Het heersende idee is dat fabrikanten de laatste jaren gedwongen zijn om turbo’s toe te passen vanwege emissie-eisen en de wens om brandstof te besparen. In grote lijnen is dat ook zo, maar wel met de opmerking dat de uitstoot- en verbruikscijfers in de officiële Europese tests gebaseerd zijn op een gestandaardiseerde testrit die zo truttig langzaam is dat het met de werkelijkheid niets te maken heeft. De turbo’s worden vrijwel niet aangesproken. Vandaar dat het werkelijke verbruik sterk afwijkt van de officiële cijfers.
Meer redenen om een turbo te gebruiken?
Er is nog een reden om turbomotoren te gebruiken: meer vermogen. Tijdens de introductie van de nieuwe 911 vertelde een van Porsches technici dat het zonder toepassing van turbotechniek onmogelijk zou zijn om de prestaties van de concurrentie bij te benen. Potentiële kopers kijken primair naar de prestaties en de verbruikscijfers. Tot het moment dat de officiële tests een realistisch beeld gaan geven van het werkelijke verbruik, doen auto’s met turbomotoren het op papier beter en heeft niemand oog voor de nadelen.
Ook de gedachtegang dat zo’n beetje iedere fabrikant overstapt op turbomotoren en ‘wij-dus-wel-moeten-volgen’, heeft verregaande consequenties. Geen producent wil de indruk wekken achter te blijven op technologisch gebied, dus volgt men hetzelfde spoor. Maar wat betekent dat in de praktijk? Heb je echt in de gaten dat het nieuwe model, in z’n vier, binnen 10,6 seconden van 50 naar 160 km/u accelereert terwijl z’n voorganger daar 3,4 seconden langer over deed? Op papier zie je het misschien terug in de cijfers, maar in praktijk voelt het vorige model veel sneller aan.
De oude 3,8-liter zescilinder boxer is een kunstwerk van ongekende schoonheid. Donker brommend bij lage snelheden, maar zodra het toerental oploopt, schraapt de atmosferische 911 even z’n keel en maakt de grom plaats voor een jankende huil, die intenser wordt naarmate de toerenteller verder oploopt. Een juweel van een motor, met veel verschillende gezichten.
En vergelijken met de oude?
Vergeleken bij z’n voorganger is het geen motor die uitnodigt om er eens flink mee aan de haal te gaan. Het voelt allemaal wat zakelijk en gekunsteld aan, en de lekkere rafelige randjes zijn er helemaal af. De oude 911 bracht een enthousiasme op je over dat het onmogelijk maakte hem te weerstaan. Onwillekeurig ging je iedere keer weer op zoek naar de grens.
De andere kant van de medaille is dat de toepassing van turbotechniek de alledaagse bruikbaarheid vergroot. Het overgrote deel van de tijd is de overstap naar een turbo dan ook heel logisch en verstandig. Maar dit zijn sportwagens. Het gaat niet om die 90 procent van de tijd. Het gaat juist om die 10 procent. De uitzondering. Het moment waarop je helemaal los wilt gaan. Op die momenten is de oude zescilinder boxer je grootste vriend. Dat is precies de reden waarom wij zonder enige twijfel voor het origineel kiezen. Het hart van de oorspronkelijke 911, die iconische zescilinder boxermotor, is en blijft nu eenmaal onverslaanbaar.
En de toekomst?
Al met al hebben we niet veel nieuws geleerd, maar door de turbomotoren te vergelijken met de non-turbo’s hebben we de sterke en zwakke punten van beide bloot kunnen leggen. Zet een willekeurige persoon in een auto met atmosferische motor en hij mist een flinke hoeveelheid koppel. Zet hem in een turbo en hij klaagt over een gebrek aan geluid en respons. Wetgeving en de noodzaak om brandstof te besparen zorgen ervoor dat de turbo voorlopig een blijvertje zal zijn, maar het is aan de fabrikanten om de turbomotor verder te perfectioneren. Zodat het resultaat niet beperkt blijft tot een kunstige imitatie van een atmosferische motor, maar de evolutie van de auto daadwerkelijk een stap vooruit maakt.
Reacties