Je kon erop wachten: als de gewone Mini vernieuwd wordt, volgt de Cabrio vanzelf. En daar is-ie dan. Volgens Mini moet-ie altijd open. Nou… Je kunt je natuurlijk afvragen welke sanatoriumrijpe marketing-pannenkoek het bedacht heeft de nieuwe Mini Cabrio uitgerekend te introduceren in Oostenrijk. In de winter. Het zal…
Je kon erop wachten: als de gewone Mini vernieuwd wordt, volgt de Cabrio vanzelf. En daar is-ie dan. Volgens Mini moet-ie altijd open. Nou…
Je kunt je natuurlijk afvragen welke sanatoriumrijpe marketing-pannenkoek het bedacht heeft de nieuwe Mini Cabrio uitgerekend te introduceren in Oostenrijk. In de winter. Het zal waarschijnlijk directe familie zijn van degene die het motto van de Cabrio op ‘Always Open’ heeft bepaald. En ‘altijd open’ betekent in de Mini-ideologie ook echt altijd open, sneeuwbuien of niet. Het ging nog net niet zo ver dat je de testauto alleen meekreeg als de kap op open positie vast gelast was, maar het scheelde weinig. Toen wij besloten in ieder geval te beginnen met de kap lekker dicht (en de kachel op 10), konden we op louter hoongelach van de organisatie rekenen.
Later lachten wij. Toen een aantal onverschrokken en beijspegelde collega’s bij een onbegaanbaar geworden bergpas stond te wachten en besloot dat het mooi was geweest met dat open gedoe, gaf de kap niet thuis: stijf vastgevroren. De door de organisatie zo ruimhartig ter beschikking gestelde mutsen, in de bagageruimte opgeborgen, waren wegens bevriezingsverschijnselen van de achterklep ook onbereikbaar geworden. En we moeten nog lachen als we terugdenken aan de persconferentie; het journaille onder een afdakje, de persmeneer die klappertandend naast een steeds meer dichtsneeuwende open Mini maar voort bleef orakelen over de geneugten van het altijd open rijden. Yeah right. Er is een tijd en plaats voor alles, ook voor open rijden. Temperaturen onder nul, een meter sneeuw in een paar uur tijd en een cabrio vormen een weinig gelukkige combinatie.
De Mini Cabrio zelf is echter te leuk om zich door semi-mislukte pr-plannetjes te laten ondersneeuwen. De vernieuwende ingrepen hebben op hem zelfs een gunstiger effect dan bij zijn dichte broer het geval is. Dat is voornamelijk te danken aan het feit dat de vrij ontsierende rolbeugels van z’n voorganger verdwenen zijn ten gunste van exemplaren die, als het nodig is, in een mum van tijd tevoorschijn schieten. De rolbeugel zit nu niet meer in de weg bij het zicht naar achteren en geeft de Mini een veel gestrekter profiel, wat bij zo’n klein wurm alleen maar voordelig werkt. Met de kap omhoog is het zicht naar achteren nog altijd dramatisch – door het ruitje zie je niet veel en de achterste stijlen hebben het formaat voor een woestijntent. Je weet alleen wat zich schuin achter je bevindt als je er net voorbijgereden bent.
De kap zelf werkt uitstekend. Slechts 15 seconden na één druk op de knop rijd je in de open lucht; geen gedoe met beugels die je moet lostrekken. Je moet er wel voor zorgen dat de plaat op z’n plek zit die ervoor zorgt dat je niet per ongeluk je bagage plet als je de kap opent. Open heb je 125 liter tot je beschikking – geen vetpot, maar voor zo’n kruimelcabrio acceptabel. Dicht en met de achterstoelen neergeklapt kun je 660 liter kwijt. Openen en sluiten kun je trouwens ook rijdend tot 30 km/u doen – doet het altijd goed langs een vol terras.
Belangrijker zijn de modificaties die aan carrosserie en onderstel zijn uitgevoerd. De vorige Mini Cabrio-koets scoorde weinig punten op stijfheidsgebied, wat nogal wat gepiep en gekraak opleverde als de weg niet je dát was en de wegligging bepaald geen dienst bewees. De nieuwe is stukken beter; de twee verhouden zich echt tot elkaar als een vloerkadetje tot een knapperig tijgerbroodje.
Dat is des te beter nieuws omdat de Mini rijplezier als een ware mini-BMW in z’n dna heeft zitten. De 175-pk sterke 1,6-turbomotor die in deze Cooper S lag, is en blijft een heerlijk klinkend en ongekend gretig reagerend juweeltje. Hij ligt nu, ten opzichte van de vorige Mini, 180 graden gedraaid in z’n motorruimte en is dankzij diverse aanpassingen niet minder dan 23 procent zuiniger. Een sprintje naar 100 km/u is in 7,4 seconden geschiedenis en pas bij 222 km/u, echt geen leuke snelheid in een cabrio, is de koek op. Trouwens, alle Efficient Dynamics-techniek van mama BMW (start-stopsysteem, regeneratie van remenergie, schakelindicator et cetera) zit standaard op élke Mini, dus ook de Cabrio.
Dankzij een keur aan elektronica (zet drie willekeurige hoofdletters achter elkaar en het zit erin) is tractie op bijna elke ondergrond gegarandeerd. Ook hier een fors verschil met de vorige Cooper S, die soms wat zoekerig werd van al dat vermogen. Alles is ook uit te zetten, waardoor je de wegligging bijna zo avontuurlijk kunt maken als je wilt of durft. Op een parkeerterrein dat met een halve lawine aan opgespoten sneeuw was omgetoverd tot ijskartbaantje, bleek dat je de Mini heerlijk nauwkeurig, desnoods met wat hulp van de handrem, om alle pylonen heen kon laten glijden. Dat lag natuurlijk aan onze eminente stuurmanskunsten (…) maar vooral ook aan de precisie van onderstel, besturing en motor, en de briljante manier waarop die drie samenwerken. Het is veelal hogelijk door elektronica geregisseerd, maar voelt bijzonder natuurlijk en dat is knap.
Als er al iets is waar we nog wat op aan te merken zouden kunnen hebben, dan is dat het interieur. Het was al niet alles, maar het is er sinds de vorige niet echt beter op geworden. De centraal geplaatste snelheidsmeter mag dan het formaat van een stationsklok hebben, het is ons een raadsel hoe hij zo matig afleesbaar kan blijven. Het kan ook aan ons liggen hoor – rood op grijs is voor kleurenblinden niet ideaal. De plaatsing van alle bediendingen en de logica daarachter heeft veel weg van een Velpon-en-papiersnipper-mozaïek van een vierjarige, en er is veel keihard plastic in verwerkt. Jammer, want het sluit totaal niet aan bij de algehele kwaliteitsindruk van de auto.
Tot slot de vraag: kun je je als ‘gezonde Hollandse jongen’ vertonen in deze Mini Cabrio? Nou, het hangt ervan af waar je je prioriteiten legt. Sommigen menen dat een cabrio sowieso nooit een mannenauto is. Dat lijkt ons onzin, maar het is een mening en dat mag. Anderen vinden dat een Mini sowieso niet kan – dan ben je ook snel klaar. Mensen die de combinatie van open rijden en rijplezier echter het belangrijkst vinden, zijn al even snel klaar. Want hoewel de Mini Cooper S geen koopje is en de prijs dankzij diverse begerenswaardige spulletjes uit de optielijst snel uit de klauw kan gieren, zul je voor dit geld niet snel een leuker rijdende open auto vinden. En bij Oostenrijkse wintertemperaturen kun je hem gelukkig ook prima dicht houden.
Reacties