Denk even aan ‘de krachtigste productieauto ter wereld’ – met welk beeld komt je brein op de proppen? Het is vast een auto met middenmotor en vierwielaandrijving, in de vorm van de vleugel van een B-2 bommenwerper, ontworpen in een kamertje vol computers dat net zo keurig is bijgehouden als de bestekla van Ron Dennis.

Je denkt waarschijnlijk niet aan een werkplaats met zes kerels, een stapel schetsen en een hoop aan elkaar gelast staal. Draai je echter de klok een jaar of tien terug vanaf de ontwikkeling van de Bugatti Veyron, dan kom je uit bij de Aston Martin Vantage van midden jaren negentig. Die had standaard dik 550 pk en was daarmee de krachtigste auto die je nieuw uit de fabriek kon kopen. Hij woog ook twee ton, was gevuld met het leer van negen koeien (echt waar) en voornamelijk door middel van handgemaakte tekeningen ontworpen.

Veiligheid en emissies waren niet belangrijk

‘De technische afdeling was erg klein en het budget nagenoeg afwezig’, zegt Steve Waddingham, die in de aanloop naar de lancering van de ­Vantage in 1993 bij Aston werkte. ‘Het testwerk werd gedaan op Santa Pod Raceway en op koude ochtenden in Newport Pagnell. Het was niet zoals tegenwoordig, we konden niet even een uitje doen naar een wereldberoemde testbaan. Maar de wereld was ook minder ingewikkeld, de verwachtingen waren anders, van klanten en van iedereen. Veiligheid, emissies… Zulke zaken waren nog vrij rudimentair.’

Toch hing er veel af van deze Aston Martin Vantage. De vorige V8 Vantage was twaalf jaar in productie en had een rol in The Living Daylights, maar zijn vervanger, de Virage, werd lang niet zo goed ontvangen. Al na een paar jaar kwam er dus een meer gefocuste Vantage-versie, een heftige make-over met twee enorme Eaton-superchargers die het vermogen van de 5,3-liter V8 opstuwden naar een toen allesverpletterende 557 pk.

Hij heet gewoon Aston Martin Vantage

‘We noemden ’m gewoon Vantage, niet Virage Vantage, omdat er al zoveel gedoe was geweest om de standaardauto’, zegt Steve. ‘We dachten: daar gaan we niemand aan herinneren, en lieten de naam gewoon achterwege. Dit was een heel ander beest.’

Maar de auto die je hier ziet, heeft geen 557 pk. Dit is een van de laatst gebouwde Vantages, in de speciale Le Mans-uitvoering, met de optionele V600-upgrade onder z’n motorkap. Dat betekent 600 bhp en 600 pond-voet aan koppel – of in normale maten 608 pk en 814 Nm – en een daaruit voortvloeiende topsnelheid van 200 mph, of ruim 320 km/u. De V600-kit werd ‘achter het groene gordijn’ ontwikkeld door het team van Aston Works Service, een afdeling voor speciale projecten die op ons overkomt als een minder gladgestreken, meer losgeslagen versie van het huidige ‘Q by Aston Martin’. En die daarmee waarschijnlijk veel meer ‘Q’ was qua karakter…

De optie kostte 50.000 euro

Je kon de V600-upgrade ook achteraf toepassen – ook werden er dan een compleet ander koelsysteem en grotere remmen gemonteerd – zelfs nog tot voor kort. Maar ook wanneer de optie van een kleine 50.000 euro nieuw werd besteld, werd je auto eerst in elkaar gezet als standaard Vantage 550, voordat hij werd gestript en opnieuw opgebouwd. Elke V600 was in feite gebaseerd op een gebruikte auto, zelfs als ie nog niet eerder werd afgeleverd bij zijn eigenaar.

Maar wat een werk ging er in die donorauto zitten. ‘Het duurde 1.200 uur om een Vantage te bouwen, in een tijd dat Ford in acht uur een ­Fiesta in elkaar schroefde’, weet Steve. ‘We bouwden twee auto’s per week als alles goed ging en we wat overuren draaiden, maar op een zeker moment kregen we maar een halve auto per week af.

‘Je hebt die prachtige, handgemaakte aluminium carrosseriepanelen aan de buitenkant, en een massief gelast frame eronder. Het was hetzelfde idee als bij de DB5 Superleggera, alleen niet meer zo leggera. De mannen die deze panelen in de vorm hamerden, hadden alles vanaf de DB4 gebouwd.’

De totale nieuwprijs van de Aston Martin Vantage V600

Het is altijd een bescheiden jongensdroom geweest om in een van deze auto’s te rijden, en we weten nog goed dat we in dit magazine (oké, de Britse versie) over ’m lazen toen hij nieuw was en die onwaarschijnlijke claim van 320 km/u de ronde deed. De Le Mans-uitvoering kostte nieuw omgerekend zo’n 300.000 euro, en op dit moment – hij rolt rustig achteruit van de trailer af, z’n bescheiden uitlaatpijpjes rijkelijk walmend – is ie meer dan het dubbele waard.

Voor omstanders produceert ie een enorme bak lawaai, een roep om hulp van de V8 voordat de twee superchargers de lucht in stukken scheuren. Binnenin word je echter afgeschermd van de gekte die men buiten ervaart: je nestelt je tussen hout en leer met een grote asbak tussen de stoelen en een 110-liter brandstoftank achter je – vuldoppen aan weerszijden van de achterklep staan klaar om je spaargeld genadeloos op te slokken.

Je hoort vooral de supercharger van de Aston Martin Vantage V600

Er is een hint van geluid, maar tot de superchargerhuil erin komt bij 3.000 tpm (de motor is tot die tijd in feite atmosferisch) is het allemaal behoorlijk sereen. De standaardauto met zes versnellingen draait 2.000 tpm bij 260 km/u, wordt ons verteld, maar deze versie met vijfbak – die van 0 naar 96 km/u gaat in 3,9 seconden omdat ie dat in z’n eerste versnelling kan doen – is ook niet bepaald onstuimig. Uit mechanische sympathie voor een klassieker van 600.000 euro schakelen we lang voordat het nodig is al op naar z’n twee, maar wanneer de motor op temperatuur is, smeren we twee, drie en vier wat verder uit.

Allemachtig. Je krijgt niet de onmiddellijke klap van een moderne turboauto, maar juist een niet te stoppen aanzwelling van geweld die alleen een oude, grote motor met twee gigantische Eaton-blazers je kan geven. Hang dit blok aan een moderne flippertransmissie en je rijdt jezelf zo de gevangenis in, maar de lange, nadrukkelijke schakelmomenten van deze oude handbak (nog lastiger gemaakt door scheve pedalen die je eerder zou verwachten bij een vroege Diablo) houden je in toom en zorgen dat je blijft opletten. Net als de lichte besturing die je via het stuur van formaat vrachtwagen ervaart.

Een soort Mustang

De Aston Martin Vantage V600 is een hele machine om in je armen, voeten en vingertoppen te hebben. Maar het is ook betoverend om het beste uit een supercar te halen die niet per se lijkt te zijn gebouwd voor de rijervaring. De Vantage voelt aan als een Bentley- of Rolls-rivaal, met z’n zachte onderstel, weelderige interieur en absurde rijhoogte – maar dan wel een met een raket in z’n achterste. Hij is net een soort gestoorde aftermarket-Mustang waar iemand de woonkamer uit een landhuis in stouwde. Compleet met dikke hoofdsteunkussens. ‘Die waren er om te zorgen dat je geen whiplash zou krijgen’, grinnikt Steve.

Hoewel de Aston Martin Vantage V600 op maat gemaakte AP-remmen kreeg, voelt het niet alsof ze op hun ondankbare taak zijn berekend. De grootte (4,7 meter) en het gewicht (1.970 kilo) van de Vantage worden verbazend goed verbloemd, tot het moment dat je moet afremmen voor iets als een tweede-versnellingsbocht. Het is echt een auto van ‘langzaam erin, snel eruit’, niet een waarmee je ervan geniet om bochten aan te vallen.

We zouden zelfs liever een lange, lege landingsbaan hebben om met witte knokkels een gooi naar z’n fabelachtige topsnelheid te kunnen doen. We hebben de indruk dat je de eerste 250 km/u in een vloek en een zucht zult aantikken, maar dat de aerodynamica dan zorgt dat je voor hogere snelheden veel bewegingsruimte moet hebben.

Bijna gelukt

‘Het is me ooit bijna gelukt op Bruntingthorpe’, zegt Ian Hartley, die veel ontwikkelingskilometers met de Aston Martin Vantage V600 maakte. ‘De grootste uitdaging was de remafstand op het eind. Ik haalde volgens mij 290 km/u. In theorie, met deze overbrenging, zou ie 354 km/u moeten kunnen rijden, maar dat is duidelijk fysiek niet mogelijk vanwege de luchtweerstand.’

Was die 320 km/u dan een waarde die zomaar werd geroepen? ‘Ik denk het wel. Ik geloof niet dat er iemand naar Nardò is gegaan om het echt te doen. Er waren twee monteurs, een elektricien, twee vervaardigers, een bekleder – het was echt een klein team dat deze Goliath van een auto probeerde te ontwikkelen.’

Ze bestaan nog

Aston had bescheiden verwachtingen van de twin-supercharged Vantage, en de productie van 300 auto’s – zo’n 90 stuks met het V600-pakket – overtrof deze ruimschoots. Bijna al die auto’s bestaan nog. ‘Ik ben verrast dat er niet meer een heg zijn tegengekomen’, zegt Ian. ‘De tractie was een probleem.’

‘Ik kan me zo voorstellen dat een aantal wel degelijk in een heg zijn beland,’ voegt Steve toe, ‘maar omdat ze zoveel waard zijn, werden ze altijd gerepareerd. Ik kan me een paar angstige momenten achter het stuur herinneren, gelukkig heb ik er nooit een opgevouwen!’

We kunnen niet anders dan het met hem eens zijn. Dit was een zinderende ervaring, compleet anders dan in de krachtige supercars die we nu kennen, slechts 21 jaar nadat deze auto uit productie ging. ‘Na deze Vantage gingen er mensen met pensioen omdat ze niet meer verder wilden met de nieuwe modellen, die startten met de Vanquish’, herinnert Steve zich. ‘Vier carrosseriewerkers hadden er elk 49 jaar op zitten; ze begonnen op dezelfde dag en eindigden op dezelfde dag. Dit was het hoogtepunt van de Britse handgemaakte auto’s.’

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)