Er bestaat een beroemde oude foto van Bruce McLaren, geparkeerd voor een buurtwinkel in Engelse dorp East Horsley, deuren omhoog, hangend in de chaise-longue-achtige bestuurdersstoel van een amper vermomde Can-Am-raceauto. Bekijk hem maar even, je zult er geen spijt van krijgen. Gezien de man achter het stuur van de bloedrode auto en de normale banden om de velgen, was dat volgens iedere definitie een McLaren-supercar voor de openbare weg – 23 jaar voordat de F1 verscheen. Als echte raceauto voor de straat werd dit het dagelijkse vervoermiddel van Bruce. Hij reed de McLaren M6GT ook naar Goodwood op de dag dat hij stierf, in juni 1970. Nu, 50 jaar later en bijna 7.000 kilometer ten westen van dat dorp in Surrey, staat exact diezelfde iconische auto onder het ook al iconische ijzerwerk van een luidruchtige spoorlijn in downtown Chicago. In de stad waar Gotham op werd gebaseerd, is dit de Britse Batmobile die ze zelf nooit hebben gehad. Een cartoonachtige showstopper met omhoog klappende deuren en klapkoplampen. Het kostte even tijd om de auto te vinden. De eigenaar is net zozeer op zijn privacy gesteld als hij uiterst genereus is, en hij gaf ons de sleutels van de McLaren M6GT zonder al te veel mitsen en maren. Dat is al even opmerkelijk als het feit dat deze auto in zijn lange leven nog maar 2.094 mijl heeft afgelegd (circa 3.400 kilometer). Met andere woorden: sinds de laatste keer dat Bruce in de auto zat, heeft er nauwelijks nog iemand anders in gezeten. Ons wordt verteld dat hij nog altijd op de originele banden staat, wat betekent dat we zo dadelijk een stukje mogen rijden op rubber van een halve eeuw oud. Laten we hopen dat het niet gaat regenen. Maar voor we ’m starten, eerst een beetje geschiedenis. In 1969 bereikte McLaren het hoogtepunt van zijn successen in de Can-Am-competitie. Zijn machines waren zo goed als onverslaanbaar, dus je snapt dat hij eens wat anders wilde proberen; en dat werden lange-afstandsraces. Zijn plan was om mee te doen aan het World Sportscar Championship, inclusief de 24 Uur van Le Mans, om het op te nemen tegen de machtige Ford GT40, Ferrari 512 en Porsche 917.

‘De M6GT is de Britse Batmobile die de Amerikanen zelf nooit hadden’

Vergeet niet dat McLaren toen, en in vergelijking met die giganten, niet veel meer was dan een garage in het Engelse stadje Woking. Het idee was om een coupéversie te bouwen van de donderende M6B Can-Am Roadster. Zoals de regels voorschreven, zou er ook een versie moeten komen voor op de openbare weg: geen probleem, want dat was iets wat Bruce altijd al had willen bouwen. Maar toen, vrijwel zonder enige aankondiging, verhoogde de FIA het aantal productie-exemplaren dat moest worden gebouwd – voordat een auto mocht gaan racen – van 25 tot 50. McLaren besefte meteen dat hij dat niet zou kunnen halen voor het nieuwe seizoen van start zou gaan, en parkeerde het idee. Maar Bruce bleef Bruce, en dus bleef hij bouwen aan de auto voor de weg. Zijn nieuwe McLaren M6GT moest licht zijn, laag, en ongelooflijk snel – de snelst accelererende straatauto ooit, zo nam hij zich voor. Dus bouwde hij tussen medio en eind 1969 een prototype, een van de drie die ooit werden gemaakt, door de lege M6GT-carrosserie te vullen met een M6B-onderstel uit het magazijn en een small-block V8 van Chevrolet. Chassisnummer 1, kenteken OBH 500H: dat was zijn eigen, persoonlijke ontwikkelingsauto; de auto die hij elke dag op weg naar zijn werk zou testen. Bruce was maar 1,65 meter kort, maar zelfs voor hem was het ingewikkeld om in de McLaren M6GT te stappen – het dak zit op heuphoogte, en de dorpels zijn uiterst breed, aangezien het met tapijt bedekte benzinetanks zijn. Je neemt het stuur uit om in te kunnen stappen, voeten eerst, waarbij je met je schoenpunten goed moet mikken om in het gaatje tussen dashboard en stoel te stappen. Het heeft wel iets weg van je huis in klimmen door je brievenbus.
Eenmaal binnen zet je het stuur weer op z’n plaats en ga je goed in de stoel zitten. De voorruit bevindt zich zo dicht bij je hoofd dat je eraan kunt likken, haast als een vizier. Door de ruit zie je alleen maar mensen op kruishoogte over de stoep lopen. Draai aan de kleine, metalen sleutel en de V8 ontbrandt achter je, met al z’n 400 pk’s en 5,7 liter. Toen de auto uit de fabriek kwam gerold, had ie een top van 265 km/u en ging ie van 0 naar 160 km/u in 8 seconden – we hebben het over een tijdperk waarin de meeste sportauto’s in acht tellen nog geen 100 km/u haalden.

‘We trappen op de rem en er gebeurt niets, wat heel even zorgt voor milde paniek’

De McLaren M6GT heeft een dogleg-bak, de pedalen zitten dicht bij elkaar en vrij ver naar links, en hij is klein vanbinnen. De bestuurder zit schouders aan schouder met de passagier, in ons geval een zekere Mike die ons door het spitsverkeer van Chicago zal gaan leiden. Ook bij je voeten is weinig ruimte. ‘De koppeling kan niet omhoog.’ ‘Hoezo niet?’ vraagt Mike. ‘Omdat je met je voet voor het pedaal zit.’ Goed, uiteindelijk komen we in beweging, met zweterige handpalmen aan het stuur. Meer vochtontwikkeling ontstaat als we op de rem trappen en er niets gebeurt, wat zelfs een momentje ontaardt in milde paniek als we op een rood stoplicht af rollen. Nou ja, in elk geval bieden de buitenspiegels grandioos zicht – op de motorkap van de McLaren M6GT. Afgezien van zulke bagatellen is de auto verrassend goed te rijden. De medeontwerper van de M6GT, Gordon Coppuck, die ook verantwoordelijk was voor de McLaren-raceauto’s, zei ooit over de GT: ‘Het verbaasde me echt hoe comfortabel hij was. Eigenlijk ongelooflijk als je bedenkt dat het in essentie een raceauto was.’ Hij had makkelijk praten: hij droeg oordoppen toen hij ’m testte.
We hebben niet veel tijd: het verkeer zwelt aan en om acht uur ’s ochtends is het al 30 graden Celsius. Al is het in de cockpit veeleer een graad of 50, met maar een kleine gleuf in ieder zijraam voor wat ventilatie. Een natte rug, plakkerige jeans – welke straf staat er op het licht bevuilen van een onvervangbaar stuk autohistorie? Na een paar glorieuze, soms bodemschrapende rondjes door Chicago, waar de typische Amerikaanse V8 zich helemaal thuis moet voelen, stoppen we in een stil steegje om af te koelen. Nou ja, stil – heel even. Binnen een paar minuten is de auto omsingeld. Telefoons worden tevoorschijn getrokken. Mensen bukken zich om selfies te kunnen maken. Op een zeker moment breekt er een knokpartij uit tussen twee schooiers die het niet eens kunnen worden over het merk van de auto en de reden waarom ie hier staat, waarna een politieman die op weg was naar huis de twee vechtersbazen uit elkaar moet trekken. Wat zou McLaren zelf hier allemaal van hebben gevonden? Zou de geboren Nieuw-Zeelander zich ooit hebben kunnen voorstellen dat zijn in Engeland gebouwde wegracer voor vuistgevechten zou zorgen in het Amerikaanse Midwesten? We zullen het nooit weten. Bruce was slechts 32 jaar toen hij stierf tijdens het testen van zijn monsterlijke M8D Can-Am-auto. Toen was hij al een raceveteraan, en had hij al een aantal keer overwogen om het racen op te geven om zich helemaal te kunnen storten op zijn fabriek. Wie weet: was hij wel van Goodwood thuisgekomen op die dag, dan was de GT misschien wel in productie gegaan. Dan zou het verhaal van supercars in de jaren zeventig een heel anders zijn geweest.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)