Eigenlijk is het evolutionair gezien een wonder dat we zo ver zijn gekomen. De regels zijn simpel: of je leert van je fouten en past je aan, of het is doei met je soort. Wij mensen lijken niets te leren. Neem nou oorlogen. Je zou zeggen dat je dat één keer gedaan moet hebben om te weten dat je zelfs als winnaar met enorme hoeveelheden kosten, doden en ellende blijft zitten. Misschien maar niet meer doen dan? De geschiedenis laat iets heel anders zien. Het is een waar mirakel dat wij onszelf hebben overleefd.

Ook op kleiner niveau blijkt telkens weer dat leren niet echt een forte van de mensheid is. Automerken zijn een prachtvoorbeeld. Telkens weer denken ze dat het een goed idee is een apart merk op te richten voor een specifiek soort auto. Vooral in de luxe-sferen is het populair, terwijl het zo goed als altijd op tranen uitdraait. Vooruit, Lexus doet het, als luxemerk van Toyota, in ieder geval op sommige markten (de VS) nog wel aardig. Maar Infiniti (van Nissan)? Acura (Honda)? Genesis (Hyundai)? Zelfs Maybach, de überluxe Mercedes-tak, kun je zonder al te veel zwartkijkerij gerust mislukt noemen. DS, de luxe-tak van Citroën, maakt aardige auto’s, maar of het echt een succes gaat worden, valt nog te bezien. Over Cupra, het sportmerk van Seat, hebben we ook zo onze twijfels. Je zou dus zeggen: niet meer doen.

En toch blijven merken het proberen. De steeds concreter wordende elektrificatie biedt daar ook alle gelegenheid voor. Hoewel de meeste merken in dit geval niet voluit gaan voor een heel apart merk, wordt er vaak wel een submerk voor in het leven geroepen. BMW heeft i, bij VW wordt het ID, bij Mercedes EQ en zo komen er vast nog een paar. De meest raadselachtige van het stel is ongetwijfeld Volvo. Dat merk is uitgerekend het eerste dat zijn complete line-up ook als hybride kan leveren, en heeft net met de XC40 Recharge ook het eerste vol-elektrische model geïntroduceerd. En wat doen ze? Ze lanceren een nieuw, apart merk voor… elektrische auto’s. Met als eerste vertegenwoordiger: een hybride. Als daar enige logica in te ontdekken is, horen we het graag, maar vooralsnog: schiet ons maar lek.

En dan is er Polestar

Het merk heet Polestar, naar de racetak van het merk. Ah, dus het is ook een sportieve extra tak? Nee, dat zou veel te logisch zijn. De eerste auto, de Polestar 1, is wel degelijk een sportief type, maar de aangekondigde tweede, uiterst fantasievol Polestar 2 geheten, is ‘gewoon’ een crossover en de 3 wordt een SUV. En wél vol-elektrisch. Je zou er migraine van krijgen. Die verdwijnt echter als sneeuw voor de zon als je oog in oog met de Polestar 1 komt te staan. Wat een haast onbehoorlijk mooie auto is dit! Polestar is in al haar onnavolgbaarheid wel zo slim geweest om voor haar eersteling de Concept Coupé uit 2013 uit de designarchieven van Volvo te stelen. Zo doodgeboren als die verrukkelijke studie destijds leek (wie bouwt/koopt er in deze SUV-tijden nog een coupé?), zo springlevend staat ie nu voor ons.

Hoewel de Polestar 1 zo goed als alle lijnen één op één van de Concept Coupé heeft overgenomen, blijkt die in zes jaar tijd niets aan schoonheid te hebben ingeleverd. Wat meteen wil zeggen dat hij over een jaar of 30 nóg mooi zal zijn. Alleen dat al: kom er eens om, tegenwoordig. Het is wat ons betreft, zeker als je hem in het echt ziet, met enige afstand de mooiste auto van dit jaar. En zo staat onze aanvankelijke scepsis al na twee minuten met 3-0 achter.

Specificaties van de Polestar 1

Dat wordt nog erger als je de specificaties ziet. De 2.0 benzinemotor met turbo én supercharger wordt bijgestaan door maar liefst drie elektromotoren. Eén voor elk achterwiel en één op de krukas, die fungeert als startmotor en de ‘gaten’ tussen schakelbeurten opvult. Samen is het spul goed voor een verpletterende 609 pk en maar liefst 1.000 Nm. Het accupakket van 34 kWh kan je puur op elektriciteit 124 kilometer ver brengen (volgens WLTP). Een sprint naar 100 km/u kost je 4,2 seconden, de top is 250 km/u.

Ook qua bouw gooit Polestar nogal een emmer leeg. Het onderstel is een 20 centimeter ingekorte versie van dat van de S90, waar nogal wat koolstofvezel tegenaan is gegooid. Ook de carrosserie is van koolstofvezel en met carbon verstevigde kunststof. Voordeel is uiteraard het gewicht: in vergelijking met metaal heeft Polestar naar eigen zeggen zo’n 350 kilo bespaard. Nou weegt het accupakket ongeveer hetzelfde, dus… Nadeel: rij in hemelsnaam geen deuk in je auto. Een bumpertje gaat nog wel, maar de meeste plaatdelen zijn gelijmd en dus niet of nauwelijks te vervangen, of er moet een zaag aan te pas komen. Duivels lastig en onwaarschijnlijk prijzig…

Ook andere onderdelen zijn uitgesproken racy van aard. De remmen komen van Akebono, de specialist die ook de remmen van de McLaren P1 verzorgde. De dempers zijn van Öhlins en (handmatig!) in 21 stappen verstelbaar. Voor de achterste exemplaren moet de auto dan op een krik, waarna in de wielkast aan een knopje gedraaid kan worden. Doe je één keer en dan nooit meer, maar: het kan. Het binnenste is een beetje een domper: dat komt in zijn geheel uit de Volvo-schappen. Allemaal mooi hoor, met dat grote scherm en de pookknop van kristal, maar je ziet hier aan niets dat je in iets bijzonders rijdt. Iets meer eigenheid had wel gemogen. Vlekkeloos afgewerkt en fraai is het allemaal wel.

Hij kan hard en is lichtvoetig

Al die sportiviteit ten spijt is de Polestar 1 zo’n beetje de definitie van een Grand Tourer. Hoewel hij verschrikkelijk hard kan, zal hij daar zelf nauwelijks om vragen. Het is er, het is op afroep beschikbaar, maar als jij liever ontspannen van bochtje naar bochtje sloft: ook best. Grote hoeveelheden kilometers afleggen in glorieus comfort is zijn middle name. Voor vele malen meer pure pret kunnen we je echter de binnenwegen aanraden. Het is haast bizar hoe lichtvoetig een auto van 2.350 kilo kan zijn; zelfs bij het remmen weet hij het heel aardig te verbloemen. In de Sport-stand gaat er een vlinderklepje open voor wat extra sportief motorgeluid, maar voor het overige is de Polestar 1 haast onwezenlijk stil.

Al met al is de Polestar 1 een auto die nadrukkelijk naar meer doet verlangen. Je kunt hem zien als een Volvo met kapsones, maar Volvo heeft een auto als deze nog nooit gemaakt en zal dat ook nooit doen. Een auto zo duur als deze trouwens ook niet: 160.000 euro is vanuit de bouwwijze misschien wel verklaarbaar, maar lieve help, zeg…

Uiterst exclusief

De Polestar 1 is niet alleen extreem snel en extreem duur, maar ook extreem exclusief. Er worden er, in de Geely-fabriek in het Chinese Chengdu, maar 500 per jaar gemaakt, over een periode van drie jaar: 1.500 stuks in totaal dus. Goed, je betaalt er een rib uit je lijf voor, maar de kans dat je hem naast het identieke exemplaar van de buurman moet parkeren, is dus nihil. Ook bijzonder: vaak geldt hoe duurder de auto, hoe meer opties. Zoniet bij Polestar. Je kunt wel kiezen uit een paar dingen (bepaalde wielen, al dan niet chroom langs de ramen, zwart leer of zwart/wit), maar die zijn allemaal zonder meerprijs. Blijft over: één optie. Glimmende lak (keuze uit vijf kleuren) is standaard, maar voor 5.000 euro kun je ook matte lak bestellen. Dan kun je hem meteen ook nooit meer door de wasstraat gooien (daar houdt zo’n lak niet van), maar dat bespaart dus ook weer kosten: na 416 zondagmiddagen sponzen heb je je investering
er mooi wel uit.

Specificaties Polestar 1


Motor
1.969 cc
viercilinder twincharged hybride
609 pk
1.000 Nm
Aandrijving
vier wielen
8v automaat
Prestaties
0-100 km/u in 4,2 s
top 250 km/u
Verbruik (gemiddeld)
0,7 l/100 km
15 g/km CO2 A label
Afmetingen
4.586 x 1.958 x 1.352 mm (l x b x h)
2.742 mm (wielbasis)
2.350 kg
60 l (benzine)
143 l (bagage)
Prijzen
€ 159.500 (NL)
€ 155.000 (B)

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)