‘Als jij geen verbrandingsmotoren maakt, doet een ander het wel.’ Een zeldzaam moment van gezond verstand in de vorm van een uitspraak (van even geleden) van de baas van BMW, Oliver Zipse. De meeste mensen in zijn positie voelen zich verplicht het louter te hebben over een volledig elektrische toekomst, en ze vrezen de consequenties van het zelfs maar suggereren van iets anders dan dat.

Omdat politici en jonge mensen die in grote steden leven, hebben besloten dat het kunnen afleggen van afstanden met gebruikmaking van een motor het ergste is dat een mens kan doen. Terwijl ze hun vers uit Ethiopië overgevlogen koffie weglurken.

Het is die zekerheid van de elektro-zeloten die ik zo smakeloos vind, en het feit dat ze zich zo moreel superieur wanen. Wat voor hen ook niet helpt, is het feit dat de publieke opinie over de toekomst van mobiliteit wordt gevormd door politici, Twitter-schreeuwlelijken en, in een mate die ik oprecht griezelig vind, het onderwijssysteem.

De cancelcultuur treft ook de verbrandingsmotor

Dit is 50 jaar scenarioplanning door Wikipedia. De eerste twee zijn makkelijk te doorgronden en heel zichtbaar. De cancelcultuur van tegenwoordig betekent dat je op sociale media twee dingen absoluut niet mag: de interne verbrandingsmotor verdedigen en veronderstellen dat er ook maar één fietser is geweest in de geschiedenis van het fietsen die ook maar íéts fout heeft gedaan.

Voor degenen onder ons die het met die standpunten niet noodzakelijkerwijs eens zijn en denken dat je van een volwassen mens mag verwachten dat ie ook af en toe het grijs tussen het zwart en wit kan zien, is er natuurlijk altijd de optie dan maar gewoon niet actief te zijn op die platforms.

Geen Twitter meer

Ik kom al een aantal maanden niet meer op Twitter – zoals je al kon voorspellen, ben ik er een gelukkiger mens door. Maar als je kinderen hebt en de wet gehoorzaamt door ze naar school te sturen, kun je niet om het onderwijssysteem heen.

Mijn kinderen hebben veel geleerd van hun veelal inspirerende leraren. De meesten van hen verspreiden de boodschap van tolerantie, van het nooit komen tot absolute conclusies over allerlei onderwerpen, van het Britse empire-gevoel tot gender, en dat het misschien beter zou zijn als mensen in het Verenigd Koninkrijk geen avocado’s zouden eten in november. Maar er is één constante boodschap die mijn kinderen ook (en volstrekt ondubbelzinnig) meekrijgen: auto’s zijn slecht.

Voor een autorijdende ouder is het een beetje frustrerend, dit erin rammen van nonsens. Voor een figuur die een tv-show presenteert die er een niet altijd even serieuze aanpak van het opfikken van fossiele brandstoffen op nahoudt, is het een beetje een ramp.

Snelle auto’s krijgen vuile blikken

Twintig jaar geleden zou iemand in mijn positie het ene na het andere verzoek hebben gekregen eens een Lambo mee te nemen naar het schoolplein, zodat groep 6 de toerenteller eens een zwiep kon geven en kon giechelen. In 2022 moet ik me bijna vermommen om niet de hele tijd vuile blikken te krijgen.

Zelfs als ik aan kom rijden in een EV, heb ik het gevoel dat ik als gewapende overvaller die net uit de gevangenis komt op minder veroordeling zou hoeven rekenen. Het is heel raar. Zeker omdat de meeste kinderen die braaf knikken als de meester ze vertelt dat ze in een grot zouden moeten wonen en alles zouden moeten afzweren wat hun geboorteland de afgelopen 5.000 jaar heeft gedaan, vervolgens naar buiten rennen en zich op de achterbank van mamma’s Range Rover nestelen.

We moeten de leraren ook iets bij gaan leren

Hoe dan ook, ik denk dat wij, de autogemeenschap, eens aan de slag moeten met het onderwijssysteem. Een beetje pr doen. Ze laten weten dat het heel goed zou kunnen dat elektriciteit een groot deel van de mobiliteitstoekomst gaat bepalen, maar dat andere oplossingen ook nodig blijven. Dat autorijden niet per se het Kwaad in eigen persoon is, en dat je het zelfs leuk mag vinden. En dat okra in het VK, in januari, ook niet echt een seizoensgroente is.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)