De Citroën DS was een echte Franse godin. Hoe goddelijk (of Gallisch) is de nieuwe DS3? Le Capitain Lentement zoekt het uit.
Door James May
Ik zal geen verhandeling houden over wat modieus is en wat niet, want het behoeft geen toelichting dat ik daar geen enkel verstand van heb. Dat laten we dus even buiten beschouwing. Ik denk dat je twee kanten op kunt als je een kleine auto zoekt.
De eerste optie is retro. Je koopt dus een Mini of een Fiat 500. Bij optie twee laat je de schroothoop van dwaze reïncarnaties voor wat het is en ga je voor iets moderns als een Twingo of Suzuki. Ik houd van oude auto’s, maar alleen als ze echt oud zijn. Dus ik zou een DS3 kopen, omdat hij groovy is. (Retrotaalgebruik is wel oké, trouwens.)
Sommigen noemen deze auto ‘bijna premium’, wat mij als kletskoek en bovendien beledigend in de oren klinkt. Net alsof je over iemand zegt ‘over het algemeen heteroseksueel’ of ‘grotendeels capabel’. Citroën is een zeer hoogstaand merk, dat een aantal van de meest interessante auto’s aller tijden heeft gemaakt. Het beste voorbeeld daarvan is natuurlijk de meest radicale auto ooit geproduceerd, de originele DS uit 1955.
Het is dus behoorlijk gewaagd om dit een DS te noemen. Ik weet het niet zeker, want ik was in 1955 nog niet geboren, maar ik kan mij zo voorstellen dat de lancering van de echte DS gepaard ging met veel poeha over de hydraulische techniek, het moderne plastic, de halfautomaat, enzovoort.
Ik denk ook dat de opwinding rondom de introductie van de SM vooral draaide om technische zaken en prestaties. Ik ben wel oud genoeg om me te herinneren hoe de magnifieke CX aan de wereld werd gepresenteerd en dat we stomverbaasd waren over de op- en neergaande ophanging. De introductie van de verbijsterende Xantia Activa heb ik vanzelfsprekend ook meegemaakt. Wederom stonden de tijdschriften vol met interessante details; dit keer over de techniek die overhellen in bochten voorkwam.
Waarover moeten we ons nu verbazen? De zeven verschillende variaties waarin de pookknop kan worden uitgevoerd?
Eigenlijk brengt de nieuwe DS3 niet veel technische vernieuwing. Het is nog steeds een normaal voertuig met vier wielen en een verbrandingsmotor. Als de DS3 zo revolutionair zou zijn als zijn voorvaders, zou ie in elkaar gezet zijn met laserstralen en kunnen vliegen.
Aan de andere kant waren de oude Citroëns nogal eigenwijs, op een zeer Franse manier. Ze staan erom bekend niet altijd te werken, dus misschien is technisch conventioneel wel gewoon wat de consument wil.
‘De optielijst zou zo door kunnen gaan voor de opvolger van de sudoku-puzzel, zo veel valt er te kiezen’
Des te meer kunnen we ons verwonderen over het uiterlijk van de DS3. Want hij ziet er behoorlijk mooi uit. Ook op esthetisch vlak heeft Citroën een geschiedenis: de DS uit 1955 werd ontworpen door een beeldhouwer, de 2CV door een boer en mijn Ami 8* door une lunatique.
De uiteindelijke versie van de DS3 lijkt geruststellend veel op het conceptontwerp. De auto heeft nog steeds het zogenaamde ‘zwevende dak’ (dat niet echt zweeft, het is maar een illusie) en de b-stijl in de vorm van een haaienvin.
Dit doet me denken aan iets vreselijks: een man die in zijn BMW 3-serie cabriolet rijdt met het dak en de voorramen naar beneden, maar de achterramen vergeten is. Dat ziet er sneu uit, maar deze vinnen zijn best aardig. (Overigens, als je aan het zwemmen bent en je ziet een haaienvin als deze, hoef je je niet druk te maken. De haai zwemt namelijk van je vandaan. Maar dat terzijde.)
Citroën zegt dat deze auto ‘begeerte centraal plaatst in de ervaring die autorijden heet’. Het ontwerpteam heeft gewerkt met drie sleutelwoorden: verrassing, aantrekkingskracht en vitaliteit. Dat soort omschrijvingen slaat nergens op. Er is geen enkel merk dat bijvoorbeeld werkt met de woorden grijs, liefdeloos en Stalinistisch (hoewel je dat bij Proton wel zou verwachten). De DS3 is in werkelijkheid beter te omschrijven als blij, eigentijds en funky op een behoedzame manier.
De makers zeggen dat de auto luxueus is, maar daar zet ik vraagtekens bij. Als je het hebt over een luxueuze levensstijl komt op nummer één tijd, op twee ruimte, op drie licht en lucht en tot slot fraaie bekleding. De DS3 is redelijk klein, maar van de ruimte is slim gebruik gemaakt zodat er vijf zitplaatsen zijn en de auto een bagageruimte heeft waar de Mini en Fiat jaloers van worden. Het interieur is smaakvol.
De optielijst zou zo door kunnen gaan voor de opvolger van de sudoku-puzzel, zo veel valt er te kiezen. Het is een aanrader om de brochure te lezen die Citroën bij deze auto uitbrengt: daar zullen heel wat grappen over gemaakt gaan worden. Toch moet ik serieus blijven want deze auto bewijst dat ie van voor tot achter klopt. Het dashboard bijvoorbeeld is zwierig vormgegeven en gedecoreerd, zonder dat het meteen Transformers-achtige pretenties heeft. Sommige auto’s willen te graag hip zijn en gaan daardoor te ver, maar daar heeft deze dus geen last van. De stoelen zijn prima en overal zitten onderdeeltjes die je wilt aanraken.
Desondanks wil ik nog even de oude zeikerd uithangen. Dit is een light-versie van een Citroën. Als stiekeme bewonderaar van echte Franse auto’s ben ik ietwat teleurgesteld. De knipperlichten bedien je gewoon met hendeltjes en niet met maffe schakelaars op het dashboard. Ook heeft het stuur te veel spaken en mis ik het spelletje ‘raad welk waarschuwingslampje er nu weer brandt’, zoals ik gewend was van mijn XM serie I.
Dat soort kritiek is voor nerds, dat weet ik. Dit is simpelweg een auto waar weinig op aan te merken is. Hij rijdt verrassend goed (hoewel ie beter zou rijden met normale wielen, denk ik) en reageert kordaat, mede dankzij het relatief lage gewicht. Ik zit heerlijk achter het stuur en vind de DS3 echt sympathiek.
Franse auto’s zijn niet meer zoals Franse auto’s ooit waren, maar lijken nog niet op Duitsers of Koreanen. Gelukkig.
*Uit de TopGear-uitzending waarin we de Rally van Mallorca reden. Ik heb ‘m gekocht. Op dit moment staat de Ami in een museum. Ik hoop dat hij daar blijft.
Reacties