Mini komt Ford en Citroën vergezellen in het WRC. Hun eerste rally verrijden ze op Sardinië, terwijl wij in de berm stof staan te happen.
 
Een klein geschiedenislesje. In de jaren zestig, toen de oer-Mini net was uitgevonden, kwam John Cooper – die ook ‘iets’ met Formule 1 deed – met het idee om het autootje aan rally’s te laten meedoen. Licht door hun bouwwijze en wendbaar door hun korte wielbasis, waren Mini’s perfect geschikt om met ongewoon hoge snelheden over ruwe gravelwegen en kronkelende zandpaden te jagen.
 
De auto’s boekten vrijwel meteen succes. In 1962 worstelde de Finse coureur Rauno Aaltonen zich in een Mini Cooper S langs tegenstanders met V8-motoren en vrachtladingen meer vermogen, om kortstondig de leiding in de zware Rally van Monte Carlo te pakken. Hij reed de rally niet uit, maar de toon was gezet: met deze kleintjes moest rekening gehouden worden. In de jaren die volgden, pakten de Mini’s vele podiumplaatsen, waaronder alsnog drie keer de winst in Monte Carlo. Het karretje stond voorgoed op de kaart in de autosportwereld.
 
Fast-forward naar 2010. De tijd dat een Mini-fabrieksteam competitief in actie kwam op onverhard terrein ligt ver achter ons, maar staat op het punt om weer aan te breken. Sinds het vertrek van Subaru is het WRC, de koningsklasse van de rallysport, een strijd tussen Ford en Citroën geworden. Een modderig spelletje schaken tussen twee titanen, die zodanig aan elkaar gewaagd zijn dat er maar weinig stukken sneuvelen. Mini vindt de tijd rijp om het schaakbord om te gooien.
 
In samenwerking met Prodrive, onder andere bekend van de almachtige Impreza’s, werd er een Countryman ontwikkeld die het gevecht met de Fiesta’s en DS3’s mag aangaan. Een gewone Mini lijkt de logische opponent voor die twee, maar in de FIA-reglementen staat dat deelnemende auto’s minstens vier meter lang moeten zijn. Een standaard Mini meet slechts 3,72 meter; de Countryman 4,10 meter. Bedenk daarbij dat Mini zich met deze rallyactiviteiten vooral een stoerder, ruiger imago wil aanmeten, en de keuze voor de dikkere softroader is verklaard.
 
De auto stuwt zich voort met nagenoeg precies dezelfde 1,6-liter turbomotor die we ook in de BMW 320 TC’s in het WTCC-kampioenschap vinden. In de basis is het dezelfde motor die in de productie-Countryman Cooper S ligt. Nadat Mini ermee klaar is om hem aan het rallyreglement te laten voldoen, levert het blok zo’n 300 pk en meer dan 400 Nm aan koppel. Via een sequentiële zesbak van Xtrac vindt dat geweld zijn weg naar alle vier de wielen.
 
Een leuk detail aan de Countryman is de gedeeltelijk uitwendig gemonteerde rolkooi, die de binnenruimte maximaliseert en zo zorgt dat de inzittenden niet meteen een stalen buis in hun ribben krijgen wanneer er zich bijvoorbeeld een boom in de flank boort. Als je de achterdeur van de auto opendoet, zie je dat de kooi aan de buitenkant van de b-stijl gelast zit – in plaats van in het interieur. In de deuren zitten bovendien licht naar buiten gebogen balken om een extra stevige, zijwaartse kreukelzone te creëren. Er wordt gezegd dat Mini hiermee momenteel de veiligste WRC-auto in handen heeft. Zo veel veiliger zelfs, dat de FIA onderzoekt of ze een dergelijk ontwerp voor alle deelnemers verplicht kunnen stellen.
 
Na een versneld ontwikkelingsprogramma van slechts twee jaar en uitvoerig testwerk van duizenden kilometers, is Mini in mei 2011 klaar om van het WRC te komen proeven. Dit jaar verschijnen er twee Countrymen aan de start van zes van de dertien rally’s: in achtereenvolgens Italië, Finland, Duitsland, Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk zullen de Mini’s verschillende soorten terrein voor de wielen krijgen. Zo leren de rijders en het team de auto’s onder verschillende omstandigheden kennen, en heeft de techniek genoeg praktijkervaring achter de rug wanneer er in 2012 om het kampioenschap wordt meegestreden.
 
Op een mooie zaterdagochtend staan we op Sardinië, met om onze nek een mediapasje van de Rally d’Italia en in onze hand de sleutel van een Mini Clubman. De opzet van dit weekeinde is heel Italiaans: zoek het maar lekker uit. Vaak worden journalisten bij WRC-evenementen door een lokale chauffeur met ingebouwde routekaart in een busje van proef naar proef vervoerd. Nu niet. We gaan zelf rijden, zelf ons tijdschema bepalen, zelf kijken welke proeven we willen en kunnen zien. Oftewel: we zijn vanaf dit moment niet anders dan al die toeschouwers die zich in noodtempo verplaatsen om maar zoveel mogelijk glimpjes van hun rallyhelden te kunnen opvangen. Dat betekent: gassen.
 
Op vrijdag, de eerste dag van het evenement en dus de eerste dag voor het Mini-team, vielen de Noord-Ierse coureur Kris Meeke (nummer 52) en zijn Ierse bijrijder Paul Nagle uit. Ze reden op een spectaculaire vierde plaats, en in proef 2 zette Meeke zelfs een derde tijd neer. Helaas raakte hij in een snelle bocht van de weg, waarna zijn auto in allerijl gerepareerd moest worden om vandaag weer aan de start te kunnen verschijnen.
 
In de Countryman met rugnummer 37 reden Dani Sordo en zijn bijrijder Carlos del Barrio, beiden uit Spanje, vrijdag een foutloze rally. Sordo, die met Citroën veel ervaring op het onverhard opdeed, reed naar een zevende plaats overall. Hij deed het rustig aan, zegt hij, want de rally van Sardinië bestaat veelal uit nauwe paadjes en verraderlijk terrein. De auto heel houden en de rally uitrijden, zodat hij en de rest van het team zo veel mogelijk van dit weekeinde kunnen leren, dat is op dit moment zijn doel. Later dit jaar hoopt Sordo wel voorzichtig op minstens één plekje op het erepodium. Hij is goed op weg.
 
‘De auto’s knallen op zelfmoordsnelheid langs ons, waarbij ze met hun linkervoorwiel het greppeltje langs het pad opzoeken voor extra grip in de bocht’
 
We stappen in onze Clubman en bedwingen een aantal bergweggetjes – om niet te zeggen: we scheuren er als bezetenen overheen – naar SS11, special stage 11, de derde proef van de zaterdag. Onderweg krijgen we te horen dat Meeke in SS10 opnieuw heeft moeten opgeven; zijn auto lekte koelvloeistof. Het zit de arme man ook niet mee. Sordo gaat echter als een trein: hij is opgeschoven naar een zesde plaats.
 
Er zijn verschillende uitkijkpunten langs de route, plekken waar je met je neus bovenop de actie kunt staan. We kiezen voor een beekje, al was het maar omdat we in de gloeiende Italiaanse zon wel wat verkoelend slootwater in ons gezicht kunnen gebruiken. Er zijn meer mensen op dat idee gekomen; het dromt er werkelijk van de rallyfans, jong en oud, lokaal en van ver. Tentjes met barbecues en flessen water draaien overuren. Tieners klimmen in palen om zo ver mogelijk te kunnen kijken.
 
Mannen in verkleurde hesjes beginnen op hun fluitjes te blazen wanneer je een stap voorbij het lint zet dat ze langs de route gespannen hebben. We houden onze mediakaart omhoog, maar dat maakt niets uit; we mogen van de boze meneren niet dichterbij komen. Bekijk het maar, denken we, en we nemen een sluiproute door de struiken zodat we zo’n honderd meter verderop langs de baan kunnen gaan kijken, weg bij de drukte en de vaal-oranje machtswellustelingen. Maar toch – veiligheid voor alles, jawel – gaan we een beetje schuin achter een dikke boom staan.
 
Net op tijd. Om de hoek komt Loeb, vrijdag de snelste en dus vandaag de eerste die mag starten, met zijn Citroën DS3. Hij keilt het autootje door de beek en met een noodgang de krappe 90-gradenbocht in. Het publiek wordt smerig en juicht. Vol accelererend komt de Citroën op ons af, stuift op een paar meter afstand door het zand en knettert loeihard de helling af, de verte in. Met stof in onze ogen en zand in onze mond grijnzen we breeduit. Mooi man, dat WRC.
 
Na nog een paar andere vreselijk snelle modderkoningen – Hirvonen, Ogier, Petter Solberg, maar niet Latvala, die vrijdag al in de eerste proef door een fout in zijn pacenotes een koprol maakte en nu dus in de achterhoede start – zien we in de verte iets roods naderen. Met een wolk van stof en stenen in zijn kielzog duikt de Countryman de beek in, de bocht door en passeert ie ons rakelings. De jongeling heeft al wat littekens, maar hij klinkt kerngezond en heeft de vaart er goed in zitten. Als dit is hoe Sordo ‘rustig rijdt’, dan willen wij hem wel eens voluit zien gaan.
 
We vertrekken tijdig zodat we niet in druk verkeer terechtkomen, en rijden onze eigen rally naar de volgende proef. Met twee Clubmannetjes – wij in de ene, twee collega’s in de andere – razen we over de verlaten b-wegen van Sardinië. We drukken de Sport-knop in en genieten van het scherpe onderstel, de responsieve besturing, de fijne balans in de auto. Een betere manier om het WRC-team van Mini tijdens hun eerste avontuur te volgen, kunnen we niet bedenken. Of onze Cooper D zou een Cooper S moeten zijn. Ach, verwend, dat zijn we.
 
Bij SS13 aanbeland, lopen we weer een eind weg van de rest van het publiek, tot we aan de binnenkant van een flauwe linkse bocht staan, vlak na een lange, rechte heuvelklim. Hier kun je perfect zien hoe de mensen die vooraan rijden zich onderscheiden van de middenmoot. Loeb, Hirvonen en ook Sordo knallen allemaal op zelfmoordsnelheid langs ons, waarbij ze met hun linkervoorwiel het kleine greppeltje aan de zijkant van het pad opzoeken voor extra grip in de bocht. In dat greppeltje ligt een enorme, puntige rots, en bij elke passerende auto verbazen we er ons weer over dat de ophanging heel blijft bij dit soort extreme klappen. Hoe veel minder hard krijgt de techniek van de langzamere deelnemers het te verduren: mensen als Wilson en Al Qassimi nemen de bocht gewoon iets ruimer. En minder vlot, anders zouden ze in dat gigantische, lager gelegen veld aan de overkant belanden. Op een proef als deze, die de snelste deelnemers in 17 minuten en 40 seconden afleggen, scheelt dat zomaar een minuut. Dat is het verschil tussen de goede coureurs en de briljante stuurmeesters.
 
Na een prachtige dag rallykijken komen we terug in het servicepark. Daar lopen we Kris Meeke tegen het lijf, die rondstruint in een onopvallend T-shirtje en een petje. Hij zal zondag niet opnieuw kunnen starten, dus zijn stemming is bedompt en hij ziet er uit alsof hij het liefst naar huis wil. Toch blijft hij wijselijk bij het team om zo veel mogelijk van het debuutweekeinde mee te maken. Eind juli in Finland krijgt hij weer een nieuwe kans om te tonen wat hij waard is, maar vandaag mag hij best een beetje balen.
 
Ondanks Meeke’s uitvallen kan het team apentrots zijn. Sordo zet zijn auto neer bij de monteurs en stapt glunderend uit. Hij sluit de zaterdag af als zesde in het algemeen klassement. Wat nu nog niemand weet, is dat hij zondag in dezelfde positie over de finish zal komen, zonder enige problemen of tegenslagen. Een schitterende prestatie voor een nieuw ontwikkelde auto en een vers team.
 
De rally van Italië werd gewonnen door Sébastien Loeb in zijn DS3, maar nog meer indruk maakte Jari-Matti Latvala. Zijn kansen op de overwinning waren met de crash op vrijdag al verkeken, maar hij was met zijn gedeukte Fiesta bij de meeste proeven wel verreweg de snelste. Rijders en auto’s van wereldklasse, zoveel is duidelijk, maar toch mogen we hopen dat Citroën en Ford dit weekeinde goed op die rode Countryman gelet hebben. Net als tijdens de Monte Carlo-rally van 1962 blijkt ook nu: een Mini moet je niet onderschatten.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Lees meer over mini