‘James Bond is een stomp instrument dat wordt gehanteerd door een departement van de regering’, schreef Bonds geestelijk vader Ian Fleming in zijn welbekende houtje-touwtjestijl. ‘Hij is stil, hard, meedogenloos, sardonisch en fatalistisch. Hij houdt van gokken, golf en snelle auto’s.’ Flemings karakterbeschrijving zou gedurende de 24 films waarin ’s werelds beroemdste fictieve spion de afgelopen 59 jaar optrad zowel heel nauwlettend worden gevolgd als losjes worden geïnterpreteerd. Nu staat de 25e Bond voor de deur. No Time to Die draait vanaf 30 september in een bioscoop bij je om de hoek. Het is de film waarin Daniel Craig voor de laatste keer 007 zal spelen, zodat we over het eind van de film al één ding weten, en het is een film waarvoor de stuntmensen en de productiedesigners weer hun uiterste best hebben gedaan om te voorzien in een weergaloze achtervolging met auto’s. Naar verluidt heeft No Time to Die die inderdaad: een achtervolging zonder weerga, de beste die ooit in een Bondfilm plaatsvond.

De beste auto’s van James Bond

Dat zette ons aan het denken. Zes acteurs hebben 007 gespeeld op het grote doek, en stuk voor stuk hadden ze zorgvuldig gecaste, automobiele co-stars. Het is zelfs zo dat het voor velen van ons, opgegroeid in een tijd dat een Bondfilm zien in de bioscoop nog het uitje van het jaar was, in ieder geval deels de reden is dat we van auto’s zijn gaan houden. De wereldwijde en enorme schare fans van 007 debatteert eindeloos over wie de beste Bond is, maar wat waren eigenlijk de coolste auto’s van James Bond? TopGear koos er één per acteur, waarna we deze belangwekkende voertuigen samen wisten te brengen in hetzelfde ruimte-tijdcontinuüm om hun geschiedenis uit te kammen en ze te onderwerpen aan een quasi-wetenschappelijke maar vooral hoogst subjectieve test. Goed opgelet nu.

Connery: Aston Martin DB5

Gadgets: 10/10 Snelheid: 6/10 Aantrekkingskracht: 9/10 Drifts: 8/10 Stunts: 6/10 Sterrenstatus: 10/10 Totaal: 49 Toen de producenten met het casten voor de eerste Bondfilm begonnen (Dr. No uit 1962), werden zowel Cary Grant als James Mason benaderd, maar die waren allebei niet al te enthousiast, noch helemaal perfect voor de rol. ‘Om eerlijk te zijn: alle Britse acteurs die we spraken, waren wel heel getalenteerd, maar ze ontbeerden in zekere mate de mannelijkheid die Bond vereist’, zei producent Cubby Broccoli. ‘Om het in ons eigen filmidioom te stellen: Sean had er de ballen voor.’ Hoewel de eerste twee films fikse hits in de bioscoop werden, was het pas in 1964, met Goldfinger, dat Bond een echte blockbuster scoorde; en pas toen werd de Schot Sean Connery een superster. Bond personifieerde een specifiek Brits (destijds nog geliefd) en lekker te verkopen soort zelfvertrouwen. Goldfinger verenigde alle elementen die een goede Bondfilm definiëren: de schurk, de locaties, een geweldige vrouwelijke bijrol, en uiteraard een auto.
De Aston Martin DB5 is de eerste echte Bondauto. Hij liet het publiek kennismaken met allerhande gadgets: machinegeweren, de uitgestrooide kraaienpootjes, de hydraulische bumpers, en natuurlijk de schietstoel. In Flemings boeken rijdt Bond meestal in een Bentley, maar z’n referentie aan een Aston in het Goldfinger-boek trok de aandacht van de productiedesigner van de film, een geniale autofanaat, wijlen Ken Adam. ‘Ik maakte een schets van de auto en besprak die met special-effectssupervisor John Stears’, herinnerde Adam zich later. ‘Ik had een Jaguar die altijd beschadigd werd door mensen die niet konden parkeren. Door geweren achter op de Aston Martin te monteren en de bumpers uit te rusten als bokshandschoenen kon ik een beetje stoom afblazen. Nu is het zo dat ik zelf een sportautofanaat ben, dus alle ideeën voor de gimmicks en gadgets waren geen probleem. Het waren gewoon mijn eigen dromen! Ik ben van een hoop van mijn frustraties afgekomen door die Aston Martin te ontwerpen.’
De firma Aston Martin zelf was aanvankelijk terughoudend, hoewel ze net de DB5 hadden gelanceerd, met een 4,0-liter zescilinder die goed was voor 286 pk en een Touring-carrosserie die was aangescherpt door Federico Formenti. Aston-directeur Steve Heggie werd geadviseerd te doen ‘wat hij goed achtte’ (zeggen wij ook altijd tegen de baas), en zo kwam het dat twee auto’s – en een daarvan was het originele DB5-prototype – braaf werden uitgeleend aan de producenten. De gadgetauto werd in zes weken getransformeerd door een klein team van ingenieuze, onvermoeibare special-effects-genieën (noem ze gerust Q) die pneumatiek, hydraulica, acetyleen- en zuurstoftanks gebruikten om alles aan de praat te krijgen. Zodoende bleef er weinig ruimte over in de auto; een teamlid moest zich zelfs in de achterbak zien te wurmen om het rookgordijn te kunnen opwerpen. ‘Toen ik mijn plannen voor het eerst aan de mensen van Aston vertelde, bezigden ze best onwelvoeglijke taal, eigenlijk. Laat ik het erop houden dat ze dachten dat er iets mis was in mijn bovenkamer’, zei John Stears destijds.
Voor een auto waarmee in een film ooit zo ruw werd omgesprongen, is het rijden van een DB5 dezer dagen een louter decoratief proces; afgezien daarvan is ie ook meer een (57 jaar oude) GT dan een sportauto. Z’n looks zijn z’n grote troef, maar het motorgeluid kwam op een eervolle tweede plaats. Uiteraard is dat nu allemaal niet meer dan een academische kwestie; je voelt elk van de miljoen euro’s die een volledig gerestaureerde DB5 waard is, gezeten in de dikke leren fauteuils. Je raakt in de war door z’n excentrieke ergonomie, al starend in het kleine spiegeltje dat halverwege het spatbord is bevestigd. Het filmen van de beroemde nachtachtervolging met de DB5 begon op 9 maart 1964 in het Engelse Black Park, een fors bos naast Pinewood, dat door moest gaan voor de omgeving rondom Auric Goldfingers Zwitserse hoofdkwartier. De laatste scène die Sean Connery voor Goldfinger filmde, was de dood van Tilly Masterson, in hetzelfde bos, op 21 juli van dat jaar. De laatste aanvullende scènes voor de film werden gedraaid op 12 augustus – de dag waarop Ian Fleming stierf. De beste man heeft dus nooit geweten dat zijn schepping zo stratosferisch populair zou worden.

Lazenby: Aston Martin DBS

Gadgets: 4/10 Snelheid: 6/10 Aantrekkingskracht: 7/10 Drifts: 6/10 Stunts: 4/10 Sterrenstatus: 6/10 Totaal: 33 Filmregisseur Christopher Nolan is een groot fan van On Her Majesty’s Secret Service, de – vermeend – lelijke rolprent in de Bond-bijt, uit 1969. ‘Wat ik mooi aan die film vind, is dat er een heel goede balans tussen de actie en de schaal van romantiek, tragedie en emotie is’, vertelde hij ooit aan het Britse filmmagazine Empire. ‘Van alle Bondfilms is het veruit de meest emotionele.’ Over emoties gesproken: hoe zou de ster van de film, George Lazenby, zich tegenwoordig voelen? Hij was een Australisch model die zich een auditie binnen wist te bluffen en ineens de meest begeerde rol in de cinematografie bemachtigde, waarna hij na één film alweer afhaakte, z’n haar liet groeien en een baard liet staan en dacht dat de Easy Riders van deze wereld de toekomst hadden – en niet James Bond.
Dat dacht hij dus verkeerd, en daar kukelde een veelbelovende carrière uit het raam. Maar de waarheid is dat zowel Lazenby als OHMSS verrassend goed is. We zien hem en zijn Aston Martin DBS in een heel emotionele scène, nog voor de titel in beeld komt, Tracy di Vincenzo achterna zitten op een Portugees strand. Aston-eigenaar David Brown dacht dat het zaak was de op leeftijd rakende DB6 te vervangen door iets nieuwers – men leefde immers in moderne, snelle tijden. Astons creatieve partner Touring, uit Milaan, werd ingehuurd om een vervanger voor de 6 te ontwerpen en twee conceptcars werden vervolgens in 1966 getoond op de autoshows van Parijs, Londen en Turijn. We zien een wat ielere versie van de beroemde Aston-grille; de c-stijl en de carrosserie zijn schatplichtig aan de Ferrari 275 GTB. Maar eind 1966 ging Touring op de fles en huurde Aston een voormalige Rootes Group- en Rover-designer in, William Towns, die de DBS in minder dan een jaar ontwierp. Aston wilde ook met een nieuwe V8-motor komen, maar de ontwikkeling daarvan lag achter op schema, zodat de DBS debuteerde op Blenheim Palace in september 1967 met dezelfde 286 pk sterke, 4,0-liter zescilinder als de DB6. Wel was de motor verder naar achter geplaatst. De onafhankelijke ophanging rondom verbeterde het weggedrag.
Meer dan 50 jaar later is het rijden van een DBS een herinnering aan een tijd dat je niet zozeer aan weggedrag dacht, maar allang blij was als je überhaupt op de weg bleef. Dat is tenminste wat je denkt als je op een bocht af gaat, je voet van het gigantische gaspedaal haalt, terugschakelt, aan het grote driespaaks stuur draait en de auto op de apex richt. En dan maar hopen. De styling van de DBS kent meer Amerikaanse invloeden, in plaats van de Italiaanse trekjes die z’n voorganger had, en die houding heeft de auto ook. Hij rijdt kussenzacht, wat z’n hellende gedrag wat goedmaakt; de tuimelschakelaars op het dashboard suggereren een moderniteit die de rest van de auto niet heeft. Tegelijkertijd is het zowat onmogelijk je een situatie voor te stellen waarin je de DBS niet graag zou rijden. Op de keren na dat hij niet wil starten, althans.

Moore: Lotus Esprit

Gadgets: 10/10 Snelheid: 7/10 Aantrekkingskracht: 7/10 Drifts: 8/10 Stunts: 8/10 Sterrenstatus: 8/10 Totaal: 48 Alle Bondfilms zijn afspiegelingen van de tijdperken waarin ze werden gedraaid. Niet alleen in geopolitieke zin, of qua bikinitrends. Hier op de redactie herinnert iedereen zich nog de eerste 007-film die ze zagen. En ben je een kind van de jaren zeventig, dan is Roger Moore je man en is de Lotus Esprit je auto. Elon Musk is zelfs een zo grote fan dat hij in 2013 op een veiling bijna een miljoen Amerikaanse dollars betaalde voor een van de stuntauto’s. Toen hem in 2019 tijdens een aandeelhoudersvergadering van Tesla werd gevraagd of hij overwoog een aquatische auto te bouwen, zei hij: ‘Leuk dat je het vraagt. We hebben inderdaad een design voor een duikbootauto zoals die in The Spy Who Loved Me.’ Probeer daar maar eens iets tegenin te brengen (tegen die voorliefde voor de Lotus dan). Giorgetto Giugiaro ontwierp ’m, Colin Chapman deed de techniek, James Bond ging ermee te water. Velen van ons hadden de Corgi DB5 en brachten vele uren door met het zoeken naar het kleine mannetje dat er via de schietstoel vandoor was gegaan, en velen van ons beseffen ook dat de raketten van hun PPW 306R verdwenen zijn in de stofzuiger van hun huishoudende moeder.
De Esprit kwam in TSWLM terecht dankzij het lef van Lotus’ publiciteitsman Don McLauchlan, die in 1976 een prototype zonder zichtbaar merk erop voor het productiekantoor van de Bond-studio’s in Pinewood parkeerde, in de stellige overtuiging dat de auto dan vanzelf wel de nodige aandacht zou trekken. Dat gebeurde inderdaad, en al snel werd er een deal bezegeld met een handdruk. De firma leverde twee auto’s, zeven carrosserieën, een paar kratten reserveonderdelen en de diensten van testrijder Roger Becker. McLauchlan schatte de totale kosten op zo’n 120.000 euro in hedendaags geld, een schijntje dus. Het in Florida gevestigde bedrijf Perry Oceanographics werd ingehuurd om de onderwater-Esprit te bouwen – die kreeg als bijnaam Wet Nellie. Hij was uitgerust met vier propellers en werd aangedreven door accu’s in een waterdicht compartiment. Duiken en stijgen werd geregeld door ballasttanks en de wigvormige carrosserie werd gestabiliseerd door fikse vinnen. Vanbinnen werd hij als een waar onderzeeërtje bestuurd door een, eh, kapitein: een voormalige Navy SEAL genaamd Don Griffin. Hij lag op een platform en droeg een duikpak.
Het rijden van een non-aquatische Esprit S1 is vandaag de dag een echte openbaring. Chapman ging met z’n ‘simpel en licht’-ethos tot in extremis, maar zelfs met de 160 pk sterke 2,0-liter viercilinder pal achter je hoofd is dit een ware masterclass in de dynamica van een laag zwaartepunt en supersnelle respons. De besturing en het rijgedrag zijn subliem, de gewilligheid om van richting te veranderen grenst aan tovenarij. Bovendien is ie snel en klinkt ie fruitiger dan welke hedendaagse viercilinder ook. Mensen klagen over de Morris Marina-deurhendels en de gapende kieren in de carrosserie en het dashboard, maar zit je achter het stuur en staar je naar het design van het jaren-zeventig-interieur, dan weet je meteen genoeg. Wat een entertainment. Wat een inspiratierijke, op de toekomst gerichte auto.

Dalton: Aston Martin V8

Gadgets: 8/10 Snelheid: 6/10 Aantrekkingskracht: 7/10 Drifts: 6/10 Stunts: 7/10 Sterrenstatus: 7/10 Totaal: 41 Bond moest in de jaren tachtig ineens ‘correct’ worden, z’n vrolijke seksisme en z’n wenkbrauwophalende knipooggedrag met de ietwat oubollige humor van het late Roger Moore-tijdperk was plots ontoelaatbaar geworden. De nieuwe Bond-acteur Timothy Dalton bracht een krampachtig serieuze spion ten tonele: ‘In de eerste plaats wilde ik hem vooral een menselijk gezicht geven. Bond is geen superman – je kunt je niet identificeren met een superman. Ik wilde hem zo nu en dan kwetsbaar laten zien. En ik wilde hem spelen in de geest van Fleming.’ De Aston Martin V8 (met injectie, zodat hij 314 pk leverde) die hij in de film rijdt, verbindt deze vijftiende Bondfilm met de DB5 die in de derde film werd gebruikt, terwijl niemand kan ontgaan hoe plechtig Dalton ondertussen onze vriend 007 neerzet. Dat gezegd hebbende: de V8 uit The Living Daylights – en dus geen Vantage, zoals vaak wordt gedacht – heeft wel degelijk een paar ondeugden: lasers in z’n wielnaven, vervaarlijk uitstekende pinnen, een straalmotor achter de nummerplaat en een zelfvernietigingsmodus. En wanneer Bond en Kara (Maryam d’Abo) ’m verlaten, doen ze dat – hallo Carlos Ghosn – in een cellokist, een idee dat regisseur John Glen samen met een sceptische Cubby Broccoli testte bij het LA Philharmonic-orkest.
Maar de waarheid is wel dat de Aston V8 ook in 1987 al een beetje een dinosaurus was, een inmiddels eeuwig durende update van de DBS uit de jaren zestig, de laatste strohalm van Aston Martin – en ondertussen werkte de baas van het bedrijf, de charismatische zakenman annex vliegenier Victor Gauntlett, keihard om Aston niet kopje onder te laten gaan. Hij leende zijn eigen V8 Volante uit aan de productie, de auto die we later ‘winterklaar’ zien worden gemaakt door het team van Q. Maar zo makkelijk is het niet om een cabrio om te bouwen tot een coupé, zodat het productieteam uiteindelijk nog eens drie auto’s opsoupeerde en zeven replica’s over de kling joeg. ‘Tenzij je een ongelimiteerde hoeveelheid stuntauto’s hebt, wat maar zelden het geval is, moet je heel voorzichtig zijn met het materiaal’, merkte special-effects-supervisor John Richardson later op – even raadselachtig als verontschuldigend.
Het is maar weinig auto’s gegeven mooier te worden naarmate ze ouder worden, maar de Aston V8 is er een van. Toch voelt ie inmiddels haast prehistorisch aan, armzalig uitgerust met knoppen die zich lukraak her en der verspreid door de cabine bevinden, en hij is zo notoir lui qua prestaties en rijeigenschappen dat een Fiesta ST de vloer met ’m aan zou vegen. Toch valt wel te begrijpen waarom de regisseur van de nieuwe Bondfilm, Cary Fukunaga, de auto wilde gebruiken in No Time to Die. Daniel Craig benadrukte in zijn rol als Bond aanvankelijk de wat ruigere aspecten van het Fleming-karakter, maar is naarmate het einde van zijn 00-status naderde wat zachter en genuanceerder geworden. Daar past de V8 op de een of andere manier wel bij.

Brosnan: BMW Z8

Gadgets: 7/10 Snelheid: 7/10 Aantrekkingskracht: 6/10 Drifts: 6/10 Stunts: 6/10 Sterrenstatus: 7/10 Totaal: 39 De deal van BMW met de Bondproducenten zorgde voor een compromisloze Z3 in GoldenEye en een 750iL in Tomorrow Never Dies (van de E38-generatie, en hoewel dat de best uitziende 7-serie is, was het nog altijd gewoon een grote, grijze limousine), voordat ons aller spion in 1999, in The World Is Not Enough, de beschikking kreeg over de Z8. Die komt minder in de film voor dan je zou hopen, noch zien we de achterwielaangedreven retro-roadster BMW met 400 pk doen wat ie vast en zeker goed kan: heroïsch zijwaarts door een bocht gaan. In plaats daarvan rijdt Bond de auto door een Azerbeidzjaans olieveld en later zien we de Z worden ontleed door een helikopter die is uitgerust met roterende zaagbladen. Dat gebrek aan aanwezigheid in de film is toe te schrijven aan het feit dat BMW nog niet klaar was met de ontwikkeling van de Z8 op het moment dat de producenten ’m voor de stunts nodig hadden, zodat de fabriek alleen twee heel vroege pre-productieauto’s kon leveren, die louter voor het mooie konden worden ingezet.
De overige filmexemplaren werden gebouwd door Bonds special-effects-baas Chris Corbould en zijn team, die zelf de carrosseriebeplating maakten en het onderstel vanuit het niets bouwden. De motor was een 5,7-liter Chevrolet V8, hij had een handgeschakelde vijfbak van Tremec en de ophanging kwam van Jaguar. De auto werd in twee delen gemaakt; er was nergens een aluminium spaceframe te bekennen. In zijn laatste verschijning als Q wist acteur Desmond Llewelyn de Z8 nog van heel wat foefjes te voorzien: titanium beplating, een geavanceerd head-up display, raketten die uit de zij-inlaten werden gelanceerd terwijl het vizier zich op het stuur van de Z8 bevond, en een tweede kans voor de afstandsbesturing van de hele auto – die grol zagen we eerder op de 750iL in TND.
Wij van TG woonden de lancering bij van de Z8 in Californië, begin 2000, en we waren meteen weg van ’m. Dat gold niet voor iedereen; voor sommige collega’s was ie te zeer een boulevard-dier, anderen vonden het flauw dat ie zoveel weghad van de oude 507. Vandaag de dag voelen z’n turboloze 4,9-liter V8 (die je ook vindt in de E39 M5) en z’n handbak opwindend analoog aan, en hoewel hij met z’n 1.585 kilo geen vlieggewicht is en de afwezigheid van een sperdifferentieel ’m moeilijker te rijden maakt op het scherp van de snede, is ie nog altijd geweldig. En waar z’n cabine nog meer retro is dan het exterieur – kijk dan naar die centraal geplaatste instrumenten en dat stuur – is de eenvoud van de lay-out veeleer futuristisch dan retro. Dat verklaart ook meteen waarom een nette Z8 een gelukkig bezit is anno 2021. Ze zijn zo twee ton waard.

Craig: Aston Martin DB10

Gadgets: 7/10 Snelheid: 9/10 Aantrekkingskracht: 7/10 Drifts: 9/10 Stunts: 8/10 Sterrenstatus: 7/10 Totaal: 47 In SPECTRE gaat Bond ‘op maat’. Alsof Q nooit iets voor ’m heeft betekend, gaat 007 voor een volslagen blanco auto: de DB10. Die was aanvankelijk bedoeld voor collega-spion 009, maar Bond gaat ermee vandoor, bezoekt er onuitgenodigd een spoedbijeenkomst mee van ’s werelds slechtste schurken, raakt verwikkeld in een verbijsterende achtervolging door de straten van Rome, gebruikt de vlammenwerper en parkeert de Aston dan op volle snelheid in de Tiber, na er zelf uit te zijn geparachuteerd. Een doorsnee proefrit in Italië, wat je zegt. Tien DB10’s werden speciaal voor SPECTRE gebouwd: drie zogeheten ‘heldenauto’s’ (voor de hoofdrolspeler) en zeven stuntexemplaren, elk precies gebouwd en afgesteld op wat ie moest doen in de achtervolgingsscène. Het exemplaar dat je hier ziet, is de serieus ondeugend klinkende ‘superdrifter’, uitgerust met een rolkooi en een hydraulische handrem.
Onderhuids is het in feite een Vantage, en hij rijdt net als de Vantage GT4-raceauto waarmee we ooit op Circuit Paul Ricard reden – maar dan met minder grip. Hij heeft duidelijk een zwaar leven achter de rug, maar evenzogoed voelt hij, eh, kogelvrij aan. Over naar Aston Martins chief creative officer, Marek Reichman, om te horen hoe het allemaal zo is gekomen. ‘We waren bezig te doen wat we deden met de DBS: updaten. We hadden de nieuwe DB11 al helemaal klaar staan om ’m aan de Bond-bazen te laten zien; hij was nog niet gelanceerd. Dus ik legde de filmmakers uit hoe deze auto een voortzetting was van de DBS in Casino Royale. Regisseur Sam Mendes vond het mooi en producent Barbara Broccoli zei: “Jullie maken altijd geweldige auto’s.” Maar ik zag aan Sams gezicht dat hij toch niet helemaal 100 procent was overtuigd. Ik kreeg de indruk dat hij eigenlijk iets anders zocht.
‘Toen ze weggingen, zag hij een schets aan de muur hangen van een auto die ikzelf omschreef als een jager, agressiever, wat meer hedonistisch misschien. Toen zag ik het vuur in Sams ogen, en hij zei: “Dat klinkt als de Bond die ik wil gaan neerzetten.” Toen zei ik: “Oké, maar die auto bestaat helemaal niet, jij hebt de auto’s in september nodig en het is al april, dus dat gaat niet lukken.” ‘Hij zei: “Waarom niet?” Dus we deden het – we gingen van een schets naar tien rijdende auto’s in zes maanden. Sam wilde een heel eenvoudig beeld, dat is bijvoorbeeld waarom de koeling op de kap een simpele serie gaatjes is. Ik zei tegen hem: “Als mensen deze auto zien en denken dat hij geen lucht naar binnen zuigt en uitbraakt, dan zullen ze zeggen dat ie niet echt is, dat het een elektrische auto is, dat hij niet werkt.” Maar Sam wist precies wat hij wilde, het was fantastisch om met hem samen te werken. En het resultaat is ontzettend echt.’ Met dank aan Jonathan Hackford en Alex Everke voor het uitlenen van hun auto’s, en aan Marcus Butcher, Andy Fullwood en Ben Strong voor hun hulp.

Reacties

  • Rarebear heeft op 1 oktober 2021 geschreven:

    ik mis de Toyota GT 2000 uit You only live twice !!!

    Reageer

Geef een reactie

(verplicht)