijd bijna hemels rijgenot.
 
Inderdaad biedt hij een voorproefje van de hemel. Nee, het dak glijdt niet weg zoals bij de Drophead, maar in plaats daarvan heeft de binnenkant van het dak een constellatie van lampjes ter grootte van een speldenknop die de suggestie van een sterrenstelsel wekken. Alle Phantom-modellen hebben een binnenverlichting van theaterzaalachtige allure, maar dit is echt de coup de théâtre.
 
Die sterren bevinden zich in een dak dat er van buiten merkwaardig vertrouwd uitziet. Ja, het silhouet (ik wilde ‘schaduw’ zeggen, maar misschien stelt Rolls een verwijzing naar de Shadow niet zo op prijs) van de coupé lijkt heel erg op de Drophead coupé met het dak erop. En vanaf de raampjes naar beneden zijn beide auto’s bijna identiek.
 
Maar bij Rolls-Royce zeggen ze dat kopers niet al te veel moeite zullen hebben om hun keuze te maken. Die zal in hele warme landen op de coupé vallen. In minder warme landen, zoals in Noord-Europa, zal de DHC meer in trek zijn. En wie dan nog niet kan kiezen, die neemt er toch gewoon twee. Zo doen superwelgestelden dat. Als je niet kunt voorstellen dat je op die manier denkt, dan ben je waarschijnlijk niet geknipt voor een leven van baden in luxe.
 
Om de keuze te vergemakkelijken, zeggen de ingenieurs dat het karakter van de coupé nogal verschilt van dat van de Phantom sedan of van de DHC. Deze nieuwe versie moet je hebben als meneer graag zelf rijdt.
‘Niet veel mensen weten dat de Phantom sedan zich heel sportief kan gedragen. Op een of andere manier zou je het alleen niet doen, toch?’
 
De coupé heeft achter ook een iets stoerdere rolbeugel dan de sedan of de Drophead, en een iets strammere vering en schokdempers. O ja, het is een sportieve Rolls-Royce. Daarom ook is de versnelling wat anders afgesteld om hem wat gretiger te laten schakelen. En het sturen is robuuster gemaakt. Zelfs de leren bekleding van het stuurwiel is dikker in vergelijking met de dunne uitvoering ervan in de andere versies. Allemaal kleine veranderingen, maar veelzeggend. Dan is er nog de wielbasis, die 250 mm korter is (net zoals in de DHC), waardoor hij wat behendiger is. Deze auto zou er geen moeite mee moeten hebben om, wanneer de weg vrij is, een beetje op z’n staart te worden getrapt.
 
Niet veel mensen weten dat de Phantom sedan zich heel sportief kan gedragen. Op een of andere manier zou je het alleen niet doen, toch? Maar in de coupé wel, vermoed ik.
 
Hetgeen inhoudt dat je wat meer verlangt van de 6,8 liter V8-motor, met z’n 453 pk. Toerentallen doen er niet toe – hij heeft geen toerenteller. In plaats daarvan heb je de grote Rolls-Royce power-reserve-meter. Die wijst rond de honderd procent aan wanneer er niets uitzonderlijks aan de hand is (nog allemaal reserve-power, snap je), en naarmate je je rechtervoet verder laat zakken, valt hij terug – tot helemaal naar nul als je vol accelereert. Zelfs bij een constante snelheid van 110 km/u zit hij nog boven de negentig procent, en dat geeft geen onprettig gevoel.
 
De veranderingen die voor een sportiever karakter moeten zorgen, doen een heel klein beetje afbreuk aan het comfort. Hoewel hij heel goed een vierzitter genoemd kan worden, betekent de kortere wielbasis dat de coupé niet die enorme ruimte heeft waar de Phantom sedan op kan bogen. Comfort houdt ook in: je prettig voelen. De coupé legt de inzittenden in meerdere opzichten in de watten.
 
Hij maakt het leven een stuk eenvoudiger. Hij heeft, als je er onder de armsteun naar op zoek gaat, een iDrive-style controleknop die tevens een navigatiesysteem en nog wat andere opties biedt. Hij heeft zelfs – en de coupé is daarmee de enige uitvoering in het Phantom-gamma – een sport-knop voor de versnelling. Maar geen versnelling op het stuur, geen multi-mode hier of parameter daar. De Rolls voelt zich het beste als hij gewoon zijn werk kan doen. Geniet allereerst van het interieur – eenvoudig, maar schitterend en gemaakt met grenzeloos vakmanschap. Richt je blik dan naar voren, over de motorkap en de Spirit of Ecstasy, naar de reis die in het verschiet ligt.
 
Hoe zou je je níet heerlijk kunnen voelen? Stel je voor dat deze Phantom Coupe voor je klaarstaat, met de brandstofmeter op Full. Wat voor beloftes zou dat kleine wijzertje niet allemaal inhouden? Ik heb zin om meteen achter het stuur te springen en weg te rijden over eindeloze wegen. Naar de ruige kusten van Noord-Schotland. Naar de azuurblauwe zee van Spanje. Naar de geheimzinnige meren op de grens van Europa en Azië. Via steden en bergen en eindeloze verlaten dalen. Dit is een auto voor avontuurlijke reizen.
 
Het is niet moeilijk om je hem, zwart en glimmend, voor een of ander chique restaurant in de stad voor te stellen. Maar ik kan me nog veel beter voorstellen dat hij stopt bij een klein eethuisje aan de kant van een onverharde weg, terwijl regenwater sporen trekt door het stof op z’n trotse, fraai gevormde flanken, terwijl de vliegen uiteenspatten op zijn Korinthische, chromen grille.
 
Overal ter wereld stellen de superrijken zich nu voor dat er een Phantom coupé in hun leven komt. Honderden van hen hebben al een bestelling geplaatst, al vanaf het moment dat hij alleen nog maar als concept bestond – al leek dat dan al griezelig veel op de echte. Concept? Eerder een amper verholen lokkertje.
 
De coupé maakt de Phantom-familie voor dit moment tamelijk compleet. Rolls-Royce werkt nu aan een kleinere sedan – met stalen carrosserie, in plaats van het aluminium koetswerk van de Phantom-lijn – om het gamma in 2009 mee uit te breiden. Hm, een kleinere auto van een merk dat ons heeft geleerd om groot te denken? Nou ja, het begrip klein is relatief: hij zal groter zijn dan de BMW 7-serie.
 
In de tussentijd is er dus de coupé. Een auto die een hemels genot biedt dat wordt weerspiegeld in de uitspanning van het dak aan de binnenkant. Een auto die de zon in de schaduw stelt. En zich daar bij op z’n gemak voelt.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)