De Porsche 917 is de beste raceauto aller tijden, toch? Dat zou heel goed kunnen. Hij getuigt in ieder geval van de monomanie van zijn geestelijk vader, wijlen Ferdinand Piëch. Maar het was niet onmiddellijk een voltreffer, zoals Richard Attwood – die in 1970 met de 917 de eerste Le Mans-zege voor Porsche binnenhaalde – ooit vertelde toen hij herinneringen ophaalde, zijn betoog met krachttermen doorspekkend.

Laten we zeggen dat de Porsche 917 bij hoge snelheden interessante tekortkomingen vertoonde wat betreft de wegligging. Dus moesten er aanpassingen komen. De queeste naar meer neerwaartse kracht en minder luchtweerstand voerde Porsche naar aerospecialist SERA in Parijs. Hun belangrijkste man, Robert Choulet, had geholpen bij het bedenken van de Langheck (lange achterkant) van de 917. Nu was de uitkomst nog vreemder.

De Porsche 917/20 leek log, plomp, een waggelend varken. Dat was althans het oordeel van Porsche-ontwerper Anatole Lapine toen hij hem de eerste keer zag. De ingrijpend aangepaste carrosserie was zo breed dat hij niet in Porsches vrachtwagens paste. In plaats daarvan werd hij met een oude militaire truck vervoerd. Toen hij in april 1971 voor testritten op de baan van Le Mans verscheen, besloot graaf Gregorio Rossi – de vermogende Martini-erfgenaam en hoofdsponsor – dat de auto te lelijk was om in de bekende Martini-uitdossing te rijden. Dat hij supersnel was, deed er niet toe.

Hierop ging Lapine helemaal los met zijn vergelijking met een varken. Hij liet de auto roze spuiten en voorzag hem van stippellijntjes, als op zo’n tekening bij slagerijen waarop de diverse stukken vlees van het beest staan aangegeven. De zogenaamde ‘Truffeljager uit Zuffenhausen’, met Reinhold Joest en Willi Kauhsen achter het stuur, reed op een gegeven moment op de derde plaats. Maar toen maakte Joest na twaalf uur een remfout en ging de Porsche 917/20 in de aanloop naar Arnage van de baan. De regel: een raceauto is altijd mooi als ie snel is.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)