Wie ruim een half miljoen euro te spenderen heeft en beschikt over een enorme garage kan zich in de Rolls-Royce Phantom Drophead Coupé de meest monumentale rijervaring verschaffen die maar mogelijk is
 
Waar op de coolwall in de Top Gear-studio zou deze auto terechtkomen? Als hij er al op terecht zou komen? De discussie daarover zou waarschijnlijk tot diep in de nacht duren. Ikzelf heb het nooit zo gehad op cabrio’s; al dat gedoe over ‘lekker de wind in je haar’ is aan mij niet besteed. Ik heb liever een stuk metaal boven mijn hoofd. En zeg nou zelf; wie kiest er nou een Porsche 911 cabriolet in plaats van de échte 911? Ik bedoel maar.
 
Dus: als cabriolets al niet cool zijn, wat moeten de ultiem welgestelden op deze aarde dan met een Rolls-Royce cabriolet? Die past toch helemaal niet bij onze maatschappij, waar protserige overconsumptie net zo gewenst is als George Bush jr. bij een bijeenkomst van Vietcong-veteranen? De Phantom Drophead Coupé kost – zonder opties – rond de 550.000 euro, neemt heel veel ruimte in op de weg, stoot ongeveer net zo veel CO2 uit als de meest smerige Chinese kolencentrale en haalt op zijn hoogst vijf kilometer op een liter brandstof. Dat kán niet cool zijn.
´100 km/u. Ruwweg 412 pk van het beschikbare motorvermogen heeft op deze snelheid eigenlijk niets omhanden. En dat is wél cool.´

En toch… wat is het toch met Rolls-Royces dat volwassen kerels die zonder scrupules de concurrent een dolkstoot in de zakelijke rug geven glazig beginnen te kijken als er een langsrijdt? Met de Phantom heeft Rolls-Royce met succes de automobiele topklasse geherdefinieerd. Met zijn kortere chassis en cabriodak gaat de Drophead Coupé nog een stapje verder. In deze auto is autorijden een ervaring van epische proporties.
 
Waarom? Hierom: met 100 km/u, waarbij je voet amper het gaspedaal aanraakt, zoeft dit landjacht volkomen geruisloos over de weg, alsof hij alleen rijdt op de simpele suggestie van motorvermogen. Dat is een unieke sensatie, die nog wordt onderstreept door de naald in de unieke Power Reserve-meter, die op dat moment 91 aangeeft. Dat is dus 91 procent – ruwweg 412 pk – van het beschikbare motorvermogen, dat op deze snelheid eigenlijk niets omhanden heeft. En dat is wél cool.
 
Niettemin moet je geen watje zijn om in de Drophead Coupé te durven rijden – er zijn maar weinig mensen die het aandurven om net zo op te vallen als een kudde Hells Angels bij de EO Jongerendag. En de delicate lijn tussen winnaar en loser valt maar al te makkelijk te overschrijden. Voor studenten socio-economie en lezers van de krant van wakker Nederland is de bestaansreden van de Drophead Coupé fascinerend. Volgens Rolls-Royce zijn er wereldwijd ongeveer 85.000 mensen die een besteedbaar vermogen hebben van 22 miljoen euro of meer. Dat aantal groeit jaarlijks met 10 procent; in China, waar de nagedachtenis aan Voorzitter Mao met de dag verder vervaagt, bedraagt de groei zelfs 20 procent. De markt voor superluxueuze topklasse-auto’s, waarvan de instapmodellen minstens vanaf zo’n 100.000 euro van de hand gaan, spint uiteraard garen bij die explosieve groei. Rolls-Royce dus ook: vorig jaar verkocht het merk 806 auto’s, ruim 500 meer dan in 2003. En daarbij heeft het Maybach volledig weggedrukt uit deze lucratieve markt. Blijkbaar vallen ook de allerrijksten niet voor een opgeleukte S-klasse.
 
Nog een paar feiten: eigenaars van een Rolls-Royce Phantom bezitten gemiddeld vijf tot acht auto’s (hoewel er eentje bij is die er naar verluidt 145 heeft). Ongeveer 70 procent van hen bezit een zeewaardig jacht, 40 procent heeft een privé-vliegtuig. John Lennon had een Rolls, net als – ironisch genoeg – Lenin. Maar zelfs nu het gat tussen de rijken en de niet-zo-welgestelden aan het uitgroeien is tot een Grand Canyon, is de Phantom Drophead Coupé zo’n onwaarschijnlijk exclusieve auto dat zelfs een behoorlijk groot deel van de rijken er geen kan kopen.
´In totaal wordt er in de Drophead Coupé 138 meter laswerk verwerkt, 19,5 meter meer dan in de grotere en langere Phantom sedan´
 
De 100EX concept waaruit de Drophead is ontwikkeld, werd al in 2004 aan de wereld getoond. Wat heeft Rolls-Royce dus in de tussentijd gedaan? In de pub gezeten? Nou nee, als we de vele strekkende meters persmateriaal moeten geloven. Daarin staat bijvoorbeeld dat de mannen en vrouwen in Goodwood ‘onafgebroken’ hebben gewerkt om de concept tot een rijdende realiteit te maken. ‘Elk exterieurpaneel op de Drophead Coupé is nieuw’, lezen we ergens anders. En inderdaad, misschien hadden een paar kerels in overalls, gewapend met wat haakse slijpers het sneller kunnen doen, maar dan was het resultaat stukken minder indrukwekkend geweest.
 
Het kost ongeveer negentien dagen om één Drophead te bouwen. In dat proces wordt het aluminium spaceframe van de Phantom ingekort en verstevigd. Onder meer met de karakteristieke driehoekige A-stijl, die essentieel is voor de bescherming van de inzittenden bij een koprol. De Drophead krijgt bredere dorpels en verscheidene aluminium verstevigingen, onder meer boven de achterste wielkasten. In totaal wordt er in de Drophead Coupé 138 meter laswerk verwerkt, 19,5 meter meer dan in de grotere en langere Phantom sedan. De hele ombouwoperatie gebeurt met de hand in een specialistische aluminiumwerkplaats van BMW in Duitsland.
 
De Drophead is niet mooier dan de Phantom waarvan hij is afgeleid, maar dat maakt niet uit. In de wereld waarin deze auto’s thuishoren is mooi iets anders dan voor ons, gewone stervelingen. Als het gaat om presence, aanwezigheid, dan staat de Drophead op eenzame hoogte. Net als hij eenzaam moet worden geparkeerd, want het is een monster: 250 mm korter dan de sedan, maar langer en hoger dan zijn directe rivaal, de Bentley Azure. Er zijn planeten die kleiner zijn dan de Drophead. Schoonheid is een kwestie van smaak, en ik raad iedereen aan om een zonnebril op te zetten voordat hij de Drophead voor het eerst aanschouwt. Alle lampen op de auto lijken te klein, lijken verloren te gaan in de gigantische afmetingen van de carrosserie. De auto ziet er beter uit in het donker, als hij verlicht wordt – net als sommige historische gebouwen. Maar of het nu dag of nacht is, op de proporties van de Drophead valt niets af te dingen – hij is niet elegant, maar wel onwaarschijnlijk imposant. De enorme grille is onder een zwieriger hoek geplaatst en de auto straalt een indrukwekkende, ingehouden kracht uit.
 
Maar dat laat onverlet dat het een enorm gevaarte is. Het zwaartepunt van de Drophead Coupé is vergelijkbaar met dat van een SUV. Hij weegt 2.620 kilo; als hij niet gemaakt was van aluminium, zou je er alleen in mogen rijden met een groot rijbewijs. Maar formaat zegt niet alles, het draait om de details en die zijn voortreffelijk. Het deksel waaronder de cabriokap ligt, is afgewerkt met teakhout. Dat geeft de auto een nautisch tintje. De motorkap kan worden besteld in roestvrij staal (waarbij Rolls-Royce zich naar eigen zeggen heeft laten inspireren door DeLorean. Dat ondermijnt de beroemde uitspraak van Henry Royce uit de perskit nogal: ‘We nemen de beste auto die bestaat en maken hem nog beter’), maar dat zou wel eens problemen kunnen veroorzaken. De motorkap sluit immers strak aan op de aluminium voorschermen die behoorlijk heet kunnen worden, en aluminium op staal kan corrosie veroorzaken. De naar achteren openende deuren zijn zeer elegant en bovendien bijzonder praktisch.
´Stel je een taartdiagram voor. Aan de ene kant staat een auto als de Ariel Atom, recht daar tegenover staat dan de Drophead Coupé. Maar de twee taartpunten raken elkaar in het midden.´
 
En dan is er het interieur. Ook hier geldt: er is niets wat ook maar in buurt komt. Een Lexus LS460 heeft veel meer gadgets aan boord, maar kan niet tippen aan het comfortniveau van de Rolls. Of de aanblik van dit passagierscompartiment. De leren fauteuils zitten perfect en de afwerking is subliem. Het instrumentarium is glashelder ingedeeld en oogt tijdloos elegant. De materialen zijn bovendien nog gekozen op hun duurzaamheid ook. Zo zijn de vloermatten gemaakt van sisal, een supersterke natuurvezel.
 
Kieskeurige types zullen vallen over het feit dat de tint van het gepolijste hout dat in het interieur is gebruikt, vloekt met het teakhout dat over de bovenkanten van de portieren loopt. En de klant die veel geld, maar weinig tijd heeft zal ook minder geduld hebben met het iDrive-systeem dan de klant die zeeën van tijd, maar minder geld heeft. Er is geen menu/escape-knop, dus met een beetje pech zit je levenslang vast in het systeem. Het Lexicon Logic 7 audiosysteem is daarentegen het beste dat ik ooit buiten een professionele geluidsstudio heb gehoord. Dit systeem is standaard (en kost omgerekend ruim 9.500 euro), in tegenstelling tot de roestvrijstalen motorkap (ongeveer 8.400 euro) of het teakhouten ‘dek’ (kortom: je kunt het zo gek maken als je wilt).
 
Maar wat krijg je nou precies voor dat dikke half miljoen? Allereerst een unieke ervaring. Stel je een taartdiagram voor. Aan de ene kant staat een auto als de Ariel Atom, recht daar tegenover staat dan de Drophead Coupé. Maar de twee taartpunten raken elkaar in het midden, zoals twee politici met exact tegengestelde ideologieën, omdat ze allebei een ongelofelijke dosis karakter bezitten. Net als bij een SUV moet je in de Drophead klimmen. De stoelen kunnen naar voren worden geschoven om de achterpassagiers de instap te vergemakkelijken. De stoelrails, bij de meeste auto’s bekleed met plastic, zijn verchroomd. Ergens in de verte prijkt de Spirit of Ecstasy: het delicate vrouwenfiguur gaat er het eerste aan als je een parkeermanoeuvre verknalt (en daarna je no-claim).
 
Maar vreemd genoeg is het besturen van dit jacht op wielen een opvallend prettige aangelegenheid. De zesversnellingsbak laat zich bedienen via een slanke stengel die aan de stuurkolom is bevestigd. Omhoog voor de achteruit, omlaag om vooruit te gaan, indrukken voor de parkeerstand. Een makkie. De handrem werkt elektrisch en wordt geactiveerd door een knop in te drukken die naast de startknop zit. De Phantom Drophead Coupé heeft een 435-pk sterke 6,75-liter V12, maar bij stationairloop hoor je de motor niet. Ook niet bij 100 of 110 km/u trouwens – en met de kap open is dat een prettige snelheid om mee rond te toeren. Sportief rijden kun je met de Drophead rustig vergeten. Deze auto smijt je niet een bocht in, je dirigeert haar met je pink. Het lijkt alsof je op een donskussen zit, al voel je nog wel contact met moeder aarde. De dempers van de Drophead zijn anders afgesteld dan op de sedan, maar rijden in deze auto voelt nog altijd alsof je op een luchtkussen wordt voortbewogen. De Drophead staat op enorme banden; zelfs al zitten ze om 21-inch velgen, dan nog zie je hoe groot ze zijn (de voorbanden zijn trouwens groter dan achterbanden).
 
Ondanks zijn enorme gewicht en het formaat van een bescheiden planetoïde voelt de Drophead vreemd genoeg niet aan als een deinende sloep. Hij ligt strak en solide op de weg. De carrosserie is immers stijf en stijve auto’s gaan daarheen waar je ze naartoe stuurt, zelfs als ze groot zijn. De stuurgeometrie is identiek aan die van de sedan, maar men zegt dat de Drophead dankzij z’n kortere wielbasis wendbaarder is. Of dat de reden is, weet ik niet, maar wendbaar is ‘ie zeker. Dat neemt niet weg dat hij over zijn lengteas rolt – natuurlijk doet hij dat. Vooral in lange bochten met een constante radius, bijvoorbeeld op rotondes, neemt de carrosserie soms zeer amusante hellingshoeken aan. Maar dat is heel eenvoudig te voorkomen. Hoe? Door langzamer te gaan rijden.
 
En daarmee komen we bij mijn favoriete aspect van deze auto. Je hoeft in de Drophead niet zo hard te gaan dat in bochten de deurgrepen over de grond schrapen om het gevoel te krijgen dat je écht aan het rijden bent. Je hoeft in deze auto geen grenzen te verleggen, het maakt niet uit hoe hard je gaat of hoeveel bochten er zitten in de route die je gaat afleggen. Simpelweg het feit dat je in de auto zit is voldoende. En dat maakt de Drophead de perfecte auto voor het Europa van 2007. Vergeet de Toyota Prius, de Ford Mondeo of de Volkswagen Passat. Als ik dan toch tot mijn pensioen waar ik ook kom in de file moet staan, alstublieft God, laat het dan in een Rolls-Royce Phantom Drophead Coupé zijn.

Reacties