Het is dé dubbeltest van 2011: de Ferrari 458 versus de McLaren MP4-12C, op het eiland Man. Zonder snelheidslimieten dus…
 
De naald van de snelheidsmeter beweegt soepel richting het getal 260. Hier, op een hobbelige, kleine binnenweg op een van de Britse eilanden, terwijl we ons in een Ferrari 458 Italia bevinden die zo geel is dat het pijn doet aan je ogen. Voor ons verdwijnt een matzwarte superbike om de bocht. Hij ziet eruit als een gemuteerde racevorm met een extern skelet, voorzien van slicks en hij klinkt als een mug van 800 kilo. We zijn, op dit moment, een beetje aan het racen. De zon zakt langzaam in de zee terwijl ik de Ferrari aanspoor door mijn grip op het stuur te verstevigen en wel zo hard dat de kans groot is dat straks mijn vingerafdrukken van het koolstofvezel afgepoetst moeten worden. Het gaspedaal zit vastgelast aan de vloer. Ik trap er zo hard op dat mijn rechterkuit zich aanspant als een opgedraaid elastiek. Een perverse truc van de biologie zorgt ervoor dat mijn handpalmen vochtig worden, terwijl mijn ogen opdrogen. Ik geloof niet dat ik de afgelopen vijf kilometer geknipperd heb.
 
Niet zo lang geleden werd mijn binnenspiegel nog gevuld door een McLaren MP4-12C, die de apexen aanviel als een straaljager op oorlogspad, maar hoewel de bestuurder van die auto beter kan autorijden, beschikt hij tevens over een groter verantwoordelijkheidsgevoel. Dat is misschien maar goed ook; er zijn hier muren en lantaarnpalen en klifachtige afgronden die geduldig wachten op hen die hun ego toestaan om de grenzen van hun kunnen te negeren. De schakelindicatielampen op de bovenzijde van het stuur lichten een voor een op, waardoor het ego nog groter groeit, maar de rijkwaliteiten helaas niet. De atmosferische Ferrari V8 begint een geluid te maken dat je tenen doet opkrullen en je haar ontkroest. Zesde versnelling, veel toeren.
 
Ik durf niet naar de snelheidsmeter te kijken.
 
De motorrijder kijkt snel om (nog steeds volgens mij bij een snelheid van rond de 240 km/u), dan duwt hij zijn hoofd weer naar voren en schiet er na de bocht als aan een elastiek vandoor. Op dat moment zie ik de politieagent. Hij staat aan de zijkant van de weg en heft zijn hand omhoog. Om vervolgens met zijn vinger rechtsom rondjes te draaien en zodoende het internationale gebaar te maken dat zoveel betekent als: ‘gas erop’. Aangezien we zojuist een onderhoudswagen van de lokale Rijkswaterstaat aan de verkeerde kant hebben ingehaald halverwege een blinde bocht met een snelheid die normaal gesproken garant staat voor een enkeltje bajes, kun je je mijn verbazing misschien voorstellen.
 
Ik ga in een Pavloviaanse reflex even van mijn gas af, waarna ik word ingehaald door een colonne zoemende, snerpende motorrijders, die als wespen ter grootte van een koe aan alle kanten langs de Ferrari schieten. Ze rijden allemaal minimaal 250 km/u. En dan weet ik het weer. Legaal. Wat we doen hier is compleet legaal.
 
We zijn op het Eiland Man tijdens de oefenweek van de TT en de bovenste helft van het TT-parcours is een eenrichtingsweg zonder snelheidslimiet en daarmee een uniek stuk asfalt waar je je leven ongestraft in de waagschaal kunt stellen. TopGear heeft de pelgrimage gemaakt in twee van de meest opwindende supersportwagens van het afgelopen decennium – de Ferrari 458 Italia en de McLaren MP4-12C. Dit om ze te kunnen testen op echte wegen en bij de juiste snelheden. De ultieme hedendaagse tweestrijd. Het feit dat ik het op legale wijze motorrijders lastig mag maken, is simpelweg een grote kers op een met benzine gevulde taart.
 
Dus nu weet je waarom. Auto’s als deze komen niet vaak langs en zeker niet binnen een tijdsspanne die het mogelijk maakt om ze eens flink naast elkaar te testen. De Ferrari 458 Italia wordt sinds z’n lancering gelauwerd als een auto die de bakens heeft verzet in de supercarmarkt. Een zwierige, opwindende mix van pseudo-F1 technologie en Italiaans sprekende vlinders in je buik. Het is de auto waarvoor de nieuwe MP4-12C is ontwikkeld om ‘m te verslaan.
 
Voordat we op jacht gaan naar andere motorrijders, eerst de auto’s. Ze zijn snel, zeer snel zelfs, afgaand op de feiten. Beide hebben een V8, beide zijn tweezitters met een middenmotor en beide zijn voorzien van achterwielaandrijving met elektronische tractiecontrole en een bijna identieke gewichtsverdeling. Zevenversnellingsbak met dubbele koppeling? Inderdaad, allebei. Het gerucht gaat dat McLaren de Ferrari als benchmark hanteerde en vervolgens probeerde deze auto op alle fronten te verslaan. Dus heeft de McLaren een vermogen van 600 pk en 600 newtonmeter koppel, dat wordt opgewekt door een 3,8-liter biturbo en heeft de Ferrari 562 pk en 540 newtonmeter via een turboloze motor. De prestaties ontlopen elkaar evenmin weinig. De McLaren sprint in 3,3 seconden naar de 100 km/u en heeft een topsnelheid van 330 km/u, tegenover 3,4 seconden en 325 km/u voor de Ferrari.
 
‘Je kunt beweren wat je wilt, maar de MP4-12C voelt onmiddellijk sneller aan dan de Ferrari op de openbare weg’
 
De McLaren is fractioneel sneller, waarschijnlijk vooral omdat hij 51 kilo lichter is. Maar in de praktijk zijn zulke cijfers moeilijk te verwezenlijken en het wordt helemaal lastig om te bepalen welke auto nou het snelst is. Beide auto’s laten je, de eerste keer dat je wat ruimte hebt om het gaspedaal te vloeren, in opperste verbazing achter. De Ferrari klinkt prachtig in de normale modus en huilt en schreeuwt op het asociale af in de racemodus. Wanneer de auto een beetje toeren maakt, sputtert en spuugt hij boosaardig. Hij smacht naar meer toeren en voelt licht, communicatief en gepassioneerd aan. Als een echte Ferrari kortom. De aan de stuurkolom bevestigde flippers zijn reusachtig en hoewel het zicht rondom enigszins wordt beperkt, is het naar supersportwagenmaten gemeten zeker niet slecht. Wanneer de auto echt wordt getergd, is het moeilijk om je voor te stellen dat er iets snellers te vinden is, in de categorie nèt onder de Bugatti Veyron.
 
Maar de McLaren krijgt het toch voor elkaar. Je kunt beweren wat je wilt, maar de MP4-12C voelt onmiddellijk sneller aan op de openbare weg. De turbolawine die in het middengebied over je wordt uitgestort, betekent dat de kleine Mac autolengtes wint ten opzichte van de 458. Dat, gecombineerd met de rotsvaste wegligging bij het aanremmen en halverwege de bochten, betekent dat – wanneer je er eenmaal aan gewend bent – je vaker en langer meer snelheid in de auto kunt houden. Het zicht rondom – broodnodig als je echt snel onderweg bent – is voorbeeldig, de zitpositie perfect. De kleine, aan het stuur bevestigde flippers hebben een flinke ruk nodig om ze in beweging te krijgen. En dan het onderstel. Je zou kunnen denken dat de Ferrari een goed compromis heeft geschapen tussen relaxen en racen, maar wanneer je de MP4-12C snel over een hobbelig wegdek jaagt, merk je dat de auto beter en coherenter aanvoelt, zelfs zodanig dat je een punt bereikt waarop het lijkt alsof er geen compromis bestaat.
 
Game over dus? Nou, nee. Want bij een supercar gaat het niet alleen om statische masturbatie, of een paar tienden op de sprint van 0 naar 100 km/u, en verliezen kan soms meer als een overwinning aanvoelen dan winnen zonder gratie. Maar daarover later meer. Voor nu ben ik vooral geïnteresseerd in de vraag of een moderne supersportwagen een superbike kan bijhouden. En afgaande op de enorme aantallen motorfietsen die voor de beroemde Creg-ny-Baa pub geparkeerd staan, zijn we aan het juiste adres.
 
Er is echter een probleem. Het lastige aan racen met willekeurige bikers op het TT-parcours is dat je nooit precies weet wie goed is en wie niet. Welke motor is vergelijkbaar en welke heeft alleen maar een trompet als uitlaat. Zowel de Ferrari als de Mac kan de motoren op bepaalde stukken verslaan, vooral tijdens het aanremmen en halverwege de bochten. Maar dat betekent niets als je niet weet of het een geniale amateurcoureur is, of een bange poseur. Ik heb hulp nodig.
 
Daarom komen we terecht op het minicircuit dat is gevestigd op het Jurby-vliegveld van Isle of Man. We staren naar een stoere biker, die een hoogtoerige burnout maakt tegen de voorbumper van de McLaren MP4-12C. Zijn Honda Fireblade, een standaard model dat ruim 180 pk sterk is, staat qua prestaties gelijk aan wat er op dit moment rond het TT-circuit raast. De man binnenin de helm is vijftienvoudig TT-winnaar John McGuinness, ook wel bekend als de King of the Mountain. Het is slechts luttele uren voordat de vrije trainingen beginnen en John is gekomen om zijn punt te maken tegenover TopGear. Geen alledaagse situatie, kan ik u meedelen. In de Formule 1 zou je zoiets nooit meemaken.
Een paar uur later zijn drie dingen volstrekt duidelijk. Een: John McGuinness is een van de meest authentieke, warme en uitgesproken grappige mannen die je ooit zult tegenkomen in het top-echelon van welke motorsport ook. Twee; hij is behoorlijk ongelofelijk goed met een motorfiets en drie; hij is onder de indruk van de twee auto’s en vooral van de McLaren.
 
‘Ik accelereerde zo hard als ik kon en toen ik omkeek was de auto daar. Vlak naast me. Dat is niet normaal voor iets op vier wielen… en om dat ding zo snel rond een bocht te zien gaan met die snelheid – zoiets zou je met een motorfiets nooit lukken. In hele lange bochten en op de rechte stukken zorgt de pk/gewichtsverhouding van de motor ervoor dat ‘ie inloopt, maar ik heb nog nooit een straatauto gezien met zo veel grip.’ En dat zegt een man die een rondje Isle of Man doet met een gemiddelde snelheid van 210 km/u. Maar grappig genoeg lijkt McGuinness serieuze belangstelling te tonen. Ook is hij een beetje in de war van de lijnen die de auto volgt op het baantje van Jurby. ‘De ideale lijn van een motorfiets is compleet anders dan die van een auto. Wanneer ik zou insturen op het punt van de twee auto’s, zou het niet goedkomen. Een motorfiets gaat remmend richting de apex en neemt meer snelheid mee in de bocht. Een auto kan alleen veilig remmen in rechte lijn, maar in de bochten weer vroeger op het gas gaan.’
 
Maar wat is nou sneller? Er is maar een manier om dat uit te vinden: door de man zelf achter het stuur te zetten en hem zijn gang te laten gaan. En zo eindig ik naast John McGuinness vlak voor de TT van 2011. McGuinness zet zijn helm af en trekt zijn laarzen uit. Hij rijdt op zijn sokken en laat zich in zijn stoel zakken. Hij zit voorover als de gebochelde van de Notre Dame, want op de rug van zijn racepak bevindt zich een torpedovormige ruggengraatbeschermer. John McGuinness is, zo blijkt, behoorlijk snel in een auto. De meeste mensen zouden een ronde of drie nodig hebben om dit soort auto’s te wennen, maar John heeft genoeg aan dertig meter.
 
‘De McLaren is indrukwekkend, maar lichtelijk industrieel. Niet sexy, en in ieder geval niet zo meeslepend als de Ferrari’
 
‘De Ferrari doet niet veel onder voor de McLaren en maakt een prachtig geluid. Maar de voorkant begint wat te hobbelen wanneer je echt hard gaat’, zegt John met glinsterende ogen. ‘Maar die McLaren… dat is echt iets aparts. Ik weet bijna zeker dat je ‘m nauwelijks kunt bijhouden op een straatmotor met banden die het 10.000 kilometer moeten volhouden. Ik denk dat ik met mijn racemotor sneller ben, maar het zou minder schelen dan je denkt. Heerlijk gereden. Wat een auto. Wat. Een. Auto.’
 
Daar heb je het dus. Uit de mond van een man die het kan weten: er zijn auto’s waarmee je motorfietsen kunt bijhouden. Er is alleen één dingetje en dat is dat je voor een motor als de Fireblade van John rond de 18.000 euro betaalt, terwijl de MP4-12 C dik 2,5 ton kost. Maar hoe je het ook bekijkt, het blijft een knappe prestatie van McLaren.
 
Toch geeft het niet echt voldoening. Het is leuk hoor, om te constateren dat een motorfiets sneller is dan een auto op een circuit dat zo vlak is als een biljartlaken. Maar de echte wereld is minder gladjes. Bovendien is de vraag nog niet beantwoord of de Ferrari of de McLaren de betere auto is. Dus gaan we weer op weg naar het TT-parcours om uit te zoeken welke van de twee motorfiets-aankunnende supercars de beste is en om de opinie van de lokale bevolking erover te horen.
 
De styling lijkt mooi te polariseren. Sommigen prefereren de simpele lijnen van de McLaren, daarbij inziend dat vorm voor functie gaat. De Ferrari is sensueler, organischer en insectachtig. Al snel gaat het over smaak in plaats van objectiviteit, maar het is wel van belang te melden dat de 458 Italia standaard 272.073 Euro kost, maar zoals ‘ie hier staat kost hij ruim over de drie ton dankzij zaken als Giallo tristrata gele lak, racekuipen et cetera. De MP4-12C kost 257.755 euro, maar gaat ook al hard richting drie ton met zaken als koolstofvezel remmen, sportuitlaat, koolstofvezel opzetstukken in de motorruimte en op de spiegels en nog een paar euro voor een koolstofvezel diffuser en splitter. Ook de wielen en upgrades in het interieur zijn niet goedkoop. Ik kan nog wel even doorgaan, maar je zou waarschijnlijk afhaken als gevolg van een shock die de optie-overdosis bij je veroorzaakt.
 
Onze mening verandert enkele malen gedurende de dagen die we op het eiland doorbrengen. De McLaren heeft het meest ergonomisch comfortabele, goed ontworpen en mooi uitziende interieur, maar in de Ferrari heb je meer beleving dan in de MP4-12C. De auto uit Woking beschikt over een indrukwekkender acceleratie, maar de Ferrari maakt weer een veel mooier geluid, iets wat zorgt voor minstens veel extra punten. De prachtige, meer natuurlijke respons van het gaspedaal van de Ferrari zorgt ervoor dat het feit dat de McLaren fractioneel sneller is, nauwelijks zoden aan de dijk zet. Aan de andere kant, ik kan me niet voorstellen dat ik meer dan 2,5 ton betaal om me te laten verslaan, ook al is de kans dat beide auto’s elkaar ooit treffen microscopisch klein.
 
Maar er moet beslist worden. Ik roep dan ook maar dat beide auto’s verschillend zijn en dat als je rijk genoeg bent om er een te betalen, dat je dan ook geld genoeg bent voor allebei. Maar het gaat mij vooral om de vermogensafgifte. Ik zou willen dat de McLaren net zo mooi oppakt als de 458. Maar ik wil misschien liever geen Ferrari-eigenaar zijn en de aandacht voor details bij de McLaren in combinatie met zijn licht mystieke verschijning tellen voor mij echt. Helaas raakt de turbo-tastische natuur van de MP4-12C me niet. Hij voelt lichtelijk – en dit zal vast hier en daar voor hoofdschuddende reacties leiden – lichtelijk 120.000-euro-Nissan-GT-R-achtig als het gaat om de manier waarop de motor zijn vermogen opbouwt en afgeeft. Indrukwekkend, maar lichtelijk industrieel. Niet sexy in ieder geval. En in ieder geval niet zo meeslepend als de Ferrari. Of als een McLaren F1 om er maar eens een te noemen. Wanneer de MP4-12C een atmosferische motor zou hebben en één pure brok inspiratie was, zou het een ander verhaal zijn. Maar de auto lijkt het nooit echt naar de zin te hebben, terwijl de Ferrari veel vaker opwindend aanvoelt. Om het wonder van de McLaren te begrijpen moet je enorm hard gaan, terwijl de Ferrari ook onder de 100 km/u al een grijns op je gezicht tovert.
 
We gaan aldus de ‘empirisch gezien betere auto’ negeren en rijden naar huis in de auto die je ziel verwarmt – de Ferrari 458 Italia. Omdat winnen soms niet alleen draait om sneller zijn.
 
Toen dit artikel in TopGear Magazine werd geplaatst, had John McGuinness zijn 16e TT-overwinning op zak. We mogen graag denken dat we hem hebben geholpen met zijn voorbereidingen door hem te vragen om wheelies en burnouts te maken en door hem in de auto’s te laten rijden. TopGear wenst hem nog vele overwinningen toe en bedankt alle motorrijders die aanwezig waren tijdens de TT, die zonder uitzondering extreem vriendelijk waren.
 
 

Specificaties: Honda Fireblade CBR1000RR (ABS)

 

Prijs: 17.500 euro

Motor: 999 cc viercilinder lijnmotor

Specs: 180 pk, 115 Nm

Versnellingsbak: zesbak sequentieel, achterwielaangedreven, ketting

Snelheid: kwart mijl in 10,32 seconden, 290 km/u topsnelheid

Gewicht: 210 kilo

 

 

Reacties

Meer van TopGear