De eerste avond nemen we een duik in het onbekende. Niet om te zwemmen – dat komt later, als we voor de tweede keer de nodige moed hebben verzameld. De eerste keer hebben we die moed nodig om stokvis te proeven. Het heeft een wat grauwe kleur, het is een beetje taai, het heeft een hoog eiwitgehalte en een zeer uitgesproken smaak, en het is het op één na belangrijkste exportproduct van Noorwegen.

De plaatselijke delicatesse

Waarom ze een deel voor zichzelf houden, snappen we echt niet, maar het is wel zo, want het komt op werkelijk ieder menu hier voor. Maar je moet die smaaksensatie met nieuwsgierigheid ondergaan, en zonder eraan te denken hoe dat goedje er een week eerder nog uitzag.

In de winter zwemt de kabeljauw van de Barentszzee naar de minder koude, door de golfstroom gevoede wateren rond de Lofoten-archipel. Paartijd. De afgelopen duizend jaar, of nog langer, hebben vissers de kabeljauwcoïtus onderbroken en de ongelukkige geschubde geliefden aan een middeleeuwse marteling onderworpen: hun koppen worden afgesneden en hun ingewanden eruit getrokken. Dan worden ze twee aan twee aan hun staart aan galgachtige houten stellages opgehangen.

En daar blijven ze hangen. Ze worden van januari tot maart gevangen, en van maart tot juni hangen ze daar stilletjes en griezelig aan die eindeloze stellages (die, bijna poëtisch, hjell worden genoemd) langs de zuidkust, waarbij de wind de geur en het vocht wegvoert naar de zee, totdat er een uitgedroogd, eiwitrijk omhulsel is overgebleven. Als je het wilt eten, moet je het een week laten weken, waarna het onderdeel wordt van zo’n beetje ieder menu van Bjerkvik tot Å.

En jij maar denken dat de Scandinaviërs het helemaal voor elkaar hadden, of niet dan?

We weten ook zeker dat jij de kaart van Noorwegen wel dacht te kennen: van onder zakvormig, en daarboven smaller en met rafelranden, waarna het zich boven Zweden en Finland krult. Laat je blik nu nog eens langs de kustlijn gaan. Een stukje ten noorden van de poolcirkel liggen ze, de Lofoten-eilanden, een 160 kilometer lange, snavelvormige lijn die de Noord-Atlantische Oceaan in steekt.

Het zou de verre uithoek van alles moeten zijn, en dat was deze eilandengroep ook, totdat in de negentiende eeuw kunstenaars en schrijvers hoorden over de Maalstroom aan de zuidpunt, de sobere eenvoud van het leven daar en het magistrale landschap. De andere kant van Noorwegen, zeg maar. De kant die wij kennen: oliewinning, elektrische auto’s, welvaart en toekomstgerichtheid.

De winsten, dividenden en belastinginkomsten uit de olieproductie worden in een nationale pensioenkas gestort – ’s werelds grootste onafhankelijke geldreserve, die 200.000 dollar vertegenwoordigt voor ieder van de 5,2 miljoen inwoners van Noorwegen. Het land kent een aanzienlijk begrotingsoverschot en bijna geen staatsschuld, en het investeert substantieel in de infrastructuur. Zo’n 98 procent van de geleverde stroom komt uit duurzame bronnen, voornamelijk waterkracht.

Moeder Natuur heeft het land bijzonder rijkelijk bedeeld

Het resultaat van dat alles is onder andere dat de Lofoten-eilanden 4G en E10 hebben. High-speed data, hoe ver je je ook van de gebaande paden waagt. Al betekent buiten de gebaande paden hier: over mooie wegen met heerlijke bochten, over boogbruggen en door in de diepte duikende tunnels. Niemand kan hier onaangedaan onder blijven, en wij al helemaal niet.

En dan heeft de Polestar 1 ook nog een glazen dak, zodat je helemaal ogen tekortkomt: hoe moet je je in godsnaam concentreren op autorijden als het land en het water om je heen zulke betoverende vormen aannemen? De hele eilandengroep is een geografisch crescendo: het begint laag en lieflijk, en pas in de verte zijn er onheilspellende bergen zichtbaar.

Maar dan beginnen de lagen als wankel opgestapelde vergezichten in ons blikveld te komen, er doemt een gerafelde kustlijn op uit de zee, de begroeiing trekt zich terug, rotspartijen overheersen het decor, het groen wordt donkerder, het grauw wordt dreigend en de ondergrond onregelmatiger, zodat de weg in de buurt van Reine haar rok moet ophouden en springend en draaiend tussen de eilandjes door moet huppelen, en iedere ingenestelde haven een korte landing is. Lord of the Rings, vindt iedereen. Fout – het is Hoe tem je een draak.

Stokvis en dit decor, wat een combinatie

Misschien is schoonheid niet mogelijk zonder afzichtelijkheid, denken we – en daar laten we het maar bij qua hoogdravend gefilosofeer. Er zijn plekken waar het gebulder van een luidruchtige V8 gepast lijkt, maar hier voelt lawaai van een verbrandingsmotor verkeerd aan, of dat nu is vanwege de vooruitstrevende levensvisie van de Noren, de uitzonderlijke helderheid van het water of omdat je de stilte waarin deze bergtoppen zijn gehuld niet wilt verstoren.

Elektrische kracht is hier op zijn plaats. Deze Polestar 1 voelt zich hier ontwapenend goed thuis. Hij heeft een koele, noordelijke uitstraling en een niet-opdringerige aantrekkelijkheid die perfect bij dit landschap past.

De prestaties van de Polestar 1

Hij wordt deels aangedreven door een benzinemotor (de enige Polestar waar dat voor zal gelden), maar de 2,0-liter viercilinder met 312 pk, super- én turbocharger die de voorwielen aandrijft, gedraagt zich nooit overheersend. Hij is volmaakt in balans met de 304 pk die de drie elektrische motoren voortbrengen – één voor ieder achterwiel en één op de krukas om te fungeren als startmotor en om het tijdelijke koppelverlies bij het schakelen op te vangen.

Ze halen hun energie uit een accupakket van 34 kWh dat goed is voor een elektrisch bereik van 150 kilometer. En dat klopt ook echt. We vertrokken in de buurt van Narvik met een bijna helemaal opgeladen accu, en ondanks wat uitproberen met de Mode-knop en enige routeverkenning, hoefden we die avond in Svolvær, na 240 kilometer rijden, maar 7,82 liter te tanken om hem weer helemaal vol te gooien. Dat betekent 3,2 l/100 km. Wat 9,7 l/100 km wordt wanneer de accu leeg raakt en de motor het zware werk moet doen. En zwaar werk is het, met een gewicht van 2.350 kilo.

Terug naar de locatie

De 24.000 zielen tellende plaatselijke bevolking heeft vooral voor hybride gekozen, in plaats van helemaal elektrisch. De afstanden zijn te groot en de dorpjes te klein voor een dekkende oplaadinfrastructuur op de eilandengroep. De Tesla Supercharger wordt later dit jaar pas verwacht.

Leknes, op driekwart van de route, is het centrale oplaadpunt voor het publiek. We rijden erheen en lopen tegen dezelfde problemen aan als bij ons: je moet een app downloaden, een account openen, met een callcenter bellen en een Noors telefoonnummer opgeven voordat we eindelijk kunnen gaan opladen. We lopen naar een café vlakbij en amper 45 minuten later zijn we voor 85 procent opgeladen, klaar voor onze ­volgende lange, stille rit.

De Polestar 1 past precies bij het landschap

Het is makkelijk om je hier aan het landschap te vergapen en helemaal niet aan de Polestar 1 te denken – lekker de hele tijd stoppen en foto’s maken, waarbij je alleen maar opvalt hoe lang de deuren zijn (en dat zijn ze). Zijn uiterlijk is niet zo assertief als dat van bijvoorbeeld een Bentley, hij dringt zich niet zo aan je op.

Dat is in het begin misschien wat teleurstellend; als je 160.000 euro neerlegt voor een auto, waarvan er bovendien wereldwijd maar 1.500 verkocht zullen gaan worden, dan wil je toch iets bijzonders, iets opvallends? Of toch niet? Maakt hij misschien júíst indruk omdat hij – net als het landschap hier – meerdere lagen heeft?

Eerste laag: heel erg Volvo. Infotainment, versnellingspook, een hybridesysteem dat werkt als dat van een XC90 T8. Tweede laag: gekarakteriseerd door de manier waarop het matte koolstofvezel in het interieur mooi contrasteert met de glimmende onderdelen. Stille perfectie. Plus: de kofferbak openen en niet teleurgesteld zijn door het gebrek aan ruimte, maar al die zichtbare elektrische kabels bewonderen.

Derde laag: het besef dat de Porsche 918 Spyder de hybride is waar hij ons het meest aan doet denken. Serieus. Dat komt door wat er bij beide auto’s gebeurt als je in een hoge versnelling weinig toeren maakt: je hersenen denken dat het bij 2.000 tpm een en al sloomheid zou moeten zijn, maar dan voel je de genadeloze inbreng van al het elektrische koppel.

En dan gáát ie ook. De Polestar 1 is uitgerust met handmatig instelbare ophanging. De Öhlins-schokdempers beschikken over 22 standen, voor als je zin hebt om daarmee in de weer te gaan. Dat hadden we aanvankelijk niet, tot de nieuwsgierigheid het won. Waarna we niet meer konden ophouden met spelen.

Voordelen en achter nadelen van de Polestar 1

Aan de voorkant is het simpel: gewoon de motorkap openen en lekker draaien. Maar aan de achterkant heb je een garagekrik nodig, waarna je de modderige binnenkap van de wielkast moet verwijderen om erbij te kunnen. In het begin stellen we ze lekker zacht in: minder zacht en loom dan we hadden verwacht, niet dezelfde soort zachte demping als van een Conti GT, maar wel deinender.

Van maximaal zacht gaan we naar maximaal hard. Een paar honderd meter nadat we van een parkeerplaats weer de weg op zijn gekomen, gaan we over een flinke hobbel in het asfalt. We slaken een kreet. Vrolijke geluiden, want de manier waarop de Polestar 1 in zijn schokdemping duikt en dan weer zachtjes omhoog veert, snel en volkomen moeiteloos, is simpelweg magistraal. De volmaakte beheersing. Hij stuurt nu zwaarder en met meer bite, en het onderstel gedraagt zich zo lenig dat we verlangen naar scherpere bochten.

Die vinden we in de buurt van Stamsund en – nog lekkerdere – bij Nus­fjord

Niet alleen maar scherp, ook spectaculair, en bovendien gaan we hier een beetje de hoogte in. Overal op de Lofoten beslaat de weg – of eigenlijk: ieder spoor van menselijke aanwezigheid – een dunne strook langs de kust: een soort meniscus tussen de diepe oceaan en de hoge bergen.

De Polestar 1 grijpt deze zeldzame kans aan en kwijt zich met verbazingwekkende precisie van zijn taak. Waar is al dat gewicht gebleven? Hoe krijgt een auto van 2.300 kilo het voor elkaar om zo subliem wegligging en comfort te combineren? Een Conti GT begint op een gegeven moment over te hellen, een BMW 8-serie reageert niet meer zo strak.

Goed beschouwd is de Polestar 1 behoorlijk fascinerend. Hij zit aan het sportieve uiteinde van het GT-spectrum, maar weigert om zich zo te gedragen. Je derrière wordt niet samengeknepen in de stoelen, ze zitten simpelweg verdomd lekker. En hij mag dan niet zo’n extrovert uiterlijk hebben, zelfs in dit adembenemende landschap wordt onze blik steeds naar hem toegetrokken. Snelheid is niet zijn eerste prioriteit, maar op jouw aanvraag kan hij duizelingwekkend hard gaan.

Niets is sterker dan de stilte

De Lofoten zijn het aangewezen gebied om op de meest pure manier te bereizen: puur in de zin van louter elektrisch, zonder het lawaai van de vier cilinders. Maar puur wil ook zeggen: strak en fel optrekken tot maximaal 147 km/u en even de corpulente glazen versnellingshendel naar achteren halen voor extra regeneratie. Kinetische energie gebruiken om de accu bij te laden? Heel Noors.

De mensen hier zijn dol op de Polestar 1. Velen kennen hem en zijn er haast chauvinistisch trots op. Wat de Polestar 1 zo bijzonder maakt, is dat je zelf kunt bepalen hoeveel interactie je wilt, hoeveel lagen diep je als het ware wilt gaan. We zouden er alle begrip voor hebben wanneer dat er in deze omgeving niet zo heel veel zouden zijn.

We gebruiken hem voor een kleine ontdekkingsreis, voor een rit over een onverharde weg op zoek naar de volmaakte rode rorbu (traditionele vissershuisjes). We rijden er rond middernacht mee naar Fredvang om een nachtelijke wandeling bij daglicht te maken, wanneer de zon maar voor dertien minuten ondergaat.

Moving on

We bezoeken Henningsvær en het wel heel vreemde voetbalveld daar (met overal eromheen de onvermijdelijke hjell, als gapende toeschouwers). En natuurlijk gebruiken we hem om naar het uiterste punt van deze indrukwekkende, buitenaardse archipel te rijden: het plaatsje Å. Leuk, denken we, het allerlaatste plaatsje met als naam de allereerste letter. Niet dus. Å (uitgesproken als ‘or’) is de laatste letter van hun alfabet, dat van A naar Å loopt. Het smalste plaatsnaambordje ter wereld.

De Lofoten-archipel houdt op na een tunnel die uitkomt op een overvolle parkeerplaats vol campers en bordjes die, vreemd genoeg, in het Italiaans zijn. Wie weet is de verklaring dat het grootste deel van de stokvis naar Italië wordt geëxporteerd.

De economie van deze groep eilanden mag dan worden gedragen door gedroogde kabeljauw, we willen niet dat ze zo in ons geheugen blijven hangen. We gaan weer terug naar een weggetje dat we op onze nachtelijke tocht hebben gevonden. En daar treffen we, alsof het er heel bewust is neergezet, de perfecte rorbu aan, op palen, op een helling, bij een kleine werf. Het is prachtig: stil, verstild, sereen. Alleen maar lagen, groene heuvels met daarachter grijze, hoge bergen.

De Polestar 1 heeft iets geniaals

We gaan erbij zitten en denken na: de Polestar 1 heeft iets geniaals, een slim concept dat mensen die bewust in het leven staan moet aanspreken. Hij is anders, prikkelend en eigenzinnig en geeft het merk een bijzonder intellectuele dimensie. We blijven nog vijf minuten zitten en nemen dan een besluit.

Het punt waarop je niet meer terug kunt, is niet wanneer je halverwege in de lucht hangt, maar al veel eerder, wanneer je een idioot idee te berde brengt. De trui gaat uit, waar we bij moeten zeggen dat deze ruim 50 jaar oud is en speciaal gekozen voor deze reis.

Het is een echt Noors erfstuk uit de tijd dat vader en een stel vrienden met een Dormobile door Noorwegen trokken en hun sokken aan de zijspiegels te drogen hingen. Lastig met de frameloze spiegels van de Polestar 1, schiet er nog door ons hoofd, voordat we in het rijk der vissen springen.

Specificaties van de Polestar 1


Motor
1.969 cc
viercilinder twincharged hybride
600 pk @ n.b. tpm
1.000 Nm @ n.b. tpm
Aandrijving
vier wielen
8v automaat
Prestaties
0-100 km/u in 4,0 s
top 250 km/u
Verbruik (gemiddeld)
4,7 l/100 km
90 g/km CO2
Afmetingen
4.585 x 1.935 x 1.352 mm (l x b x h)
2.742 mm (wielbasis)
2.350 kg
52 l (benzine)
bagageruimte n.b.
Prijzen
€ 159.500 (NL)
€ 157.500 (B)

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)