Vorige maand heb je uitgebreid kunnen lezen hoe blij we werden van de nieuwe Citroën C5. Kijken of we nog zo blij zijn als er een niet zo dikke motor en een automaat in liggen.
 
Voor wie dat eerste verslag heeft gemist: we waren zeer te spreken over de C5. Hij heeft weliswaar een hoop ‘typische’ Citroën-dingen ingeleverd, maar gezien het resultaat moet je je afvragen of dat zo erg is. De styling is nadrukkelijk geënt op diverse Duitse voorbeelden (BMW, Audi en Ford belden nog: ze willen respectievelijk hun achterlichten, zij-aanzicht en achterste raamlijnen terug) en de Fransen zijn daar gezien alle reclame-uitingen juist erg trots op. Schijnbaar zijn plannen om het merk om te dopen in Zitrone en de productie te verplaatsen naar Wurzelbacher Ziegelhütte pas in het laatste stadium afgeblazen.
 
Het levert in elk geval een auto op die het bij een breed publiek erg goed zou kunnen doen. Dat is Citroën, suckers als we zijn voor merken die eigenwijsheid hoog in het vaandel hebben, van harte gegund. Inmiddels is de C5 ook in Nederland aangekomen – een mooie gelegenheid eens wat langer te rijden in één specifiek model uit het grote gamma, in ons geval een tweebenzine met automaat.
 
Die tweeliter is tussen de 1.8 en de V6 dus de ‘middelste’ benzinemotor, goed voor 138 pk. Zelf claimen ze een overdreven 143 pk, maar dat doen ze (net als Peugeot) altijd. We hebben nooit begrepen waarom 103 kW, toch een internationale standaard, bij de Fransen opeens vijf pk meer is dan in alle andere landen, maar goed. Het is een prima motor – niets flitsends, wel uiterst capabel.
 
Maar dan: de automatische versnellingsbak. Waar Mercedes het al een tijdje doet met zeven versnellingen, Lexus daar onlangs nog eens een verzetje bij deed en de rest een zesbak de normaalste zaak van de wereld vindt, monteert Citroën in deze auto doodleuk een viertraps automaat. Dat is niet meer van deze tijd; we zouden bijna willen zeggen ‘on-Duits’, maar dat zou Citroën waarschijnlijk meteen als een belediging opvatten. Die verdienen ze in zekere zin ook, want deze bak doet de C5 geen recht.
 
Bij een snelheid van 120, 130 km/u draai je al dik meer dan 3.000 toeren per minuut – ongunstig voor het verbruik en het in ons vorige verhaal zo geroemde geluidsniveau. Daar komt bij dat de automaat nogal de neiging heeft te blijven hangen in een versnelling, waar jij zou willen dat hij gewoon opschakelde. Dat kan op zich wel, want je kunt hem ook handmatig schakelen, maar hé: als we dat hadden gewild hadden we wel een handbak genomen. Zo zijn we meer gevallen van ‘mijn automaat begrijpt me niet’ tegengekomen.
 
Ter verzachting tekenen we aan dat onze C5 nog erg weinig kilometers op de teller had en dus wellicht nog het een en ander moet ‘leren’. Al met al snappen we weinig van de keuze van Citroën voor deze bak. Kosten? Zou flauw zijn, want wat extra geld voor een extra versnelling zou je er door de brandstofbesparing al snel uithebben.
 
Voor de rest blijft alles wat we bij onze eerste ontmoeting hadden opgemerkt keihard overeind. De C5 zit, stuurt, veert, en neemt bochten voorbeeldig – beter dan een Citroën ooit heeft gedaan. Ook na een week rijden is de bediening, met z’n zes triljard knoppen, allerminst een vanzelfsprekendheid geworden – en dat zal het na zes triljard jaar waarschijnlijk nog niet zijn. Buiten dat, groeit onze waardering alleen maar. Voor de bak moet je hem niet nemen, maar een andere reden om de nieuwe C5 te laten staan kunnen we zo snel niet bedenken.

Reacties