Het was een gewone dinsdagmiddag, ergens in 2008. Er steeg opgewonden gemompel op uit een hoek van ons kantoor, en dat zwol aan. Ik deed wat iedereen zou hebben gedaan: ik ging eropaf. ‘Deze video moet je zien’, zei mijn collega, enigszins naar adem snakkend. Het was Gymkhana: Practice, en het was uitzinnig. ‘Stel je voor dat je met die vent zou meerijden’, zei hij. We schakelen nu door naar een paar jaar later, en ik ga met die vent meerijden.
Wie is het?
Deze man is Ken Block. Duh. De kans deed zich voor om als een van de eerste buitenstaanders ter wereld in zijn nieuwste creatie mee te rijden – genaamd de ‘Hoonicorn’ – en dus werd mijn lang gekoesterde droom om mee te rijden met een Echte Coureur werkelijkheid. Iedereen denkt dat hij de beste chauffeur ter wereld is, natuurlijk, maar een andere wet schrijft voor dat hoe meer je weet, hoe meer je beseft hoe weinig je weet. Dus ik zei ja, graag. Wat later gevolgd zou worden door een hoop gênante gilletjes.
Block had in die paar jaar duidelijk vooruitgang geboekt. We gingen niet van start in een bescheiden Subaru, maar in een geheel gemodificeerde Ford Mustang die over zoveel extra’s en Goede Dingen beschikte dat ik niet zou weten waar ik zou moeten beginnen. Misschien aan de start van het Goodwood Festival of Speed?
Kunst, kracht of beide?
De Mustang was een stukje ingenieurskunst waar de gebroeders Van Doorne bepaald van zouden hebben opgekeken. Een uit 1965 stammende coupé was gekoppeld aan een 6,7-liter Nascar-V8 die door Roush Yates was opgevoerd tot 856 pk, en aan een slim vierwielaandrijvingssysteem.
Op papier klonk het lollig, maar dat gevoel was snel voorbij toen de duimen van de starter omhooggingen, en Ken zo hard wegreed dat het leek alsof we terug in de tijd werden gelanceerd. De waanzinnige schreeuw van de V8 veroorzaakte bij mij een wekenlang aanhoudende piep in m’n oren, en ik geloof dat ik zelf tijdens de rit ook nogal hard piepte.
Je kunt de snelheid van de Hoonicorn niet afzetten tegen rationele criteria, want het is geen rationele auto. Hij is alleen maar geluid, vermogen, vermogen, geluid, remmen, driften, een donut, vermogen en dan ineens stop. Mijn organen wisselden stuk voor stuk van plaats – een beetje alsof ik een les yoga achter de rug had (ja, dat weet ik – één keer geprobeerd).
En omdat Ken zo goed is in wat hij doet, vraag ik me af of hij wel doorheeft wat hij eigenlijk doet. Aan het eind van de rit zat ik een plas van mijn eigen angst. ‘Ik hou deze auto voor de rest van mijn leven’, zei Block vrolijk. ‘Het is de allerleukste auto waar ik ooit in heb gereden.’
Reacties