Aston Martins vierzits Rapide belooft comfort en stijl terwijl je door hele werelddelen raast. Nou, dan is er dus maar een manier om die auto te testen. Klaar voor een epische rit?
De eenvoudigste strategie is vaak de beste. Aston Martin bouwt een grote GT met vier zitplaatsen en vier deuren en beweert dat het resultaat ‘net als altijd’ een volbloed sportauto is.
De reactie van TopGear op een dergelijke bewering is als volgt: men neme drie grote, brommerige mannen en een enorme hoeveelheid bagage, en je begint aan een absurde route over Europa’s meest uitdagende wegen en weggetjes.
Ons doel? Heel simpel: uitvinden of de Rapide inderdaad de mix is van een werelddeelbestormer en een bergweggetjesberijder die je doorlopend laat glimlachen – zoals Aston Martin beweert – of slechts een DB9 die kunstmatig is aangepast om meer mensen te kunnen vervoeren.
Het probleem is dat het niet lekker klinkt, dat ‘vierdeurs, vierzits sportauto’. Dat is het gewoon niet helemaal wanneer je op zoek bent naar een sportauto. Een vierdeurs Aston Martin? Dat klinkt als ‘een lingeriemodel voor de grotere maten’. We weten dat het kan, dat het bestaat, dat het technisch mogelijk is, maar we kunnen en willen ons niet voorstellen dat het in onze achtertuin ligt te zonnebaden. Of in de garage staat, dus. Wie deuren en bagageruimte toevoegt, vermindert namelijk de begeerte: dat is simpelweg de eerste wet van de sportauto.
Dus waren we er klaar voor om de Rapide te beschouwen als een Aston Martin waarvan de scherpste kantjes afgevijld waren, een sportauto die z’n urgentie had verruild voor bruikbaarheid.
De eerste indruk is dat onze vooroordelen afgevoerd moeten worden door de nooduitgang en in een donker steegje bewusteloos moeten worden achtergelaten. De Rapide ziet er in het echt namelijk tranentrekkend goed uit. Van een meter of twintig zie je niet eens dat ie vier deuren heeft: de twee deuren extra zijn zo schitterend verborgen in het ontwerp dat ie echt op een coupé lijkt.
De raamstijlen zijn zo scherp gelijnd dat de extra lengte van de vierdeurs ten opzichte van een coupé niet opvalt, en de lijnen zijn helemaal in de stijl van alle moderne Aston Martins. De motorkap is lang, de kont kort, het dak laag, de heupen dik en gespierd. Hij is een auto-uit-één-stuk, al is ie van dichtbij wel wat groot.
Desalniettemin krijg je, ondanks zijn maten, nou niet direct een ruim interieur. De achterstoelen zijn kleine, leren, emmerachtige constructies die je louter kunt bereiken door jezelf door een moeilijk gat te wurmen dat meebuigende botten vereist. Je hersens worden ondertussen afgeleid door een prachtige, kleine aluminium handgreep aan de b-stijl, die zichzelf terugvouwt in een sleuf door middel van een extra sterke magneet. Maar dat maakt de instap er niks eleganter op, het blijft persen en duwen. Als er iemand van ongeveer 1,80 meter voorin zit, bestaat de enige manier om iemand van dezelfde lengte achterin te krijgen eruit om die figuur eerst in stukjes en beetjes te zagen, zo ongeveer kootje voor kootje. Daar staat tegenover dat mensen van 1,75 meter wel prima en comfortabel in de Rapide kunnen zitten, en dan blijft er zelfs ruimte over – dat is niet iets wat vaak kan worden gezegd over een Aston Martin.
De kont is een prettige verrassing. De klep heeft een magneetgedreven klapmechanisme dat een ruimte verbergt die een paar boodschappentassen kan herbergen en volledig afgesloten is van de cabine. Als je meer ruimte nodig hebt, kunnen de achterstoelen min of meer plat worden gelegd met een enkele druk op een knop. Dan heb je echt behoorlijk wat ruimte. Die ruimte is niet vierkant, of fijn plat, en heeft evenmin een lage tildrempel maar geeft wel, simpelweg, de mogelijkheid om een forse hoeveelheid bagage mee te nemen – alweer iets wat we niet vaak over een Aston Martin kunnen zeggen.
‘Na uren en uren rijden, ontvouwen we de fotograaf na hem van de achterbank te hebben gelepeld. Hij blijkt nog te leven’
TopGear heeft al die beschikbare ruimte nodig. De fotograaf vond dat ‘weinig spullen mee’ betekende dat hij twee koffers mee kon nemen, zes kleinere tassen, een uitvouwbare barbecue, een schoudertas vol ‘handige dingetjes’ en bovendien een compact cameraatje. Onze derde man nam alleen maar een weekendtasje mee, maar helaas ook een lichaam van 1,78 meter. De schrijver van dit artikel had ook maar een tas bij zich. Met die uitrusting stonden we in Aston Martins hoofdkwartier in Gaydon, Midden-Engeland, en staarden we peinzend naar de Rapide. We keken nog eens naar onze spullen. En naar de Rapide. Zou dat allemaal gaan passen?
Ja, dat deed het, tot ons aller verbazing. Toegegeven: voor de fotograaf was achterin niet zo heel veel plaats meer over (anders gezegd: we persten hem erin tot we het glas van de zijruitjes hoorden kraken), maar nooit eerder in de geschiedenis van het merk was er zo veel in een Aston Martin verdwenen zonder dat er slachtoffers bij vielen.
Onze reis zou ons naar Valencia voeren; terug zouden we het vliegtuig nemen. Dat betekende een stevige 2.500 kilometer rijden. Zo begonnen we aan ons reisavontuur, dat ons trouwens via een omweggetje voerde dat ik nog niet heb genoemd. Eh, om precies te zijn: dat omweggetje heet Frankrijk. Acht afstompende uren file en ‘langzaam rijdend verkeer’ op de Autoroute naar Bordeaux leek me geen goed idee, zodat ik niet de hoofdweg nam maar b-wegen. Wegen die ons de kans zouden bieden om uit te vinden of de sportiviteit van de Rapide een beetje aan de Aston-standaarden voldeed en om te voelen hoe het was gesteld met het beloofde comfort aan boord. Helaas vergat ik dit aan mijn passagiers te vertellen.
Een benzinetank van 90 liter zou ons een redelijke 550 kilometer verder moeten kunnen brengen – en om me niet meteen zorgen te hoeven maken om mijn rijbewijs, dacht ik de cruisecontrol te zullen gaan gebruiken. De Franse gendarmes staan nou eenmaal bekend om de torenhoge boetes die ze uitdelen die bovendien ter plekke moeten worden voldaan, anders volgt het cachot.
Maar ach, dacht ik na dat goede voornemen hardop te hebben uitgesproken, wat zou het ook? We zijn toch TopGear? We knallen zonder mededogen door de horizon, als een schaduw van onszelf, terwijl de Rapide stilletjes zijn werk blijft doen, zelfs ‘op volle toeren’ – het gelamineerde glas isoleert dusdanig dat we zelfs bij hoge snelheden nog fluisterend gesprekken kunnen voeren over Kant en Nietzsche. Not.
De fotograaf tracht zijn werk te doen vanaf de achterbank, hetgeen onze bewondering opwekt, want hoe iemand kan werken terwijl zijn knieën in zijn bekken steken, is enigszins raadselachtig. De rit is tamelijk ruw en voert ons over gescheurd en verbrokkelend asfalt, en de Aston Martin laat ons op de wat hobbeliger weggedeelten alvast voelen wat ons straks op de bochtiger weggetjes te wachten staat – het belooft weinig goeds. Maar de Rapide is wel een heerlijk rijdende lange-afstandsauto.
Na uren en uren rijden, ontvouwen we de fotograaf na hem van de achterbank te hebben gelepeld. Hij blijkt nog te leven. Na een massage van een minuut of tien blijkt hij zelfs in staat te zijn om zonder hulp naar de receptie te lopen en in te checken. Het hotel voldoet nog niet helemaal aan de eisen die aan een hotel met ook maar een sterretje worden gesteld, zodat we ons te rusten leggen tussen het gesnurk van dikke vrachtwagenchauffeurs en geluiden van porno-van-de-kabel.
De volgende dag realiseren mijn reisgenoten zich pas dat we niet echt per se de allerkortste route naar Valencia aan het rijden zijn. We beginnen aan de rit door het grootste bos van West-Europa, in de richting van Biarritz. De passagiers zwijgen op een ongemakkelijke manier.
Le Fôret d’Aquitaine is enorm, sfeervol maar ook meedogenloos. ‘Het is eigenlijk gewoon een uitvergroot park’, zegt de fotograaf uiterst opmerkzaam wanneer we er doorheen razen. Hij neemt foto’s in het ochtendlicht (terwijl ik net romantisch weg zwijmel bij het idee dat we een epische reis aan het maken zijn in een heel exclusieve auto). Dan raken we de weg kwijt en krijgen we ruzie. De fotograaf klimt in een boom om – zegt hij – betere foto’s te kunnen maken, maar we weten alle drie dat hij in de boom klimt om van de ongemakkelijke stilte af te zijn.
Dank de Heer voor navigatiesystemen. De vrouwenstem leidt ons terug naar het juiste pad, en we worstelen ons door de eenrichtingsverkeerstraatjes die de vergane glorie van badplaats Biarritz domineren. De Aston maakt de juiste geluiden als ie zich een weg baant door deze stad aan zee. Hij doet dat grommend en gorgelend, op een toon die opperste ruigheid doet vermoeden maar die nooit schreeuwerig wordt.
De vooruitstrevende, ragfijne uiterlijke perfectie van de Rapide wordt enigszins verstoord door het beeld van de bijrijder (die nu achterin zit) die met zijn neus en lippen tegen het raampje zit gedrukt (doordat de bagage een beetje is verschoven), maar in principe is deze Aston helemaal klaar om te doen voor wat ie geacht wordt te kunnen.
Vanuit Biarritz koersen we af op een echte weg waarover we de Rapide, simpel en snel, naar de Spaanse havenstad San Sebastian kunnen loodsen. Gemakshalve nemen we de A15 zuidwaarts, in de richting van Pamplona, voordat we de Aston Martin Rapide de bergen insturen via de A21, waarna we wegen nemen die geen namen of cijfers meer hebben. We stevenen af op een plaats die Ochagavia heet.
‘Als je deze auto tot maximale prestaties dwingt, dan vergeet je dat ie een achterbank heeft. Hij voelt aan als een DB9, of misschien zelfs beter’
Als je echt van rijden houdt, dan is dit gebied wel zo’n beetje het epicentrum van stuurgenot – het voelt waarschijnlijk zoals een Mickey Mouse-fan zich voelt als hij voor het eerst Disneyland binnenstapt. De wegen hier kun je het best omschrijven als ‘vloeiend’. Je komt hier geen honderden rotondes en afslagen en kruisingen tegen zoals in Nederland of Engeland, dit zijn gewoon brede, grote b-wegen die als strepen door het landschap stromen, en die als inspiratie alleen de vorm van de natuur lijken te hebben gehad. Daardoor voel je na een poosje, heel intuïtief waar de weg heen gaat – ook als je de volgende bochten niet kunt zien. Er zijn scherpe en krappe bochten, maar ze lijken van verre signalen naar de bestuurder te zenden waardoor hij ze aan voelt komen en ze op de snelste en soepelste manier kan nemen. En er zijn grote, glorieuze rechte einden tussen de S-bochten in, waarop we het uiterste van de motor vergen – al was het alleen maar om het genot van de uitlaatbrul die de Aston laat horen boven de 3.500 toeren. In z’n zes.
Maar dan ga ik dus te snel. Te hard. Dom. Dus krijgen we een ongeluk. Lekker genesteld in de cockpit van de Rapide – warm, luxe en in de geur van geolied leer – hebben we de verwarming hoog gezet terwijl de zon door de ruiten schijnt. Ik ben dus een beetje suf en realiseer me niet meer dan het buiten vriest.
En zo belanden we in een grote S-bocht aan de schaduwkant van een berg die vrij steil is. En waar sneeuw ligt. Overal ligt sneeuw. En ijs. De achterkant van de Rapide breekt voorzichtig uit naar rechts, wellicht in een hoek van niet meer dan twintig graden, maar door de snelheid voelt het aan alsof ie zich om zijn as wil draaien. Ik draai als een bezetene aan het stuur, en maak vervolgens het geluid van een barende koe omdat de hele auto de andere kant op draait. Het lampje van de tractiecontrole springt in het wilde weg aan en uit, het systeem tracht de situatie te begrijpen en te controleren, maar laat het dan compleet afweten doordat er kennelijk helemaal geen grip meer is. We zijn, kortom, in de aap gelogeerd.
Op dat moment vraag ik me af hoe ik de eigenaar van deze auto een brief kan schrijven als ik voor de rest van mijn leven verlamd ben en alleen nog mijn wangen kan bewegen. Ja, dit gaat pijn doen. Dit wordt een naar en groot ongeluk, van een kaliber waarover de hele redactie de komende jaren nog zal praten. Dan krijgt de Rapide ineens weer grip, de wielen grijpen de weg beet, er ontsnapt rook aan de banden en we zoeven recht, beheerst en netjes de tweede draai van de S-bocht uit.
Normaliter zou ik voorwenden dat ik deze superdure superauto opzettelijk de bocht uit liet driften, en dan stoïcijns mijn weg vervolgen. Maar ik ben zo onder de indruk van het feit dat ik nog leef dat ik de auto stilzet aan de kant van de weg. De bijrijder en de fotograaf – die me op dat moment volgen in een huurauto om van daar uit foto’s te maken van de Rapide – stoppen ook en ze grijnzen breed. Ik voel het bloed uit mijn gezicht trekken alsof mijn hoofd een ontploffende ballon is. Eng wordt niet veel enger dan dit.
Dieper in de bergen blijkt de Rapide een openbaring. De 6,0-liter V12 beschikt over een gezonde maar niet overdreven 472 pk aan vermogen en 600 Nm aan koppel. Met een gewicht van net onder de twee ton (namelijk 1.950 kilo), is de Rapide een heel snelle, maar niet overdreven snelle auto: de sprint van 0 naar 100 gaat in 5,3 seconden. De topsnelheid is wel indrukwekkend: 303 km/u. Het leukst is de Rapide als je de Sport-knop indrukt en het gas en de bak echt hun best gaan doen, de demping en vering harder worden en je zelf het schakelen met de peddels voor je rekening neemt. Zo wordt de Rapide een volslagen andere auto.
Dan is ie ineens een bruut die herrie maakt, die agressief is, die niet genoeg lijkt te hebben aan de hoeveelheid toeren die de toerenteller laat zien. De Touchtronic 2-bak is misschien niet het modernste van het modernste, maar als je deze auto echt goed aanvoelt en ‘m vervolgens tot maximale prestaties dwingt, dan vergeet je dat ie een achterbank heeft. Hij voelt aan als een DB9, of misschien zelfs beter dan een DB9.
De rest van de reis is een grote droom van motorgeluiden en machinemisbruik. We rijden door de Pyreneeën over de N240, en ‘s avonds rijden we Huesca binnen. De geur van hete remmen vergezelt ons – remmen overigens, die nooit lossen, hoe vaak, hard en veel ik ook remde – samen met de brul van de opgewonden motor. We slapen in Zaragoza, en gaan er dan weer een hele dag tegenaan, op precies dezelfde, intense manier: gewoon omdat het kan.
We eindigen in Valencia, na 2.500 kilometer – moe maar voldaan. De Rapide is briljant. Het is op dit moment de enige auto op de markt die alle beweringen van zijn makers waarmaakt: hij is een echte vierdeurs, vierzits sportauto. De Rapide is subtiel, verbazingwekkend praktisch en bovendien een volbloed Aston Martin. Hij is niet perfect, maar hij is volledig tevreden stemmend, en dat gevoel komt zo dicht bij perfectie dat hij ergens toch perfect is. De Aston Martin voor iedereen en overal? Hij is er. En dat de Rapide er is, is briljant.
Reacties