De eerste kennismaking met de nieuwe VW Polo stemde best tevreden: niet opwindend, wel goed. Andere motor, andere ervaringen?
 
Het is lekker, je weet precies wat je krijgt, er zit alles in wat je nodig hebt en vervelen doet het zelden tot nooit: een bruine boterham met kaas. Nee, het meest sprankelende voedsel is het niet, maar eet tien boterhammen met, zeg, eendenlever en je bent kotsmisselijk. En je legt de volgende dag weer tevreden wat plakjes kaas op je bammetje.
 
Je begrijpt waar we heen willen: pretentielozer, normaler, vertrouwder en vertrouwenwekkender dan een Volkswagen Polo wordt het haast niet in autoland. Als je alle generaties op een rijtje zet, zijn de verschillen aanzienlijk en toch is een Polo altijd herkenbaar gebleven. Dat komt natuurlijk doordat hij altijd gezien werd (ook door zijn makers) als een midget-Golf, en diens lijnen dan ook altijd braaf gevolgd heeft.
 
De nieuwe Polo wijkt aan de ene kant meer van de vorige Polo af dan ooit tevoren, maar lijkt tegelijkertijd meer dan ooit op een Golf. Voor de frisheid en originaliteit hoef je het dus niet te doen, maar wie een zwak heeft voor degelijkheid en gewoon al gek genoeg vindt, komt bij deze Polo volkomen aan z’n trekken.
 
De auto is bijna acht procent lichter dan zijn voorganger – toch knap. In het interieur is het zwart wat de klok slaat, er zit hier en daar een chroom-look randje en het is allemaal gebouwd alsof VW op de kortst mogelijke termijn een nucleaire oorlog verwacht. Niemand zal er langer dan een oogwenk over doen om vertrouwd te raken met de instrumenten en de bediening van het geheel. Op de stevig zittende stoelen houd je het eindeloos uit, de besturing is licht maar verliest de communicatie niet uit het oog. Schakelen en remmen zijn moeiteloze vanzelfsprekendheden. Enige ‘maar’: hij is voorin vrij krap. Je zit met je rechterknie klem tegen de middenconsole en bij het schakelen naar 2 of 4 moet je oppassen dat je geen stroomstoot krijgt – van het soort dat een armsteun kan uitdelen aan je elleboog. Achterin is het goed uit te houden, de bagageruimte is oké.
 
De motor in deze Polo is de (voorlopig, er zit nog veel meer aan te komen) sterkste: een 1.4 met 85 pk. Je komt er vlot mee vooruit, maar met een sprint naar 100 km/u in 12,2 seconden hoef je voor het stoplicht natuurlijk niet al te veel pretenties te hebben. Hij produceert er desgewenst, dat wil zeggen boven de 4.000 toeren, nog een pseudo-stoere brom bij ook. Hij is zuinig; wij kwamen telkens op iets meer dan 6 liter per 100 km uit en dat is erg netjes.
 
Een degelijke, (om het voor de oudere lezers in Wim Kan-termen te zeggen) uiterst bekwame auto dus, die Polo. Zo goed dat-ie misschien een beetje saai is. En toch: weet je nog, na een met lokale heerlijkheden overladen vakantie, hoe lekker bij thuiskomst zo’n bruine boterham met kaas kan zijn?

 

Reacties