Wat vonden we ‘m leuk, die vorige C4. Vooral de driedeurs, met z’n stoere daklijn. Bij deze moesten we even slikken.
 
Niemand zal ontkennen dat er in de geschiedenis van Citroën, hoe zullen we het zeggen, vreemde auto’s zijn gemaakt. Sardineblikjes met een oproldak, druppelvormige vissen met zweefvering, bestelautootjes met een varkenssnuit. Lelijk, vinden sommige mensen, maar wij zeggen: eigenzinnig. Ze gebruikten zelfs al voorwielaandrijving toen dat eigenlijk nog niet was uitgevonden. Gewoon, om lekker tegen de stroom in te gaan.
 
Het was altijd leuk om te zien hoe Citroën deze Franse eigenwijsheid op een nieuw model altijd weer probeerde toe te passen. Marketingmannetjes begonnen steeds harder te roepen dat het echt niet meer kon, dat het merk in de grijze brij van concurrenten diende op te gaan om de verkopen op te kunnen krikken. Het had weinig effect. Zo is er bijvoorbeeld nog steeds de C3 Pluriel, met een afschrikwekkende dakconstructie die echt alleen bedacht kan zijn door mensen die graag op slakken kauwen.
 
Ook de C4 stemde ons altijd vrolijk. Tussen de Focussen en de Golfjes was het niets minder dan een frisse bries. Een durfal en een mafkees, dat was het. Met z’n stilstaande stuur. Hoe kom je erop? Helaas hebben de marketingfiguren nu toch de overhand gekregen. Hun insteek lijkt te zijn dat Citroën vooral minder raar moet worden, en een stuk Duitser. Waar dat bij de C5 best geslaagd was, zijn we er hier niet zo zeker van. Qua originaliteit komt de nieuwe C4 niet in de buurt van zijn voorganger.
 
Om ‘m goed voor de dag te laten komen, is de stuurse puber in een strak en degelijk pak gehesen. De ontwerpers hebben er nog wel een klein beetje Citroënheid in willen stoppen; bijvoorbeeld door de lijn op de flanken domweg te onderbreken. Hierdoor is ie toch nét een beetje gek, maar het komt geforceerd over. Het is alsof de C4 alle moeite doet om maar door iedereen aardig gevonden te worden. Wie zich zo gedraagt, heeft uiteindelijk weinig vrienden.
 
Maar dat is het uiterlijk, en smaken verschillen. Misschien vind je ‘m wel schitterend; er zijn per slot van rekening genoeg mensen die voor een veilig uiterlijk vallen. In dat geval hebben we goed nieuws, want als je verder kijkt, blijkt dat de C4 een enorme sprong voorwaarts heeft gemaakt.
 
Weg is het dubieuze plastic van de vorige generatie; wanneer we de deur openen, vinden we nu een interieur dat in lijn is met dat van de DS3. Bijzonder netjes dus. De stoelen zitten als gegoten en zien er stoer uit, met bijzondere hoofdsteunen die je kunt buigen. Op het dashboard vinden we mooie materialen en, jawel, simpele ronde tellers die gewoon zitten waar ze horen: recht voor je neus. De snelheidsmeter heeft een ouderwetse naald, maar de toerenteller werkt met digitale blokjes. Apart.
 
Nuttige snufjes als een 220-voltstekker tussen de voorstoelen, een noodknop die toegang biedt tot een 24/7-hulpdienst, en een cruisecontrole met een geheugen voor vijf snelheden (oké, dat is minder nuttig) maken dat je je na een tijdje toch wel verwend voelt in deze Citroën. De kofferbak is met 408 liter de ruimste in deze klasse. Er werd veel moeite gedaan om het interieur zo stil mogelijk te maken, met onder andere een dubbel afgedichte voorruit. Ons exemplaar was zelfs uitgerust met massagestoelen, wat uniek is in dit segment. Veel tijd om al deze geneugten op waarde te schatten, krijgen we echter niet. Al onze aandacht wordt namelijk volledig opgeëist door de onuitstaanbare automaat die Citroën monteert.
 
We rijden in eerste instantie de 1.6 THP benzine, een goede motor die in de C4 standaard verpest wordt door de zogenoemde egs-versnellingsbak. Die schijnt op 38 punten verbeterd te zijn, maar het heeft weinig uitgehaald. In een tijd waarin elk stadsautootje met een naadloos schakelende dsg-bak verkrijgbaar is, kun je simpelweg niet meer aankomen met een robotbak met enkele koppeling. De C4 schakelt als een Smart van tien jaar oud; midden in bochten ben je soms plots je aandrijving kwijt, en durf je wat vlotter te accelereren, dan vind je na een schakelmoment een afdruk van je gezicht terug in het dashboard. Toch prettig, dat zachte plastic.
 
Snel zoeken we onze toevlucht tot de handgeschakelde dieselvariant. Een hele verademing, waardoor we eindelijk in staat zijn om ons op het rijgedrag van de C4 te concentreren. Zoals wel vaker bij Citroëns is dat dik in orde. Sturen gaat prettig zwaar, de auto blijft in bochten mooi neutraal, en de vering houdt netjes het midden tussen een schuimpje en muntdrop. We rijden de HDi-motor met 150 pk, een heerlijk soepel en stil blok dat hier wat ons betreft perfect op zijn plek is.
 
Zoals elke nieuwe auto is ook de C4 weer schoner en technisch verfijnder dan zijn voorganger. Hij is zo’n 90 kilo aan overtollig gewicht kwijt, en kan voor 99 procent gerecycled worden. Er is een eHDi-versie met start/stop, die 15 procent zuiniger en vijf gram minder CO2-vies is. Uiteraard verkeren ook inzittenden en onoplettende voetgangers weer in extra veiligheid, want het regent EuroNCAP-sterren bij de C4.
 

We houden gemengde gevoelens over aan het ritje met deze Citroën. Het is zonder meer een uitstekende auto – mits je de juiste versnellingsbak kiest – maar het excentrieke wat zijn voorganger zo leuk maakte, zien we op maar weinig punten terug. Er gloort hoop aan de horizon, want over niet al te lange tijd maakt de DS4 zijn opwachting. Dat wordt een ontwerptechnisch behoorlijk spannende driedeurs, terwijl de gewone C4 vanaf nu alleen als vijfdeurs te krijgen is. Fans als we zijn van de DS3, durven we er Richard Hammond om te verwedden dat ook de DS4 weer een lekker karretje zal zijn. Een echte Citroën bovendien, want eigenwijs als een kleuter. Die gekke Fransen zijn het toch nog niet helemaal verleerd.

Reacties