Vrijwel elke autoliefhebber verafgoodt Porsche. Dat is niet zonder reden, want wie niets heeft met het merk is al na de eerste kilometer in dit ding óm.
 
Als pikkie van een jaar of vijftien moest ik niets hebben van die autojournalisten die keer op keer lyrisch schreven hoe geweldig Porsche wel niet was. Ik hoopte vurig dat ze hun smoel eens hielden. We praten over de jaren ’70 en in die tijd vond ik Porsches ouderwets en zelfs ordinair. Met de komst van die bolle 928 werd dat er niet beter op. De 911 klonk lekker, dat wel, maar opwindend, neuh. Dat hysterische gedoe, die lofzangen, die idiote euforie, al die onderscheidingen: belachelijk. Ach, je bent puber en hebt graag iets om tegen aan te schoppen.
 
Jaren later reed ik voor het eerst in een Porsche. Geen 911, maar een Boxster S. Op dat moment begreep ik gelijk waarom iedereen altijd zo hoog opgaf over Porsche. Al die hoogdravende teksten waren waar! Nooit eerder reed ik in een auto die zo goed was. De herinnering aan die eerste keer kwam weer boven toen ik in de nieuwste versie van de Boxster S mocht rijden. Dit is de RS60 Spyder, een speciale editie die in een oplage van 1.960 stuks wordt gebouwd. Hij heeft wat uiterlijke aanpassingen, een plaquette, acht pk extra en het PASM-onderstel meegekregen, maar dat maakt allemaal niet uit. Het is een Porsche.
 
Onveranderd is de Boxster S een optelsom van ‘s werelds grootste mijlpalen in de autotechniek, waarbij alles er op gericht is om de bestuurder zoveel mogelijk plezier te laten beleven aan zijn auto. Echt waar, wanneer je voor het eerst in een Porsche rijdt, realiseer je je ineens wat je al die jaren gemist hebt en dat alle auto’s waarin je tot dan toe reed misbaksels waren. Heus waar. Als je plezier beleeft aan autorijden, koop dan een Boxster.
 
De koppeling bijvoorbeeld is perfect uitgebalanceerd, niet te zwaar, niet te licht. Je kunt ‘m heel goed doseren, precies op het juiste moment breng je de kracht van de motor via de versnellingbak weer over op de wielen. Eigenlijk gaat dit op voor de hele bediening van de auto, sterker nog, alles in de auto dat kan bewegen. Het stuur, het rempedaal, het gaspedaal, de richtingaanwijzer, ja zelfs de bediening van de ruitenwissers, alles is even doordacht ontworpen. De degelijkheid straalt er af, Porsche maakt zijn naam op dat gebied dubbel en dwars waar.
 
Hoewel de tweezitter krap oogt, zit je zeer comfortabel. Het interieur valt als het ware om je heen. Zowel voorin als achterin – we dachten dat daar alleen de motor lag, niet dus – heb je bergruimte voldoende om spullen kwijt te kunnen. Geen grote koffers, maar een weekje weg met twee personen lukt gemakkelijk. Het meest aangename binnenin is echt het geluid. Druk op de ‘uitlaat’-knop binnenin en er flapt een klepje open waarmee je de Boxster laat grommen, knallen en blaffen. Daar krijg je nooit genoeg van. Het rijgedrag echter is de kroon op dit huzarenstuk. De ophanging reageert perfect in zowel lange als korte bochten, aan de gretigheid van de zescilinder boxer lijkt geen einde te komen.
 
Puristen bestempelen de Boxster als een kappersauto of een armeluis 911 ook. De motor zou op de verkeerde plek zitten en alleen mensen die ook zo nodig een Porsche moeten hebben zouden ‘m kopen. Als het al waar zou zijn, dan wordt de Boxster S er niets minder op. Hij is geweldig, ik kan er geen zinnig kritisch woord van zeggen. Eigenlijk ben ik dus net zo erg als de journalisten waar ik in mijn jeugd zo’n hekel aan had. Ach, wijsheid komt met de jaren, nietwaar?

Reacties