Oude sportwagens zijn cool. In vergelijking met de meeste moderne snelle voertuigen zijn ze onmogelijk klein, delicaat en voorzien van heel dunne raamstijlen. Ze zeggen veel meer over je karakter dan een willekeurig gekochte moderne homp auto, en dragen een air van romantiek en stijl met zich mee die weinig te maken heeft met stuurbekrachtiging, voetgangersveiligheid, kreukelzones, airbags, en veel met de dood in het algemeen. Ze zijn rebels, een beetje gevaarlijk, en op een geweldige manier arrogant.

Zijn er wel nadelen?

Tevens zijn ze – helaas – enigszins vreselijk. Lawaaiig. Relatief langzaam. Ze zwabberen, remmen niet echt adequaat, haperen en zullen er bij tijd en wijle helemaal mee ophouden, gewoon om je eraan te herinneren dat ze zo romantisch zijn. Daar sta je dan te staan, op vrijdagmiddag, op de ring bij Antwerpen. Oude sportwagens zijn dus cool, maar toch eigenlijk wel alleen als ze het doen.

Er is echter een oplossing voorhanden, en die heet restomod

Dat is de afkorting van de begrippen restauratie en modificatie. Het is een term die we steeds vaker tegen­komen nu auto’s almaar zwaarder en homogener worden, want het is de oplossing voor mensen die van ouderwetse looks houden maar tegelijkertijd wel graag hedendaags gemak willen. Simpele zaken als starten en geen olie lekken op de snelweg vallen bijvoorbeeld in de laatste categorie. Remmen die werken, die zijn ook altijd fijn.

Het recept voor een restomod is zodoende tamelijk eenvoudig. Je koopt een auto uit een periode dat auto’s nog schitterend, apart en uniek waren, en voorziet die dan met gevoel en wijsheid van moderne techniek, waarbij je goed moet oppassen ’m niet onverhoeds te ontdoen van elementaire deeltjes van z’n karakter. Het kernwoord voor succes hier is – naar onze bescheiden mening – subtiliteit. Sommigen doen het goed; anderen snappen het niet.

De mannen uit het Bradford

MZR Roadsports in het Engelse Bradford doet het heel, heel goed en snapt er alles van. Daarmee verklappen we de verrassing weliswaar, maar wat zou dat? We zijn altijd al gek geweest op de Datsun 240Z (later ook de 260Z, de 280Z, de Nissan S30 en/of de Fairlady Z, afhankelijk van wie je het vraagt) en MZR maakt van wat ooit een lollige kleine sportauto uit de jaren zeventig was, een totaal briljante machine.

De firma wordt gedreven door twee immens vriendelijke mannen genaamd Rahail Tariq en Martin Ryland, en is gevestigd op een ietwat zieltogend industrieterrein aan de westkant van Bradford, waar ze – vooral uit de roestvrije staten van de VS geïmporteerde – Z’s onderhanden nemen en ze kietelen tot je ervan begint te watertanden.

Het bekende stappenplan

Het is een bekende methode, maar dan goed uitgevoerd. De auto’s worden volledig gestript en dan vanaf de grondverf opnieuw gebouwd, geschroefd en gelast, voorzien van geluidsisolerende materialen, instelbare demping, een speciaal gemaakte ophanging en sterke sperdifferentiëlen, moderne vijf- of zesbakken, hedendaagse remmen, een gelikte uitlaat en dito benzinetank. Motoren zijn de originele zes-in-lijn-exemplaren, in grootte variërend van 2,9 tot 3,1 liter, met 240 tot 285 pk. Want in een auto die zo licht is – net iets meer dan een ton – heb je niet méér nodig.

De motorruimte wordt helemaal schoongemaakt, EFI (elektronische injectie) wordt toegevoegd, en er wordt zoveel bedrading aangelegd dat je denkt dat je met een professionele raceauto te maken hebt. Dan wordt er gemak toegevoegd: stuurbekrachtiging, goede verwarming en airconditioning, schitterende stoelen en het interieur wordt prachtig afgewerkt. De wielen, lak en afwerking kun je zo mal maken als je bankrekening maar toelaat. Dat is de restomod-­methode van MZR.

Dat was de technische kant van het verhaal, want het wordt nog beter

Deze auto’s worden gemaakt door mensen die totaal verzot zijn op wat ze doen, en het echt speciale aan MZR is hoe authentiek de auto’s aanvoelen. Een MZR komt helemaal niet over als een restomod; ze voelen eerder aan als auto’s die zijn verbeterd. Ze lijken te zijn gestroomlijnd, versoepeld, verder ontwikkeld – het zijn Z’s die een treetje hoger in de evolutie staan.

Je kijkt nog steeds uit over hetzelfde plastic dashboard, je ziet dezelfde klokken en naalden. Je staart door een frame van dunne chromen stijlen over de lange kap, vanuit die typische, naar achter geplaatste cabine. Binnenin is er niet zo gek veel te zien – er is geen luxe nappaleer aangebracht, er is geen helder TFT-scherm of dansende ledjes, er is geen instelbare tractiecontrole en evenmin is het stuur voorzien van knoppen.

Het is even sober en perfect als een Scandinavische badkamertoonzaal. Jij zit er, er is een klein, met leer bekleed stuur, er zijn drie pedalen, en er is die heerlijk in de hand liggende houten knop van de versnellingspook.

Start de motor en hij blaft van vreugde

In z’n één, van de vederlichte koppeling af en de auto gaat er lichtvoetig, bijna dansend vandoor – in vergelijking voelt een moderne sportwagen aan als een pudding. In de stad merk je dat hij klein en wendbaar is, tot in de mate dat je ineens over iets als een Golf R begint te denken als een vuige, ongevoelige bruut.

De upgrades van de Z zijn niet erg in het oog springend of anderszins merkbaar als je niet beschikt over een niet-gemodificeerd exemplaar om ’m mee te vergelijken. De 240 komt prima mee in het verkeer van vandaag en gedraagt zich geen moment als een temperamentvolle opa uit de eerste helft van de jaren zeventig. Kom je op een slechte, kronkelige binnenweg, dan realiseer je je pas dat dit niet is wat het lijkt.

De motor laat zich gelden – alsof hij blij is om buiten te mogen spelen – en bedelt doorlopend om meer toeren, heel anders dan moderne auto’s die zijn geprogrammeerd om hun toeren braaf in het middengebied te maken. De besturing voelt aanvankelijk wat nerveus aan, maar laat al snel blijken aan jouw kant te staan.

Hij duikt lichtjes de bochten in, bijna delicaat. Wij zouden de afstelling van de dempers wat zachter hebben gemaakt om beter gebruik te kunnen maken van de genereuze hoeveelheid grip, maar dat is een kwestie van een paar klikjes met een knop nadat je tijdens een paar uur rijden hebt uitgevogeld wat jou het best ligt. Hij heeft een radio, naar het schijnt. We hebben geen seconde overwogen die aan te zetten.

Verfraaiing en vakmanschap

Al dit moois zonder gepiep, gekraak of gerammel, zonder trammelant bij het starten, zonder krakende bak of kokende motor. Geen gedoe. Hij biedt al het goede van een stijlvolle oude sportwagen zonder de scherpe kantjes ervan: dit is het schoolvoorbeeld van wat goede restomod moet zijn. Dat is nog niet zo simpel als het klinkt.

Dit is geen samenvoeging van dure onderdelen en een bescheiden icoon. Dit is een auto die in elkaar is gezet door mensen met passie, ervaring en talent, die jarenlang gezocht hebben naar de ideale formule.

Het is een van de allerleukste, meest meeslepende en lollige auto’s waarmee we in lange tijd hebben gereden, een auto waarop cijfers en prestaties eigenlijk niet van toepassing zijn en waarvan de geslaagdheid alleen is af te lezen van het gezicht van degene achter het stuur. Oude sportwagens zijn cool. En dit is een van de coolste.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)