Het is druk voor de poorten van de hel. Moordenaars, verkrachters, misleide jihadisten die zich een andere voorstelling van ‘72 maagden’ hadden gemaakt, mensen die drie kilometer te hard hebben gereden bij de trajectcontrole op de A2 – ze staan in drommen bij elkaar. Alsof het vooruitzicht van eeuwig branden niet erg genoeg is, moeten ze nog wachten om binnengelaten te worden ook. De ultieme vernedering.

Dan gebeurt er iets. De deuren gaan onder een oorverdovend geraas open. Zwaveldampen en een gemene hitte vechten zich naar buiten. Door de rook heen worden lichten zichtbaar, twee lichten. Opnieuw klinkt geraas, dat het gedonder van de deuren makkelijk overstemt. De lichten komen dichterbij. Opeens wordt het de wachtenden duidelijk dat ze getuige zijn van iets onvoorstelbaars. Zij mogen de Hel nog niet in, er moet eerst iets uit.

Het ‘iets’ blijkt nog wit te zijn ook; mat wit. Niet direct de kleur die je verwacht van een duivelsgebroed, maar toch twijfelt niemand eraan dat dit zijn werk is. Wie anders zou in staat zijn iets te creëren waar de woede, snelheid en agressie zó van af druipen? De onschuldige kleur benadrukt alleen maar dat z’n schepper gevoel voor humor heeft. Het is een beetje ziek gevoel voor humor, maar ook wat dat betreft: niemand had iets anders van hem verwacht.

‘Iets’ brult. Het is niet zomaar een brul, maar een oerkreet gevoed door zuurstof en ontplofte benzine. Langzaam komt de vlijmscherpe, met een stier getooide neus naderbij (schuimbekt die stier nou, of verbeelden ze zich dat maar?). Dan stijgt het gebrul tot ondraaglijke sterkte en schiet het Witte Iets er opeens vandoor, zo snel dat de wachtenden niet eens de handen naar de oren hebben kunnen brengen. Het is verdwenen.

Nog nadampend komt Iets tot stilstand op een doorlopende weg in het Italiaanse Sant’Agata Bolognese. Op de gevel van de fabriek die aan de weg blijkt te liggen, staan dezelfde letters als op z’n achterkant. Op een zwarte pilaar: de afbeelding van een stier, zoals die ook op het schildje op zijn neus staat. Het is helder. Dit is zijn vertegenwoordiging op Aarde. Eindelijk thuis.

Het is ons niet meteen duidelijk of ie het nou leuk of vervelend vindt dat we meteen z’n vleugeldeur openen en plaatsnemen op de met Alcantara beklede stoelen. ‘Leuk’ vullen we zelf maar in (al is het maar voor onze gemoedsrust) als we het rode klepje op de middenconsole openklappen en op de daaronder verstopte start/stopknop drukken. Wat je dan hoort, is namelijk niet wat je verwacht van iets dat er zó uitziet. De eerste grom is luid maar niet overdonderend, en het ronken dat er op volgt is eerder het spinnen van een tevreden poezebeest dan het boze gebulder van een beer die aan de ketting ligt. Van een 700 pk sterke twaalfcilinder met een bloedlijn als deze, zou je meer verwachten. Maar ach. Misschien is het ook Lambo-lijfsbehoud: ‘Als ik ‘m bij het starten al zeven kleuren door zijn broek jaag, gaan we nooit meer spelen’, dat idee. Daar zit wat in.


Natuurlijk is de waarheid weer onnoemelijk veel saaier. Ook Lamborghini, zélfs Lamborghini, moet voldoen aan allerlei nare geluidseisen, opgesteld door harteloze ambtenaren, ter bescherming van oude boomknuffelvrouwtjes en slapende puppies. Daartoe zijn vlinderkleppen in de uitlaat gemonteerd die het uitlaatgeweld dempen tot exact de toegestane decibellages. Gelukkig: waar kleppen dicht kunnen, kunnen ze meestal ook weer open, dat is kleppen eigen. Wat volstaat is één druk op de knop die de boel van Strada (Italiaans voor straat – de ‘normale’ setting) naar Sport brengt. Alleen stationair is het al een wereld van verschil. Opeens hoor je in elkaar vallende tandwielen, op en neergaande zuigers, slorpende benzinepompen, een woeste orgie van bijzonder ongeduldige mechanica.

De Aventador Roadster is (natuurlijk) een automaat, en dat heeft zijn voors en tegens. De voors zijn onmiskenbaar: je bent af van die monsterachtig zware bediening van pook en koppelingspedaal die Lambo’s voorheen zo kenmerkte en langzaam rijden tot een beproeving maakte. Daarbij is het rijden van een Aventador sowieso al een aanslag op alles wat maar in de verste verte zintuiglijk is, dus als er één ding minder is om op te hoeven letten, is dat erg mooi meegenomen. Daarbij is die automaat uitstekend te bedienen met de reuzenpeddels achter het stuur, dus zelf controle uitoefenen kan altijd. Tegen: vooral het feit dat dit in zijn soort domweg niet zo’n heel erg goede automaat is. Opschakelen under power gaat gepaard met een schok die je uit en weer terug je stoel in smijt, en bepaald niet elke beslissing tot schakelen zou je zelf ook genomen hebben. Daarbij leek het wel alsof ie niet over een kickdown-functie beschikt: als je in z’n vijf 100 km/u rijdt en je geeft volgas, zou je verwachten dat hij minimaal twee tandjes terugschakelt. Niets daarvan: hij pakt gewoon op en begint met accelereren in diezelfde vijf. Nu is dat met 690 Nm aan koppel niet zo’n probleem, maar in de praktijk grijp je toch altijd weer even naar de linkerpeddel. Al is het alleen maar omdat ie pas bij 128 km/u krijsend van twee naar drie schakelt.

Nu zouden wij ook niet graag de automaat zijn die het geweld van deze motor naar iets bruikbaars voor de wielen moet vertalen. Ga er maar aan staan: twaalf beukende cilinders die om voorrang vechten om die 700 idiote pk’s te produceren. Zesenhalve volle liters inhoud die er echt geen enkel probleem mee hebben om er een extra litertje brandstof doorheen te jagen om jou aan je shot adrenaline te helpen. In plaats van op hem te vloeken, hebben we vooral medelijden met die arme automaat.

De motor kan er echter niet mee zitten. Die zit helemaal nergens mee. Die heeft het te druk de schade te compenseren die al die Priussen aan ons klimaat hebben aangericht. Kun je je de lente herinneren? Kort daarna kwam de Aventador Roadster en we hebben een pracht van een zomer gehad. We bedoelen maar.


Het meeste indruk maakt ie door de volledige vreugde waarmee ie aan het werk is. Je doet ‘m geen groter plezier dan ‘m telkens weer naar z’n hoogste toeren te knetteren. In dat gebied gaat alles zo ontzettend snel, terwijl de Lambo zo ontzettend veel grip en precisie houdt dat je er al snel achter bent dat deze auto méér kan dan jij ooit zult durven. Er is er hier maar één de baas (hij, natuurlijk) en oh: je bent ontslagen omdat je van het gas af ging, watje dat je d’r bent.

Het is niet dat hij je niet vertelt wat er gebeurt – dat voel je in je handen, in je stoel, in je kont en in je hoofd. Het wordt je trouwens ook allemaal verteld op het volledig digitale display. Dat projecteert haarscherp die grote, zwiepende toerenteller en dat kleine digitale tellertje laat weten hoe veel je nu weer te hard rijdt. Je voelt en weet het allemaal, maar die waarheid is zo imponerend dat je niet bang wordt van een gebrek aan controle, maar van de angst die controle een moment te laten verzwakken. Niet dat ie je dan opvreet en je je te pletter laat rijden – daar is de elektronica, als je die aan laat staan (en alsjeblieft: laat het aan staan) te perfect voor geregeld. Hij lacht je uit. In je gezicht. Als je het gas loslaat, buldert hij met luide knallen uit de uitlaat: Wat nou hard? Dat kon veel harder! Haha!

Het maakt niets uit, want op de helft van jouw werkelijke kunnen en een kwart van het zijne, is de Aventador Roadster al een sensatie. Een tunnel in, twee keer terugschakelen en dan volgas naar het licht aan het eind toe gillen – het is alsof er een extra dimensie aan je leven wordt toegevoegd. Al helemaal in deze Roadster, die elk geluid dat je maakt knalhard op je terug ramt, alsof je met twee enorme speakers in plaats van zijramen rondrijdt. Het is trouwens opvallend hoe weinig last je van de rijwind hebt; tot op hoogst gênante snelheden zit je behoorlijk beschut. Het schijnt dat de Aventador Roadster ook beschikt over stereo, navigatie, telefoontoestanden en allerhande klimaatregeldingen, maar daar hebben we niet op kunnen letten.

Het moeilijkste aan het rijden van een Aventador Roadster is je blik. Hoe kijk je in dit mobiele staaltje exhibitionisme alsof ie echt van jou is? Krijg die wat me nóu toch overkomt-grijns maar eens van je tronie. En het is onmogelijk gewoon strak voor je uit te kijken, als je vanuit je ooghoeken elke keer de boze blikken van oude vrouwtjes ziet, de naar hun zoontjes voorovergebogen en wijzende vaders, de uit het raam gestoken mobieltjes. Zeker in deze combinatie van mat wit en zwart, die ‘m een orka-achtig aanzien geeft. Een orka die in een frietsnijder is blijven steken dan. Het zou pas echt pervers zijn als de enorme aandacht die je trekt je ongemoeid zou laten. En toch, met een auto die je zo verplettert als deze, zouden zelfs wij, bescheiden als we normaliter zijn, eraan kunnen wennen. Omdat ie het waard is.


Lamborghini Aventador LP700-4 Roadster



Motor: 6.498 cc, V12

Vermogen: 700 pk

Koppel: 690 Nm

Prestaties: 0-100 km/u in 3,0 s, top 350 km/u

Verbruik: 16,0 l/100 km

CO2-uitstoot: 370 g/km

Gewicht: 1.625 kg

Prijs NL: € 462.300

Prijs BE: € 363.000

Reacties