De telefoon gaat. Of we de nieuwe Lamborghini Aventador LP700-4 nog willen testen? Ja, maar dan wel snel. Want televisie wacht voor niemand.
 
Fotografie: Justin Leighton
 
Om journalist en schrijver Hunter S. Thompson eens te parafraseren: we rijden ergens op de Périphérique als de gekte toeslaat. Tegen de tijd dat we de beruchte Parijse rondweg naderen, zijn we al acht uur onderweg. We hebben een paar obstakels moeten overwinnen: zowel aan de kant van de Lamborghini als aan de kant van z’n berijder – die laatste kreeg een paar honderd kilometer eerder een vol blikje Red Bull over zich heen en is nu dus plakkerig en ruikt weeïg.
 
Daarbij hadden we helemaal niet op de Périphérique moeten zijn. Dat we er wel zijn, is ten dele de schuld van een overijverig navigatiesysteem (dat ons wil behoeden voor files, en dat doet ten koste van kennelijk alles, een hoop benzine en verre omwegen), en voor een ander deel is het de schuld van deze verslaggever en de fotograaf – weliswaar veteranen als het om TopGear-reisverslagen gaat – die als ze samen op stap gaan, het slechtste in elkaar richtingsgevoelens weten los te maken.
 
Met andere woorden: we zijn een stel gekken dat de weg kwijt is. De Périphérique, zoals eigenlijk alle wegen in en rond Parijs, is geen weg voor mensen met zwakke zenuwen. En al zeker niet als je rijdt in de eerste Lamborghini Aventador die is ontsnapt aan de ijzeren greep van z’n maker.
 
Het is een heel grote auto. De Supercarwet Nummer 19 schrijft voor dat de grootste Lamborghini eng en angstaanjagend moet zijn, dat je er moeilijk in kunt stappen en er moeilijk uit naar buiten kunt kijken, dat ie je liefde voor het leven test op elk mogelijke manier, en dat ie kinderen en kleine zoogdieren de stuipen op het lijf moet jagen.
 
De Aventador, zoals we al snel hebben ontdekt, voldoet aan ongeveer geen enkele van die eisen. Maar we rijden tussen de Parijzenaars en dat heeft dus niets te maken met verkeer zoals dat op de rest van de wereld wordt beleden. Dit is de strijd van een wiel tegen wiel, een veldslag die gedomineerd wordt door mensen die het halen van een paar baguettes voor een picknick zien als een automobiele oorlog. De Aventador door deze anarchistische chaos loodsen, bezorgt me een flinke hoofdpijn.
 
De Aventador vindt het niet echt leuk om voort te kruipen in z’n eerste versnelling. Je voelt meteen dat de 6,5-liter motor – met z’n fruitige 700 pk’s – de pest heeft aan dit soort misbruik van z’n kunnen. Geef me lucht en brandstof, in grote hoeveelheden, kermt hij. Plus: z’n bak is een beetje eigenaardig. Gemiddeld, op z’n best. Vooral als je ‘m op z’n automaat rijdt, hoor en voel je de bak heel log en eigenlijk wat lomp schakelen. Dat is nogal teleurstellend.
 
Grote Lambo’s met motoren in het midden hebben een heel beperkt zicht naar buiten. Met het krankzinnige weggedrag van de Parijse motormuizen, betekent dat dat ik nieuwe beste vrienden word met de achteruitkijkspiegels van de Aventador. Deze auto is 4,7 meter lang en meer dan twee meter breed, en heeft dode hoeken waar je hele dorpen door kunt missen. Het is beter om zo voorzichtig mogelijk te zijn.
 
We zijn een beetje moe. Heel moe worden we van al dat opletten. Ik moet me zo hard concentreren dat mijn ogen er pijn van beginnen te doen.
 
De fotograaf, een man die zijn mobiele telefoon kan kwijtraken in zijn eigen broekzak, zit zich hardop af te vragen waar zijn mobiele telefoon is gebleven. (De locaties van zijn spullen zijn een terugkerend thema tijdens deze reis – hij is doorlopend alles kwijt. Zijn mobiele telefoon blijkt zich even later inderdaad in zijn broekzak te bevinden.) Dan begint hij te prutsen aan het ‘mediasysteem’ van de Aventador – dat direct van Audi komt en dus zelfs voor hem niet moeilijk te bedienen is – om ‘een leuk muziekje’ op te zetten. Hij schuimt verschillende radiostations af. We eindigen bij Radio Nostalgie, en de cabine vult zich met het onmiskenbare geluid van ‘Le Freak’ van Chic. Hun bassist, Bernard Edwards, was waarschijnlijk wel de meest funky bassist aller tijden, daarover worden de fotograaf en ik het wel eens – terwijl de V12 van de Lambo voort stumpert door het verkeer, en die bak rammelt en hort en stoot. Gek.
 
De file, zo blijkt, wordt volledig veroorzaakt door mensen die noordwaarts rijden en erg geïnteresseerd blijken te zijn in en ongeluk dat op de rijbanen zuidwaarts is gebeurd. Ach, laten we wel zijn, de Fransen hebben nou eenmaal het ‘voyeurisme’ uitgevonden dus dan moet je ze dit pleziertje ook niet misgunnen. Het is nu elf uur ‘s avonds, en eindelijk lijken we te gaan ontsnappen aan het lijmerige verkeer van de Parijse ringweg. En nu kan ik een paar versnellingen terugschakelen en het gaspedaal indrukken. Zelfs na negen uur achter het stuur en 900 afgelegde kilometers, sta ik nog versteld van de brute kracht van de Aventador. En als ik hier schrijf ‘bruut’, dan bedoel ik ook echt bruut.
 
Ja, lichtgewichten als Ariels en Caterhams zijn in staat om je diezelfde sensatie te geven, en hun prestaties zijn op papier bijna hetzelfde als die van deze auto, maar je ervaart het anders. Er gaat niets boven het jezelf aan twaalf cilinders en zes-en-een-halve liter vastketenen, en dan het gaspedaal vol in te trappen. De Lamborghini bespringt de snelweg werkelijk, alsof de duivel op z’n hielen zit. We zien de borden naar Calais sneller dan ons lief is. Bij 5.000 toeren, in z’n drie of z’n vier – en dan ga je al verrekt hard – krijgt de motor toegang tot nog veel meer vermogen, je hebt echt het idee dat je wordt gelanceerd, als in een raket. De mobiele telefoon van de fotograaf vliegt van het leren dashboard van de Aventador en raakt hem in zijn gezicht.
 
‘Dit is een auto die bewijst dat grote, sexy Italiaanse supercars niet per se de rondingen van Monica Bellucci hoeven te hebben om er lekker uit te zien’
 
‘Airport’, een top-vierhit uit 1978 van het door alles en iedereen vergeten bandje The Motors, is te horen op Radio Nostalgie als we langs de borden rijden die de afslag naar Aéroport Charles de Gaulle wijzen. Dit is een ode aan lang vervlogen tijden, toen Ryanair nog niet bestond en het stappen in een vliegtuig met nog wat glamour was omgeven, en stewardessen je niet om de tien seconden kwamen vragen of je nog een kraslot wil kopen. De Lamborghini Aventador, zo heb ik besloten, is ook een beetje nostalgisch, en zou wel eens een van de laatste generatie auto’s kunnen zijn die V12’s gebruiken om benzine in vermogen om te zetten. Van mij mogen ze blijven trouwens, want het aantal auto’s ter wereld dat met een V12 is uitgerust, is zo klein dat het voor het milieu echt helemaal niets uitmaakt of ze wel of niet bestaan.
 
Maar voor de persoon achter het stuur maakt het wel iets uit. Ik zou nog iets verder willen gaan door te stellen dat een V12-ervaring een leven-veranderend evenement is.
 
Zoals je eerder in ons blad en op deze site hebt gelezen en gezien (hier bijvoorbeeld, en hier), heeft de redactie van TopGear de afgelopen tijd niet stil gezeten en een tiental van ’s werelds beste auto’s getest op een van ’s werelds beste wegen. Door een fout in de regie kon de Aventador daar niet bij zijn.
 
Hij was een week te laat, maar omdat ie wel in ons tv-programma zou figureren, besloten we snel naar Sant’Agata te gaan en ‘m op te halen, zodat we je dit verhaal niet veel later konden brengen, en ‘m af te leveren bij de tv-jongens in Dunsfold. Een simpel plan. Jammer alleen dat tegen de tijd dat de Aventador klaar was om op stap te gaan, we nog maar twaalf uur hadden tot het filmen begon en we nog 1.600 kilometer moesten afleggen.
 
Dus daar ben ik, ik sta aan de achterkant van het hoofdkantoor van Lamborghini. Ik heb in alle auto’s gereden die hier de afgelopen twintig jaar zijn gemaakt, maar dit is de eerste keer dat ik hier op bezoek kom. Ik vind het leuk. Het is aanzienlijk minder groot dan de fabriek van Ferrari in Maranello, en dus is de sfeer aanzienlijk relaxter. De jonge vrouw achter de ontvangstbalie draagt een t-shirt en een legerbroek. Ik zie Lambo’s wellevende baas Stephan Winkelmann een espresso achteroverslaan in de kantine, gewoon, tussen alle andere medewerkers. Er is ook een leuk en niet-pretentieus museum, waarvan de hoogtepunten onder andere een enorme dikke powerboat-motor en maagdelijke exemplaren van zeldzame Lambo’s als de Espada en de Jarama zijn, en bijvoorbeeld het gereedschap waarmee de eerste 350 GT’s zijn gemaakt.
 
De Aventador is in elkaar gesleuteld met aanzienlijk geavanceerdere technieken. We schreven al een poosje geleden over ‘m, en toen vonden we ‘m eigenlijk net een tikkie te gelikt. Nu ik buiten de fabriek naast ‘m sta, moet ik me mans genoeg tonen om te zeggen dat we daar ongelijk in hadden – al zou ik me nog altijd een beetje lullig voelen als ik net een miljoen euro voor een Reventón zou hebben neergeteld.
 
Wat maakt het uit. Dit is een werkelijk uitstekend uitziende auto, een auto ook die bewijst dat grote, sexy Italiaanse supercars niet per se de rondingen van Monica Bellucci hoeven te hebben om er lekker uit te zien. Niets aan de Aventador is rond behalve de wielen, zelfs z’n wielkasten zijn niet rond, wat een hele prestatie te noemen valt. Her en der is ie wel een beetje sensueel, maar over het geheel genomen heeft is toch echt meer weg van een 21e eeuws jachtvliegtuig dan dat ie nou echt een schoonheid kan worden genoemd. De hele auto is vormgegeven op een computer, en dat zie je.
 
Om eerlijk te zijn is het nagenoeg onmogelijk om op een normale manier in te stappen, en dus voel je je een sufferd als je eenmaal in de Lambo zit, wat op zich een nogal tegenstrijdige gewaarwording is. Er zit een sensor onder de deurhendel en als die je in de smiezen krijgt (als, ja, want soms heeft ie je dus niet in de gaten), dan scharniert de schaardeur naar boven. Als je momenteel geen last van je rug hebt, dan kan deze auto daar iets aan doen. Na twee keer in- en uitstappen heb je geheid wel last van je rug. Als je wel last van je rug hebt, koop dan niet deze auto maar een Ford Fusion. Oh nee. Dat nooit.
 
Binnenin tref je meer zaken aan die uit Top Gun lijken te zijn weggelopen. De cabine wordt gedomineerd door een enorme middenconsole, die vol zit met van Audi afkomstige toeters en bellen, en de startknop zit verborgen onder een rode klep. Voor je zie je een instrumentarium met een listig tft-scherm dat de bestuurder in staat stelt om te kiezen uit een toerenteller of een snelheidsmeter. Toerenteller, graag. Ook is het van belang op te merken dat de zitpositie van de bestuurder werkelijk uitstekend is. In de Murciélago was dat wel anders. De stoelen zijn comfortabel.
 
Juist. De motor. Druk de startknop in. Hij gaat aan het werk, begint meteen te schreeuwen en zich aan te stellen, en hij maakt meer dan 3.000 tpm voor hij tot stationaire rust komt.
 
‘De Aventador gedraagt zich op de snelweg soms ineens als een losgebroken rodeostier. Dat valt op te lossen door simpelweg harder te gaan rijden’
 
Tijd om te gaan. Gezond verstand en gevoel voor protocol schrijven voor dat je aanvankelijk even rustig aandoet in een auto zoals deze, dat je ‘m leert kennen en ‘m even aftast. Dus als we de fabriekspoort uit zijn, geef ik plankgas (uiteraard om de toeschouwers te vermaken, dat begrijp je). We rijden ‘m in z’n automaat, en we merken dat ie schokkend schakelt, met tussenpozen, met name uit z’n een naar z’n twee en van z’n twee naar z’n drie.
 
De Aventador heeft geen dsg, maar wel een bak met enkele koppeling die de ISR heet – Independent Shifting Rod. Lamborghini geeft daarmee toe dat de dsg te weinig emotie met zich meebrengt, en dat het schakelen in een auto, ook als dat met peddels aan het stuur gebeurt, een belangrijk moment is in de interactie tussen mens en machine. Daar ben ik het mee eens. Helaas uit de emotie zich in de Lambo, vanwege dat schokkerige schakelen, als een irritatie.
 
Als we noordwaarts koersen, in de richting van Milaan en Turijn, krijg ik meer indrukken van de auto. Noem me een ouwe zeikerd, maar op een klein vakje tussen de stoelen in, heeft deze auto absoluut geen, nul bagageruimte. Dat helpt de fotograaf niet in het ordentelijk opbergen van zijn mobiele telefoon, en het zal even later leiden tot het ongelukje met dat blikje Red Bull. Ik gebruik bekerhouders in auto’s zelden – ik drink liever in een café – maar een auto, zelfs een die zo extreem en exotisch is als deze, moet gewoon plaats hebben om iets op te bergen.
 
Belangrijker dan dat is hoe de Lambo zich nou eigenlijk gedraagt op de weg. Hij heeft racewagen-achtige stoterstangen, met passieve veren en dempers van Öhlins. Dat zou er in theorie voor moeten zorgen dat de wielbewegingen los staan van de dempers, zodat de niet-geveerde massa minder is, en de ophanging beter kan worden afgesteld. In realiteit is het een ander verhaal: de auto gedraagt zich op de snelweg soms ineens als een losgebroken rodeostier. Dat valt op te lossen door simpelweg harder te gaan rijden. Maar ja. Wel gek.
 
De McLaren MP4-12C is een veel betere auto om in te rijden, zelfs al klinkt die auto in vergelijking met deze als een wasmachine met adhd. De Franse douane heeft ons en de auto binnenstebuiten gekeerd, dat heeft tijd gekost. Omdat we op tijd moeten zijn in Dunsfold voor de tv-opnames, hebben we weinig keus. Ik geef vol gas.
 
Ergens buiten Dijon zijn we net lekker bezig als we ineens gezelschap krijgen van de gendarmerie in een Mégane RS; we reden 158 km/u waar we 130 km/u mochten. Even een omweg naar een pinautomaat in een dorp, en een paar kiekjes voor inspecteur Clouseau en 90 euro later, zijn we weer onderweg.
 
Dat betekent helaas dat we ons een beetje moeten gaan inhouden, niet harder dan zo’n 150 km/u, wat natuurlijk niet echt helemaal ideaal is als je pretendeert een supercar te testen. De Aventador rijdt naar 100 km/u in 2,9 seconden, gaat al over de maximumsnelheid heen in z’n tweede versnelling, rijdt 200 km/u na 8,9 seconden, en heeft een top van 350 km/u.
 
De mensen bij Lamborghini zijn helemaal fan van koolstofvezel tegenwoordig, en het koolstof chassis van de Aventador – dat maar 147,5 kilo weegt, en 229,5 kilo met de subframes voor en achter erbij – helpt om ‘m een achterlijk weggedrag te geven voor zo’n grote auto met een middenmotor.
 
De besturing is geweldig, we kiezen de Sport-stand voor de bak (er zijn drie standen waar je uit kunt kiezen: Strada, Sport en Corsa, waarvan de laatste niet echt aan te bevelen valt aangezien hij bij het opschakelen gemakshalve ook meteen je nek even breekt), je gooit de voorkant een bocht in en de achterkant volgt gewillig. Hij rijdt echt sensationeel. Ik zet graag iets dwars in een bocht, maar de Aventador geeft je de kans niet. De grip en tractie zijn verbazingwekkend. De remmen doen het ook goed.
 
Op een zeker moment is de gekte van Parijs ons te veel geworden. Toen we besloten even uit te rusten, kreeg ik zelfs de waanvoorstelling dat ik de auto met iets in een wit pak achter het stuur zag wegrijden.
 
Schrijver Hunter S. Thompson had een advocaat die van Samoa kwam, ik heb The Stig. Natuurlijk, ik zal best hebben gehallucineerd, of misschien projecteerde het tft-scherm weer eens wat raars. Maar tegen de tijd dat we Dunsfold naderen, als onze lichamen en geest overvoerd zijn met adrenaline en als het geluid van de V12 na zoemt in onze oren kunnen we maar een woord bedenken dat de afgelopen twaalf uur adequaat beschrijft: gek.
 
 

Specificaties: Lamborghini Aventador LP700-4

 

Prijs: € 260.000 plus belastingen

Motor: 6.498 cc V12

Vermogen: 700 pk @ 8.250 tpm

Koppel: 690 Nm @ 5.500 tpm

Acceleratie: 0–100 km/u in 2,9 sec.

Top: 350 km/u

Transmissie: zeventraps gerobotiseerde handbak, 4WD

Verbruik: 17,2 l/100 km, 398 g/km CO2

Gewicht: 1.575 kg

Vermogen/gewicht: 444 pk per ton

Reacties