Meedogenloze Duitse gründlichkeit of oogverblindend, maar ietwat nonchalant Italiaans temperament? Top Gear’s Tom Ford, ja, hij werkt ook voor de afdeling tv van Fifth Gear, piekert zich suf. Wakker worden krullenbol, rijden!
 
Er strijkt iets leerachtigs langs mijn achterwerk en mijn benen zijn vanaf de knieën gevoelloos. Het zeewater is zó koud dat mijn longen in shock lijken te verkeren en er spontaan een brok in mijn keel is geschoten die me op een of andere manier het gevoel geeft dat het een van mijn testikels is. Ik sla mijn blik op naar de Porsche Panamera en de Maserati Quattroporte die op de scheepshelling boven me geparkeerd staan, hier op het uiterste noordelijke puntje van het Britse vasteland, en vraag me vruchteloos af welke van deze waanzinnig goede auto’s ik zou kopen als ik over de even waanzinnige som geld zou beschikken die daarvoor nodig is. Terwijl ik langzaam mijn bewustzijn verlies en wegglijd in de warme, vertroostende koestering van een milde onderkoeling, lukt het me maar niet om de knoop door te hakken.
 
Het idee was eigenlijk heel simpel. Rij net zolang in de twee auto’s tot je weet welke het beste is waar het gaat om het recht-toe-recht-aan kilometer vreten, zonder dat het ten koste gaat van de dynamiek die zorgt voor rijplezier wanneer de wegen spannender worden. In ons geval betekent dat vanaf Londen noordwaarts rijden. Eindeloos vele kilometers autoweg lonken, met tot slot als kersje op de taart een paar van de aangenaamste wegen in het Verenigd Konink-rijk. Maar zo makkelijk laten de Quattroporte Sport GTS en de Panamera 4S zich niet van elkaar onderscheiden. Zodat we, eenmaal aangekomen op een plek die Dunnet Head heet – officieel het noordelijkste puntje van het Britse vasteland – nog steeds niet tot een bevredigende beslissing zijn gekomen. In een poging om die beslissing te forceren, stopte Top Gear daar niet en jakkerde verder over een overwoekerd rotspad (overduidelijk volstrekt ongeschikt voor auto’s van ruim 150.000 euro), en vervolgens over een verschrikkelijk gevaarlijke, in onbruik geraakte scheepshelling om nog net íets noordelijker te komen. Gefrustreerd nam ik een duik in zee. Wat niet hielp.
 
Wat ook niet helpt om tot een eindoordeel te komen, zijn de kale cijfers, en daarom wierp ik uiteindelijk een blik op de onderstellen van het tweetal, vanuit de comfortabele positie van een bed van zeewier. Op papier is dit een behoorlijk eerlijke test. De Maserati Quattroporte Sport GTS wordt aangedreven door een 4,7-liter V8 die er via de achterwielen 440 pk uitgooit, en een automatische zesversnellingsbak met flippers voor extra controle als je zin hebt om wat met ‘m te dollen. Hij trekt in 5,1 seconden van 0 naar 100 km/u op, en hij blijft doorgaan tot zo’n 280 km/u. Daarna krijgt de aerodynamica, in plaats van een begrenzer, de overhand. Hij kost bijna 190.000 euro (in Nederland, Belgen betalen 130.680 euro), en zelfs boven de 200.000 euro in de uitvoering die wij tot onze beschikking hebben. Dat is veel.
 
De Porsche Panamera heeft eveneens een V8-motor, deze met een inhoud van 4,8 liter. Hij brengt 400 pk over via alle vier de wielen, door middel van een PDK-zevenversnellingsbak met dubbele koppeling, haalt de 100 km/u in vijf seconden rond en wordt ook wat kortademig bij autobahnachtige snelheden van rond de 280 km/u. Hij kost zo’n 145.000 euro in Nederland (in Belgïe is-ie 105.209,50 euro), maar wanneer je hem aankleedt tot een aanvaardbaar niveau, gaat dat bedrag flink omhoog. De 4S waarin wij rijden lijkt niet opgetuigd met het complete palet aan opties, maar hij heeft nog altijd een prijskaartje van bijna 180.000 euro – toch even slikken. Het moet gezegd: dit zijn geen natuurlijke concurrenten voor de BMW M5 en de Mercedes E63. We hebben het hier over iets verfijnders.
‘Helaas ziet hij er in mijn ogen ook echt uit als een ouwe dikzak, met evenveel overtollige pondjes als een overjarige R&B-diva’
 
Het begint allemaal heel simpel. Vier van ons stapten met bagage en al in de Panamera en reden volbeladen naar Edinburgh, waar we overstapten in de Maserati. Pas in de buurt van Newcastle waren we high van de fruitzuurtjes en begonnen we door de gespreksonderwerpen heen te raken. En gedurende die eerste vijf en een half uur was het moeilijk om niet onder de indruk te raken van de Porsche. De actieve luchtvering (optioneel) verandert een zware belading in heerlijk licht werk en neutraliseert zelfs de ergste ongerechtigheid in het wegdek richting het noorden. Hij is stil wanneer je dat wilt (hij heeft een knopje voor de uitlaat – optioneel – die het gegrom oppept) en je kunt waar en wanneer je maar wilt de schokdemping en de power opkrikken door middel van het Porsche Dynamic Chassis Control (optioneel), aan de hand van een rijtje knoppen op een middenconsole die er wel heel erg uitziet als een hightech mobiele telefoon van gigaformaat. De PDK-bak zorgt met het grootste gemak voor een flinke boost bij het inhalen van vrachtwagens, maar de auto lijdt aan een algehele matheid bij het optrekken die je in het verkeer echt op de zenuwen gaat werken. Wat betreft zijn rijgedrag zijn de eerste indrukken heel, heel goed. Hij voelt strak en vurig aan, en lijkt magnifiek goed doordacht.
 
Helaas ziet hij er in mijn ogen ook echt uit als een ouwe dikzak, met evenveel overtollige pondjes als een overjarige R&B-diva. Ja, het is een hatchback, en hij is diepgaand praktisch waar het om de bagageruimte gaat – met inbegrip van neerklapbare zittingen – maar van voren ziet hij eruit als een opgezwollen Corvette en van achteren als een opgezwollen kadaver. Een mooie auto is het bepaald niet. En ook geen kleine – als ik een Panamera-bezitter was, zou ik smalle straatjes en krappe parkeerplaatsen mijden. Sterker nog, ik zou de stad helemaal links laten liggen. Hij rijdt godbetert als een bus.
 
In vergelijking daarmee is de Quattroporte stijlvol slank en oogverblindend sexy. De GTS, die zo uit een film over de maffia lijkt te zijn weggereden, ziet er in het zwart bepaald verleidelijk uit, met ‘privacy glass’ en al die GTS-opsmuk, zoals een nieuwe grille, aerodynamische zijspiegels, subtiele aanpassingen aan de carrosserie en optioneel extra luidruchtige, rechthoekige uitlaatpijpen. Van binnen is hij, uiteraard, ook zwart, met een levendig accent door de toepassing van Titan Tex-titaniumweefsel. Als ik een GTS van opties zou moeten voorzien, dan zou dit mijn keuze zijn. Draai de contactsleutel om en er klinkt een Ferrari-achtige startgrom waardoor iedereen zich om zal draaien. Subtiel is anders. Zet ‘m in de versnelling, pruttel weg en je zult, althans voor even, denken dat er niets zo geschikt is voor een lekker rustig ritje als een automaat met koppel-omvormer. Er vallen geen gaten, geen aarzelingen waar je niet op bent voorbereid. Crimineel goed.
 
Neem de autoweg om nog noordelijker te gaan op zoek naar mooiere uitzichten, en de Maserati krijgt zijn eerste hobbeltje te verwerken, zowel letterlijk als figuurlijk. De ophanging is gewoon niet zo sereen als die van de grote Porsche en laat je vrolijk over kleine ongerechtigheden ratelen, maar naarmate je harder gaat wordt het beter. De uitlaat is ook nogal onverstoorbaar monotoon, zelfs als de ‘Sport’-knop niet is ingedrukt – beroer dat ondeugende nippeltje rechts op het dashboard en je wordt onthaald op een van de mooiste geluiden in dit genre. Maar op de autoweg gaat dat constante gejank en gehuil binnen op je zenuwen werken. Vergeet niet: we zijn niet op zoek naar een auto voor weekenduitstapjes, dit hier moeten Mondeo’s voor miljonairs zijn, die net zo makkelijk kilometers verslinden als het subtiele bochtenwerk uitvoeren. Als je vaak veel kilometers moet maken, zal het aanhoudende gedaver van de GTS je tot de aanschaf van oordopjes dwingen – echt, zo erg is het.
 
Na onze eerste stop, met uitzicht op de prachtige Forth Road Bridge, worden de wegen bochtiger en de monotone verveling van de autoweg wordt een verre, vage herinnering. De Maserati begint onmiddellijk te jubelen en te juichen en het geluid dat op de autoweg zo irritant was, verandert in een indrukwekkende strijdmars. Hij borrelt. Hij ronkt. Hij gromt en kermt en rochelt en jankt. De GTS bestrijkt het complete geluidenspectrum en als je de V8 flink aan het werk zet, haalt hij echt snelheden van circuitkaliber.
 
Vreemd genoeg voelt hij meteen lichter aan dan de Porsche, ook al is-ie dat verre van (hij weegt maar liefst 130 kg meer), maar hij stuurt strakker en de motor is heftiger. Alleen het fantastische geluid al is het extra gewicht meer dan waard. Schakel terug met de prachtige, bijna komisch aandoende grote hendels achter het stuur en je krijgt variaties waar een paar jaar geleden de beste gerobotiseerde, handgeschakelde Formule 1-bolides trots op zouden zijn geweest. Haal een plukje auto’s tegelijk in, met een volmaakt veilige maar spectaculaire manoeuvre, hou even in, en herhaal de exercitie dan. Wat leuk!
 
De Porsche heeft wat langer nodig om zich aan te passen, simpelweg doordat hij niet zo intuïtief is als de GTS. Het stuur reageert wat preciezer, maar is vanwege de vierwielaandrijving bij lage snelheden wat warrig. Maar hoe harder je gaat, hoe serieuzer de Panamera zijn taak neemt met meer grip, meer behendigheid en meer gevoel. Iedere bocht, hoe diep je het gaspedaal ook ingetrapt hebt, voelt voor zo’n enorme bak lekker aan. Het geluid is lang niet zo opwindend, maar het diepe gegrom van de V8 dwaalt nooit ver af van het bereik waar hij op zijn best is, dankzij de uitzonderlijke PDK-versnellingsbak.
‘Kom je halverwege een stevige bocht een hobbel tegen, dan begint de uit de kluiten gewassen Italiaan al flink te stuiteren en raakt de grond’
 
In de ‘Sport Plus’-stand elimineert de versnellingsbak de laatste paar stapjes om de motor nét dat kleine beetje harder te laten werken en het krikt de gebruikelijke parameters (gaspedaal, motorrespons) op. En om eerlijk te zijn, is de Panamera simpelweg gewoon sneller, terwijl hij heel wat minder kabaal voortbrengt. Het plezier van de doppelkupplungsgetriebe-versnellingsbak (probeer dat maar eens uit te spreken als je flink gedronken hebt) wordt bijna geheel teniet gedaan door de handmatige bediening, in die zin dat hij volstrekt tegen je gevoel ingaat (je drukt de aan het stuur gemonteerde tuimelaar naar voren om op te schakelen, en trekt ze naar je toe om terug te schakelen). Maar hij is onberispelijk. Op een nat wegdek is de Maserati in vergelijking met de Porsche 4×4 nergens.
 
Zestien uur later bereiken we het noordelijkste puntje van Schotland, duizelig van de adrenaline maar bijna geheel verstoken van zadelpijn – hoewel de aan alle kanten extra steun gevende zittingen van de Porsche de zwembandjes om het middel wat in de weg zitten. Maar in beide auto’s blijf je na uren rijden nog behoorlijk fit, ook al moet je het juiste toerental vinden waarbij de Maserati het minst storend is. En als we stoppen, gebeurt er iets vreemds. De Panamera trekt vrijwel meteen behoorlijk wat bekijks. Maar de voorbijgangers vinden hem gewoonweg niet mooi. De Maserati oogst van alle kanten bewondering, maar de nieuwere, glanzendere Porsche wordt vrijwel unaniem belachelijk gemaakt.
 
Tijdens een tankstop in Dunnet Village kirren twee heerlijk gekke ouwe dametjes zelfs opgewonden naar de Maserati, terwijl ze spottend naar de Panamera wijzen. Hoewel, misschien proberen ze ons alleen maar af te leiden van het feit dat we de tank zojuist hebben gevuld met de afvalethanol uit de plaatselijke whiskydistilleerderij. De algemene indruk is die van obesofobie: iedereen in onze bescheiden opiniepeiling geeft iedereen hetzelfde antwoord: dat de Panamera gewoonweg te schonkig is om lekker te rijden. Als je cool zou willen zijn, dan zou dit niet ideaal zijn voor een labiel ego, en ik begin al uit te leggen dat de Porsche niet mijn eigendom is vóórdat mensen ernaar vragen. Normaal gesproken is het tegengestelde het geval.
 
En dus begeven we ons, na onze weloverwogen poging om zo ver mogelijk van onze werkplek te geraken als maar mogelijk is zonder dat de auto’s helemaal nat en ziltig raken en de geest geven, en nadat ik kortstondig heb geflirt met twee zeehonden in de Noordzee, richting droomwegen. Ik weet niet of je ooit in de gelegenheid bent geweest om de westkust van Schotland aan te doen, maar om je een idee te geven: probeer je de miniatuurracebaan van God himself voor te stellen. De weg van Mallaig naar Fort William ziet er zo uit. Voortdurend in het landschap dalende en stijgende wegen, driedimensionale sinusgolven die tussen de zee-inhammen op en neer gaan. Het bergachtige decor is zo waanzinnig mooi dat het wel geschilderd lijkt, en in de verte vervaagt het zachtjes alsof je door een dunne sluier kijkt.
 
De Porsche doet zijn werk perfect. De wegen zijn niet echt onberispelijk en in de Sport Plus-stand kan de Panamera flinke opdonders krijgen, maar als je hem in de lichtere schokdemppositie laat staan, gedraagt hij zich echt als een grote auto. En hij wekt de indruk de grip nergens ook maar enigszins te verliezen en werkt zich onverstoorbaar en vasthoudend door iedere bocht – een meesterlijke exercitie in hoogstaand vakmanschap. Hij is ongelooflijk.
 
De Maserati is gewoonweg niet zo goed. Zelfs met de speciale GTS-ophanging slingert en bonkt hij meer. Kom je halverwege een stevige bocht een hobbel tegen, dan begint de uit de kluiten gewassen Italiaan al flink te stuiteren en raakt de grond. Hij slingert en reageert nerveus op het gaspedaal en het stuur. Objectief beschouwd kan de Maserati niet in de schaduw van de Porsche staan. Als je nog meer nagels aan de doodkist wilt: gedurende de testrit was de Panamera zo’n 25% zuiniger dan de Maserati, ondanks de iets grotere motor. Hij stoot bovendien 260 g/km CO2 uit, de Maserati 365 g/km. Die cijfers tellen wanneer je er zelf een bezit, vooral het gegeven dat je in de GTS heel wat vaker moet stoppen om te tanken.
 
Maar de waarheid is dat ik niet erg cijfermatig ben ingesteld. Het gaat in het leven nu eenmaal niet altijd om statistieken en getallen, je wilt ook een auto waarin je je de koning te rijk voelt, die iets bij je losmaakt. En de Porsche Panamera is niet zo’n auto. Het komt hierop neer: óf je koopt een auto omdat je er bezit van wilt nemen, hem deel van jezelf wilt laten zijn, hem in je op wilt nemen. Of je koopt een auto die zoveel mogelijk tegemoet komt aan je eisen. De reis, of de bestemming. De Maserati klinkt als live uitgevoerde muziek, terwijl de Panamera een volmaakte studio-opname is. Dus terwijl ik vol bewondering naar de Panamera kijk vanwege zijn soepelheid, de kwaliteit, de doorwrochte techniek – zie ik een enorm, lelijk, zielloos ding. De Maserati is overduidelijk de mindere, maar hij heeft wel ballen. En als het gaat om een tochtje langs de mooiste plekjes in Schotland, of een rit over de saaiste stukken van de snelweg, is de keuze overduidelijk.
 
Ik zou mijn geld uitgeven aan de Maserati Quattroporte.

Reacties