Ter ere van ons honderdste nummer hebben we op de Nederlandse TopGear-redactie de koppen bij elkaar gestoken om antwoord te geven op een belangrijke vraag: wat zijn de honderd gaafste auto's die we sinds de oprichting van ons magazine hebben gereden?
Vraag niet hoe, maar na veel bekvechten, met koffie gooien, bureaustoelmeppen en een flinke hoeveelheid builen zijn we eruit. Dit zijn, op volgorde, de honderd coolste auto's uit honderd nummers TopGear. We zijn aanbeland bij de nummers 85 tot en met 71, met onder andere de kleinste auto uit het hele overzicht, iets Nederlands, en zelfs een paar hybrides. Klik snel verder op de nummertjes hieronder voor tekst en uitleg!
85: Fisker Karma
2.0 EcoChic
408 pk, 1.300 Nm, 0-100 in 6,3 s, top 200 km/u
Dit is het min of meer levende bewijs dat een elektrische auto er fantastisch uit kan zien. Een rijdende Stealth-bommen-werperachtige vierdeurs limo met het koppel van een tank. Helaas ook met het gewicht van een tank dus enige rijdynamiek is ver te zoeken, maar wat boeit jou het? Dit ding is übergroencool. Jammer genoeg had of heeft Fisker wat probleempjes om de boel financieel draaiende te houden, maar dat neemt niet weg dat een kleinere opvolger – de Atlanta – al in de startblokken staat om z’n opwachting te maken. Het merk verdient hier dus een plek, de Karma helemaal.
84: BAC Mono
Mono
280 pk, 279 Nm, 0-100 km/u in 2,8 s, top 274 km/u
Hoe vaak zit jij wel niet alleen in de auto? Precies. Dus waarom zou je niet een éénzitter kopen? Eentje die behoorlijk hard kan, ook nog, en die schitterend in elkaar steekt. De Mono is typisch zo’n bijzonder project dat alleen uit Engeland kan komen, waarvan je in eerste instantie zegt: wat een onzin. En vervolgens, als je wat beter kijkt: wat gaaf.
Als rasechte formuleracer voor de openbare weg is de Mono vormgegeven door middel van de modernste technieken. De zitpositie is uniek. De vinnige Cosworth-motor (8.500 toeren) zit tussen je schouderbladen en giert je in 2,8 seconden naar 100 km/u. De besturing en het onderstel zijn vergevingsgezind als je het te bont dreigt te maken. Je kunt dan wel geen mensen en nauwelijks bagage meenemen, maar misschien is dat ook wel eens prettig. Even een moment voor jezelf. Jij en je Mono.
83: Seat Leon SC
1.4 TSI 140 pk FR
140 pk, 250 Nm, 0-100 km/u in 8,2 s, top 211 km/u
Het valt voor een middelgrote hatchback niet mee om jezelf te onderscheiden binnen de griezelige perfectie van de Volkswagen Groep. Iedereen die in een doorsnee uitvoering de nieuwe Golf gereden heeft, zal beamen: het steekt fantastisch in elkaar, rijdt voorbeeldig, laat weinig te wensen over. Behalve dan wat pit. Niet zozeer motorisch, maar visueel.
Dit is het terrein van de Seat Leon. Hij pakt de technische kunde van VW en voegt er een bijzonder knallend design aan toe, dat in het echt nog beter overkomt dan het op de foto’s al doet. Als vijfdeurs, als ST-stationwagen maar zeker ook als driedeurs SC weet de Leon je blik te vangen met z’n scherpe lijnen en uitdagende vormen. Deze auto in FR-sportuitvoering, een fel kleurtje, forse velgen, een lekkere TSI-motor en een handgeschakelde zesbak; we tekenen ervoor.
82: Renault Clio RS
RS
200 pk, 240 Nm, 0-100 km/u in 6,7 s, top 230 km/u
De Clio RS is (en was dat al jaren, ook toen ze hem GT Turbo of Williams noemden) het perfecte bewijs dat formaat er niet toe doet als je lol wilt hebben. Niet te groot, niet te klein, niet over- of underpowered, maar simpelweg de perfecte belichaming van een kleine hot hatch. Zo ontzettend gericht op jongeren dat je je kunt afvragen wie er nou het meest heeft geleid tot het puntenrijbewijs: alcohol of Koning Clio. Gooien, smijten, lachen, gieren, brullen. En wie dat laatste dan het hardst doet, jij of je Clio, doet er niet toe: samen klinkt het ‘t sowieso het best.
81: Spyker C8 Aileron
Aileron
400 pk, 480 Nm, 0-100 km/u in 4,5 s, top 300 km/u
Sommigen vinden ‘m spuuglelijk, anderen bloedmooi. Ook wij vinden de laatst gepresenteerde Spyker (B6) fraaier, maar die is nog niet op de markt en valt daarom af om in deze lijst opgenomen te worden. De Aileron kun je wel kopen. Denken we. Er is ons niet bekend of er überhaupt een Aileron verkocht is, wel reden we in een prototype. Die bruut, niet waterdicht en vervaarlijk snel. En als je het interieur ziet – en dat geldt voor elke Spyker – smelt je en vergeet je al het geneuzel over het merk meteen.
80: Nissan 370Z
370Z
330 pk, 365 Nm, 0-100 km/u in 5,3 s, top 250 km/u
Zo af en toe wordt Japans merken nog wel eens saaiheid verweten. Niet geheel onterecht, want allemaal hartstikke kwalitatief hoogwaardig en praktisch en milieu-correct verantwoord enzo, maar jongens, toe nou: gooi ALSJEBLIEFT die haren een keer los! Een merk dat zich af en toe aan die grijze-muizenmisère ontworstelt is Nissan. Ze maakten met de 240Z, toen ze nog gewoon Datsun heetten, al een van de eerste leuke betaalbare Japanse sportauto’s en zijn dat altijd blijven doen. Een en ander is inmiddels geculmineerd in de 370Z, een feestje van zo goed als compromisloos rijplezier. Wat inhoudt dat je geen meestercoureur hoeft te zijn (handig om het wél te zijn omdat je zo mooi dwars kunt met dit apparaat) om er hard mee te kunnen gaan. Én dat je niet moet zeuren over de wel erg harde vering, want dit is nu eenmaal geen boulevardblitser, maar een échte auto.
79: Opel Insignia
2.8 V6 Turbo 4×4 OPC
325 pk, 435 Nm, 0-100 km/u in 6,0 s, top 250 km/u
Weinig merken hebben de afgelopen 100 nummers van TopGear zo’n opleving meegemaakt als Opel. Het was altijd een beetje een spruitje: vast heel gezond, maar lekker: nee. Dat veranderde rigoureus met de Insignia, met z’n aantrekkelijke ronde vormen (en die kenmerkende swoosh achter het voorspatscherm die je in alle hedendaagse Opels terugvindt) was ie de wegbereider voor ‘het nieuwe Opel’. Zonder hem zouden prima auto’s als de Astra, Adam en (vooruit) Meriva er nooit geweest zijn. We denken nog met weemoed terug aan die verrukkelijke witte OPC die we ooit een halfjaar als Duurtester hadden: vierwielaandrijving, 325 pk – een béést.
78: Infiniti FX
FX50 S
390 pk, 500 Nm, 0-100 km/u in 5,8 s, top 250 km/u
Als je de originele Infiniti FX wel eens gezien hebt – en die kans zit er dik in, gezien de grijs geïmporteerde exemplaren die hier nogal eens rondrijden – was je waarschijnlijk meteen zwaar onder de indruk. Op een positieve of negatieve manier; lekker, zo’n polariserend design. Deze nieuwe is iets ronder en vriendelijker, maar heeft nog steeds een unieke uitstraling. Bestel eens, in plaats van die eeuwige Cayenne, een Infiniti FX met de briljante V6 uit de Nissan 370Z, een fijne diesel, of deze machtige V8. Ja, doe die V8 maar, eventueel als dikke Vettel Edition. Inpakken hoeft niet.
77: Volkswagen CC
3.6 V6
300 pk, 350 Nm, 0-100 km/u in 5,6 s, top 250 km/u
Het mag dan niet het goedkoopste merk zijn, maar tsjonge, wat is Volkswagen daar down to earth bij. Het lijkt wel eens het merk ‘van boekhouders, voor boekhouders’, zo ver achter de komma gaan boerenverstand, no-nonsense, duurzaamheid en kwaliteit. Mag er misschien nog een béétje gelachen worden? Dat mag, met de diverse GTI’s, en een (zuinige) glimlach is er voor de CC. Overduidelijk geïnspireerd op de Mercedes CLS is deze vierdeurs coupé gericht op mensen met gevoel voor stijl. Boekhouders met gevoel voor stijl, maar bij VW is dat al héél wat.
76: Honda CR-Z
1.5 GT
137 pk, 190 Nm, 0-100 km/u in 9,3 s, top 200 km/u
Nergens staat geschreven dat hybrides alleen maar suf en zeepvormig mogen zijn. Honda kwam enkele jaren geleden met de CR-Z en had meteen onze aandacht: een verre nazaat van de oude CRX met een bizar wigvormig uiterlijk, de hybride techniek uit de Civic Hybrid en – jawel – een handgeschakelde versnellingsbak. Een goed idee, goed uitgevoerd. De CR-Z is kwiek en lichtvoetig, nodigt uit tot lekker doorrijden en tot het maximaal tergen van z’n kleine benzinemotortje – en toch blijft het verbruik mooi binnen de perken. Dit is ook een manier om moderne hybridetechniek aan de man te brengen: prop het eens in iets leuks. Top, Honda.
75: Toyota iQ
1.0 VVT-i
68 pk, 91 Nm, 0-100 km/u in 14,7 s, top 150 km/u
De kleinste auto in dit overzicht, maar z’n daden bennen aanzienlijk groter dan z’n schoenendoos-met-kapsonesformaat doet vermoeden. Neemt nauwelijks meer plaats in dan een kliko, maar verricht op dat oppervlak ware ruimtewondertjes. Is een 3+1: achterin zitten kan met goed fatsoen alleen achter de passagier, die dan ook nog eens heel inschikkelijk moet zijn. Om te rijden vooral leuk door zijn gezellig brommende één-litertje en z’n aan het ongelooflijke grenzende wendbaarheid: wie de intense geneugten van een kleine draaicirkel (7,8 m!) eens wil meemaken, probeert ‘m. Relatief duur, en over kapsones gesproken: was er tot voor kort ook als Aston Martin Cygnet.
74: Citroën C6
3.0 HDiF
241 pk, 450 Nm, 0-100 km/u in 8,5 s, top 235 km/u
Waarschijnlijk is dit voorlopig de laatste limousine die we van Citroën te zien krijgen én kunnen kopen. Op papier is ie een technisch hoogstandje, in de praktijk volkomen ruk. Nou, vooruit, de vroegere exemplaren dan. Met de jaren zijn alle kinderziekten er wel zo’n beetje uitgetimmerd, maar het feit dat ie ze had, heeft ‘m nooit een millimeter in de buurt van z’n Duitse concurrenten kunnen brengen. Maar. Hij is fraai. En in het geheel niet saai. Daarom staat ie hier. En als jij dat ook vindt: over twee jaar koop je ‘m tweedehands voor maximaal twaalf euro.
73: Audi R8 V10
5.2 V10
525 pk, 530 Nm, 0-100 km/u in 3,6 s, top 314 km/u
Een jaar of wat geleden wisten we eigenlijk niet zo goed hoe een ‘gebruiksvriendelijke supercar’ er uitzag. Tot de Audi R8 om de hoek kwam kijken: een auto met een schokkend gaaf uiterlijk, de prestaties van een Italiaanse volbloed en het gemak van een 911’je. En toen… Toen kwam de V10-versie.
Sinds enkele jaren hebben Audi’s een hebberigheidsfactor die maar weinig andere merken kunnen evenaren. Het is moeilijk te zeggen wat hier precies aan ten grondslag ligt: het design, de stijl, de kwaliteit, de inmiddels veelvuldig gekopieerde led-verlichting… Een combinatie van dit alles, waarschijnlijk. Een ding weten we zeker: als er één model een onevenredig grote duit in het glimmende aluminium premiumzakje heeft gedaan, is het de R8.
Audi’s vaandeldrager vindt z’n oorsprong in de Le Mans Quattro concept uit 2003, die gebouwd werd ter ere van drie achtereenvolgende overwinningen van het merk tijdens de 24 uur van Le Mans. Die auto was afgeleid van de Lamborghini Gallardo en had dan ook diens 5,0-liter V10 aan boord, maar dan met twee turbo’s, goed voor 610 pk.
Toen de R8 een paar jaar later in productie ging, verscheen ie in eerste instantie alleen met Audi’s eigen 4,2-liter V8, voorzien van directe injectie, dry-sump-smering en nog wat foefjes. Het vermogen: bijna 200 pk minder dan de conceptcar. Alsof dat ‘m minder aantrekkelijk maakte. De prachtige, futuristische vormgeving en – inderdaad – die led’jes deden bij een beetje autoliefhebber subiet de adem stokken wanneer hij of zij voor het eerst een R8 in het wild tegenkwam. Het motorgeluid was ook niet mis, evenmin als de prestaties: van 0 naar 100 km/u in 4,4 seconden en een topsnelheid van 301 km/u. Bezitters van de auto zouden ook ontdekken dat de R8, met zijn prima zicht naar buiten, relatief ruime bagagevak en vriendelijke rijeigenschappen, helemaal niet listig of onhandelbaar was. Zoals vele andere exoten met middenmotor dat wel waren.
Niet geheel onverwacht volgde er al snel een R8 met een grotere motor, maar het werd niet de biturbo-V10 uit de RS6, zoals lange tijd het gerucht ging. Tests met die auto waren niet succesvol (zeg maar gerust: er ging een en ander in rook op), dus moest de R8 het doen met een atmosferische 5.2 met 525 pk. Iets minder dan de Gallardo, maar daar staat tegenover dat de R8 V10 ook een stuk minder kost, en er volgens sommigen toch fractioneel beter uitziet.
Eén van de TopGear-redacteuren knalde voor het eerst door de magische barrière van 300 km/u met een R8 V10, op een heldere ochtend op een verlaten stuk Autobahn net over de Limburgse grens. Hij vergeet nooit meer hoe hij het gaspedaal gevloerd hield, de V10 het vanuit z’n lichtgewicht tenen onophoudelijk op een janken zette, en de snelheidsmeter gestaag maar vastberaden naar z’n eind kroop terwijl de wereld een waas werd. Daarna reed hij kalmpjes door de stad en deed hij boodschappen. Veelzijdigheid is ook een kunst.
72: Peugeot 208 GTi
GTi
200 pk, 275 Nm, 0-100 km/u in 6,8 s, top 230 km/u
We zijn er de laatste jaren mee doodgegooid, dus dat in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor de toekomst geven: we know. Toch: als Peugeot een kleine auto brengt die ze eindelijk weer eens GTI durven noemen, dwalen onze gedachten meteen af naar de 106 GTI, 205 GTI, 306 GTI – auto’s die ons een open mond, witte knokkels en een extreem verhoogde hartslag bezorgden. Is die 208 GTI een waardig opvolger? Ja. En nee. Aan dat nee kan Peugeot niet eens zoveel doen – de tijden zijn veranderd en mensen nemen tegenwoordig gewoon geen genoegen meer met een spijkerhard geveerd, schreeuwend mormeltje. Comfort moet. Uitrusting moet. Veiligheid moet. En binnen die nieuwe grenzen hebben de Fransen er wel degelijk alles aan gedaan om van de 208 GTI een enerverend autootje te maken. Hij is leuk, opwindend en snel. Hij is alleen geen 205 GTI. Geef de vooruitgang maar de schuld.
71: SRT Viper
Viper
640 pk, 815 Nm, 0-100 km/u in 3,5 s, top 331 km/u
Als opvolger van een auto die zo gestoord, maar tegelijk ook zo gerespecteerd is als de oude Dodge Viper, zal de nieuwe er een behoorlijke kluif aan hebben om de verwachtingen waar te maken. Het doet z’n ruige imago alvast niet veel goed dat ie voortaan onder toezicht van een stel fijnzinnige Italianen wordt gebouwd, en dat ie ineens onder een nieuw merk wordt gehangen dat qua naam ongeveer even geïnspireerd overkomt als een broodje BLT.
Toch speelt de nieuwe Viper het klaar. Het is een waardige opvolger voor het oude, rudimentaire icoon; meer verfijning, digitale rijhulpjes en gewichtsbesparing ten spijt. Er is immers een nóg grotere V10, een ziekelijke hoeveelheid vermogen en zo veel race-gerelateerde opties en aanpassingen als je maar wilt. Op zeker kun je er nog steeds het woord ‘Viper’ mee op het asfalt schrijven, zoals Jeremy ooit met de oude deed. Hmm, maar eens proberen.
Reacties