‘Hij drift voortdurend, en hoe je hem ook op z’n donder geeft, je hebt hem steeds stevig onder controle. Achter het stuur valt zijn fantastische balans veel meer op dan zijn pure snelheid.’ Het is 2004, we zitten in een Audi A4 DTM en Audi-fabrieksrijder – en toekomstig negenvoudig Le Mans-winnaar – Tom Kristensen snoert de gordels vast.
Deze Duitse toerwagens uit het begin van het millennium waren echt iets bijzonders. Audi, BMW, Mercedes en Opel kwamen allemaal met steeds flitsender auto’s – de A4 uit 2004 was een van de meest succesvolle.
Waarom was de Audi A4 DTM zo succesvol?
In tegenstelling tot hun neefjes voor op de openbare weg hadden deze auto’s een buizenframe met een carrosserie van koolstofvezel, een beschermende kooi van koolstofvezel voor de coureur, en voor en achter kreukelzones van hetzelfde materiaal.
De aerodynamica was ook subliem: in 2004 verbijsterde Audi de rest van de pitlane door het aanbrengen van opzienbarende rijen vleugels rond de achterste wielkasten, met al even in het oog springende kieuwen aan de voorkant. Hij had een atmosferische 4,0-liter V8-motor met dry-sump smering, terwijl een paar verplichte inlaatrestrictors het vermogen afknepen tot zo’n 470 pk. Genoeg voor een auto die inclusief bestuurder 1.050 kilo woog. Er was bekrachtigde tandheugelbesturing en de ophanging had dubbele wishbones voor en achter, met een pushrod-opstelling en dempers met instelbare gasdruk.
Hoe was het om erin te rijden?
Omdat deze auto’s prototypes in sedanvermomming waren, was de positie van de bestuurder uitzonderlijk. Hij zat een flink stuk verder naar achteren, daar waar je de achterzitting zou verwachten. Het stuur was zo’n afgekapt geval met een overdaad aan knoppen. Ter hoogte van je linkerhand zat een enorme versnellingspook, waarmee je een beestachtige sequentiële zesbak bediende. Met een flipper rechts van het stuur kon je de koeling voor de remklauwen inschakelen, en ook de rembalans was instelbaar. Erin rijden was een waanzinnige ervaring, ook al betekende het slechte weer dat we meer onze moed dan de auto op de proef stelden.
Hoe succesvol was de Audi A4 DTM?
Met echte coureurs achter het stuur bleek de A4 DTM gedurende zo’n beetje de hele jaren nul ongenaakbaar, terwijl ondertussen de raceklassen en de auto’s zich verder ontwikkelden. We spraken met de toenmalige technisch directeur van Audi, Martin Mühlmeier, over waarom de Audi A4 DTM zo goed was.
‘Het belangrijkste,’ aldus Mühlmeier, ‘is dat alle onderdelen van de auto solide zijn en goed op elkaar zijn afgestemd: de motor, de ophanging, de aerodynamica en de afstelling van het geheel. De rijdynamiek van deze A4 lijkt erg op die van een eenzits formule-auto. Maar je moet niet vergeten hoe groot het verschil in gewicht is. In een F1-auto krijgt de bestuurder in de bochten krachten tot wel 5 g te verwerken. In een DTM-auto tussen de 2 en 2,5 g…’
Och, wat stelt dat nou helemaal voor?
Reacties