De meest gebruiksvriendelijke GT die Ferrari ooit maakte, strijdt tegen de Noorse winter. Op zoek naar een technisch wereldwonder: ’s werelds diepste wegtunnel.
 
Het is alsof je geboren wordt. Beangstigend en plotseling heel erg koud. Het ene moment rijden we door een van de vele grof uitgehakte tunnels die de A9 door Noord-Noorwegen aaneen stikken, het volgende moment schieten we eruit en worden we blootgesteld aan de pure, verblindende schoonheid van het Noorse winterlandschap. De lucht zo koud dat-ie tegen de voorruit smakt als bevroren mist en de voorkant van de auto bombardeert met ijskristallen; het landschap is besuikerd met ijs terwijl de bomen kreunen onder de loden last van de winter. De 4,3-liter metende V8 van de California hapt zich roffelend een weg door de ijle lucht. Het intense geluid van de motor verdwijnt plotseling in het niets en twee wervelingen van miljoenen fonkelende deeltjes krullen achter de auto op als een arctisch vuurwerk.
 
Er is nog net tijd om iets zinloos te mompelen voordat de California bij 80 km/u op elegante wijze door een sneeuwbank ploegt en enkele verwensingen aan mijn keel ontsnappen. Het mag dan wel een ondermaats sneeuwbankje zijn naar Noorse standaarden, het is genoeg om het controlelampje van de tractiecontrole te doen knipperen als een flipperkast, en het ESP-systeem te voelen ingrijpen om zonder brokken uit deze gigantische opgewaaide duin te geraken. We bevinden ons in een witte auto in een egaal witte omgeving, dus als we van de weg raken, zal het voor de reddingswerkers niet eenvoudig zijn om ons te vinden. Het zal vermoedelijk tot juni duren voor ze onze lichamen vinden.
 
De beschaafde wereld hebben we vier uur geleden voor het laatst gezien. Littekens daarvan zien we naijlen totdat we de bossen met pijnbomen induiken en daarna nog slechts her en der worden herinnerd aan het bestaan van de menselijke soort door lang verlaten bouwsels en gammele herdershutten. Wanneer de eerste sneeuw zich aandient, vervagen ook deze sluimerende levenstekens langzaam onder dikke sneeuwvlokken. Als we vanaf Oslo verder omhoog rijden in de richting van de fjorden, verandert het landschap vrij abrupt door de spectaculaire vergezichten die dit gebied zo speciaal maken. De weg kronkelt als een kleine zwarte zweep door een wit landschap dat eindeloos glinstert in het zonlicht. Het ziet er erg kerstachtig uit. Het mag er dan lieflijk uitzien, deze streek heeft last van kuren en je kunt ‘m maar beter geen reden geven om dat te bewijzen.
 
Dat roept tevens de vraag op waarom we dit onherbergzame gebied doorkruisen in een 460 pk sterke supersportwagen, waarvan het vermogen om binnen vijf seconden naar 100 km/u te sprinten enigszins gemankeerd wordt doordat de wielen op deze ijzige wegen doorslippen tot ver in de zevende versnelling. En een auto met een prijskaartje van 246.980 euro platrijden is geen goede binnenkomer bij je verzekeringsmaatschappij.
 
We zijn hier omdat van alle moderne Ferrari’s de California de meest capabele is als het gaat om dit soort extremiteiten. De inborst van deze GT betekent immers dat je lange afstanden kunt afleggen met veel bagage op een groot arsenaal aan wegen, onderwijl ondersteund door donkerbruine uitlaatgeluiden. Je zou deze trip ook in een 599 kunnen ondernemen, dat klopt. Maar dat is een lang niet zo vriendelijke auto als de California en bovendien: wanneer we komen waar we willen komen, zou je in de 599 niet het dak kunnen opengooien.
 
Ons doel is het belangrijkste.
 
Eerst moeten we afrekenen met de realiteit van de Noorse winter en zien hoe we komen waar we willen komen in een high performance auto zonder spijkerbanden. En zonder schep, of een thermoskan koffie, een deken of enige andere vorm van noodmateriaal. De weg zelf is gemarmerd door het ijs, dooraderd met opgewaaide sneeuwsporen en van alle condities die je kunnen aansporen tot snel rijden is dit de laatste. Een door de zon beschenen haarspeldbocht met grip schenkt vertrouwen, maar 100 meter verder dreigen we in een flauwe bocht – die zo glad is als met groene zeep ingesmeerd keukenzeil – langzaam naar de zijkant te glibberen. Je kunt je zorgen maken over de gevoeligheid van de besturing, maar op sommige van deze ijzige trajecten ben je al blij als de auto maar enigszins in de richting beweegt die jij dicteert. Wanneer je te veel instuurt, gebeurt er simpelweg niets aan de voorkant. Die ploegt gewoon voort totdat je óf een berg raakt, óf er vanaf valt. Snelheid is hier geen optie.
 
Het betekent dat zelfs met een grote hoeveelheid fotografisch materiaal in de ruime achterbak, die als een soort onzichtbare hand drukt op de aangedreven achterwielen, de California listig is. Zonder de Pirelli Sotto Zero banden waren we hier niet eens gekomen. Iedereen rijdt op spijkerbanden omdat het 15 graden onder nul is. De gevoelstemperatuur ligt nog eens 15 graden lager vanwege de kille wind. Wie verstandig is, rijdt hier met vierwielaandrijving, metaal in de banden en een lichte rechtervoet.
 
Het is dus een verrassing dat de 460 pk’s in de California bijna vriendelijk aanvoelen. Het gaat er allemaal om hoe het vermogen wordt overgebracht. De zeventraps DSG-automaat is in zijn element. Overschakelen met een DSG zorgt voor de minst mogelijke onderbreking van de aandrijving naar de achterwielen en daardoor tevens voor de kleinste kans om van de weg te glijden wanneer de twee koppelingen hun taak afwisselen. Het klinkt crimineel om een Ferrari in de ‘Comfort Auto’ stand te zetten, maar het is de beste manier om je waardigheid te behouden wanneer je op ijs rijdt. Doe je dat niet, dan maak je alleen maar veel geluid, ga je nergens heen en loop je het risico om in de winter opgegeten te worden door lokale trollen.

‘Ik controleer mijn spiegels, geef richting aan naar links en richt op het middelpunt der aarde. Dat klinkt overdreven. Maar is het niet’

 
Langzaam is geen issue. Als we ons al gorgelend en brommend een weg naar het noorden banen, vervangen grote sneeuwduinen de spaarzame hoeveelheid bomen en de kleine Noorse houten huisjes maken plaats voor nog kleinere vishutten langs bevroren meren. Het is meedogenloos mooi, bijna tot het punt waarop je je een beetje ziek begint te voelen nadat je te veel chocolade hebt gegeten. De waarheid achter deze idylle is hard. De bergen rijzen scherp op in de lucht als bevroren fonteinen en reflecteren hun immense, afschrikwekkende proporties in de bevroren meren. De meren zijn niet zo fragiel als ze eruit zien. Het mag dan lijken alsof het ijs een paar millimeter dik is, maar gooi er een flink stuk rots op en er weerklinkt een geluid alsof de steen op een eiken tafel is geland. Dit is op en top buitengebied, en wij zijn een kleine zoemende vlieg op de oppervlakte ervan, en maken geen enkele indruk. Wanneer we stoppen en de motor van de witte California afzetten, is de stilte als een deken. Oorverdovend.
 
Tegen de tijd dat we een veerboot bij een fjord in de stad Folkestad bereiken, heeft de Ferrari een uiterlijk dat alleen maar afkomstig kan zijn van tientallen uren rijden op modderige, ijzige wegen. De achterzijde is egaal grijs en van onder tot boven bestrooid met grit. De aërodynamica heeft gezorgd voor diepere grijstinten op plekken waar de wind tot het laatst toe vuil naartoe heeft geblazen. Waar we normaal gesproken een Ferrari zien glanzen in een showroom of glijden over een kustweg, ziet deze California er gebruikt uit. Met zijn grime van honderden kilometers ziet de auto eruit alsof ‘ie in oorlogskleuren is gespoten.
 
Na nog een paar uur proberen om met penduleachtige bewegingen de achterzijde van de California om haarspeldbochten te slingeren, bereiken we Orsta, waar een visfabriek zich heeft genesteld temidden van majestueuze uitzichten. We pauzeren om het verkeer tot rust te laten komen, want wat we straks gaan doen vereist zoveel mogelijk anonimiteit.
 
Uiteindelijk rijden we weg en nemen de E39 naar Hareidslandet, een eiland net voor de noordwestkust. We stoppen net lang genoeg om de kap te kunnen openen en te zien hoe de warme beschermlaag zich met een zucht onder de carrosserie aan de achterzijde nestelt. Het is min 12 en dan kun je nog zo’n dikke muts hebben, het blijft hard werken.
 
Ik controleer mijn spiegels, geef richting aan naar links en richt op het middelpunt der aarde. Dat klinkt overdreven. Maar is het niet. De Eiksund-zeetunnel die tussen het vasteland van Noorwegen en Hareidslandet loopt, is de diepste wegtunnel ter wereld. Hij loopt met een hellingshoek van 10 graden tot 257 meter onder de zeespiegel over een afstand van zeven kilometer. Dat is hetzelfde als een afrit van een uit 75 verdiepingen bestaande parkeergarage in één keer naar beneden rijden. Het is een drie minuten durende afdaling in de krochten van de aarde. Uiteraard zitten we hier in een glorieus klinkende Ferrari en omdat dit het enige stukje droge asfalt is dat we zijn tegengekomen de afgelopen 900 kilometer, besluiten dat we onszelf beter voelen als we de manettino-knop op de stand ‘Sport’ zetten, waarmee de automaat vijf trappen terugschakelt (ja, vijf). Vervolgens trap ik het gaspedaal zo hard naar beneden dat ik even vrees dat ik met mijn maat 45 door het schutbord stamp.
 
Wat volgt is een storm van neonschichten, geluid en visueel geweld die een MTV-video doet verbleken tot een poppenkast. De tunnelingang ziet er dan wel niet erg indrukwekkend uit, maar door de overgang van de nachtlucht naar de keiharde felheid van witte tunnellampen, lijkt het alsof de weg voor je naar beneden blijft vallen. Flitsende lichten. Kilometers lang. De zijkanten van de tunnel zijn spiraalvormig als de boring van een gigantisch geweer, wat bijdraagt aan de bizarre snelheidssensatie. En wanneer het toerental oploopt, krijg je vanzelf een surrealistisch science-fictiongevoel. De lichten versmelten tot een neonbaan op het moment dat de California probeert om zijn zuigers bij 8.000 toeren door de cilinderkoppen te persen. De helse motorgeluiden weerkaatsen tegen weerszijden van de ruwe wanden. Dit is niet het bijna falsetachtige geschreeuw van een auto met middenmotor, maar een instinctief, bijna flegmatisch geblaf dat zich door de tunnel verspreidt als een auditieve vloedgolf. Hoe dieper de tunnel gaat, hoe dikker de lucht wordt. De California snijdt door de uitlaatgassen als een smerige porseleinen kogel.
 
Het is, als ik het zo mag zeggen, fucking geweldig. Tegen de tijd dat we de bodem bereiken, gemarkeerd door een gigantische, babyblauwe parkeerplaats, heb ik geen idee in welke versnelling ik me bevind, of hoe hard we eigenlijk gaan. Bloed suist in mijn oren, mijn ogen hebben de ongefocuste blik van een verslaafde en ik hijg alsof ik zojuist een long ben verloren. Dan begint de tunnel weer te stijgen en je realiseert je dat het zelfs met open dak bloedheet is. Kijk naar de meters en je ziet waarom: de temperatuur is tijdens de afdaling 20 graden gestegen. De wetenschap kan het veel prozaïscher verklaren, maar gezien de verpletterende, diep claustrofobische hoeveelheid steen boven je, denk ik persoonlijk dat het komt doordat kolkend magma zich door de dunne tunnelwand probeert te boren.
 
De Ferrari schakelt terug als we omhoog gaan, maar toont geen snelheidsverlies. Hij klauwt zijn weg omhoog, scheurt weg van de wolk fijnstof die zich op de bodem heeft verzameld en ontworstelt zich aan het diepe graf. Binnen enkele minuten schieten we de tunnel uit, de nachtlucht in die koud genoeg is om je keel te bevriezen. De overgang naar de donkere nacht met zijn heldere sterren is groot. Het voelt goed om weer buiten te zijn, alsof je ontsnapt bent.
 
We stoppen. Nu die paar verbazingwekkende minuten voorbij zijn denken we verwonderd na over de glorieuze zinloosheid van de rit hierheen – louter om ’s wereld diepste tunnel te bestormen in een wonderbaarlijke, witte Ferrari. Dan staar je naar het Noorse landschap en dan lijkt niets nog zinloos. Alles lijkt glorieus. Die vrolijkheid gloeit tegen de binnenkant van mijn schedel als ik de spiegels controleer, richting aangeef en de Ferrari weer naar beneden richting de smog trap. Lachend.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)