De dag dat we de TopGear-tv-opnames maakten met de blauwe Subaru die je op deze foto’s ziet, leerde ik het volgende. De werkelijke waarde van een auto zou gebaseerd moeten zijn op wat hij heeft gepresteerd, niet op wat hij wellicht zou kunnen. We namen de Subaru van Colin McRae, de Impreza met het kenteken L555 BAT, mee naar Chatsworth omdat het een belangrijke locatie was in het World Rally Championship van 1995. En ook omdat we de auto nu eenmaal niet dat hele parcours over konden jagen. Ik was eerst een tikje teleurgesteld toen bleek dat Alison, de vrouw van Colin McRae, een echte stage run niet toestond. Zelfs niet met een complete kevlar-beschermkit voor de onderkant van de auto. Maar toen zag ik de Subaru van Colin McRae in Chatsworth. Toen begon het te dagen dat ik niet eens in de buurt van de bestuurdersstoel had mogen komen zonder de inspanningen van een goede vriend van me die toevallig Jimmy kent, de vader van Colin. Op dat moment, toen ik die auto zag, met die bestickering, in die kleur, kreeg ik een enorme flashback naar mijn jeugd. Toen alles nog niet zo ingewikkeld was en rally, nou ja, álles was. En dit is precies die auto die de Rally van Groot-Brittannië won, die het hele WRC won, en die die feestvierende donuts draaide. Ik nam de tijd, alle tijd om alle details in me op te zuigen. Toen stelde ik de stomste vraag die iemand in mijn begenadigde positie kon stellen.

Geboortegrond van autoliefde

‘Voor hoeveel hebben we hem eigenlijk laten verzekeren?’ ‘750.000 pond’, zei een van de volwassenen die ons bij deze sessies begeleiden. ‘Wat? Is dat alles?’ dacht ik bij mezelf. Natuurlijk, in de normale wereld is dat een gigantische berg geld. Maar in een wereld waarin iemand bereid is 7 miljoen neer te leggen voor iets wanstaltigs als een Lamborghini Veneno, is het niks. Oké, de verzekeringspremie zou moeten dekken wat het kost om de auto te vervangen als ie zwaar beschadigd raakt (laten we daar even niet over nadenken). Maar toch. Voor veel mensen is dit dé auto. Vergeet winnende F1-bolides van Ferrari of McLaren. Dit malle kleine sedannetje is de geboortegrond van de autoliefde van velen. Ik denk dat sommigen miljoenen over zouden hebben voor deze auto. Ik wel, als ik zo rijk was. Jimmy McRae kwam de auto brengen. Als je dan toch een begeleider moet hebben, kun je het slechter treffen dan een vijfvoudig Brits rallykampioen en de vader van de beroemdste rallyrijder ooit. Hij was een tikje nerveus, wist terecht niet wie ik was, en anders kon het hem niet schelen. Hij wilde gewoon dat de auto met respect behandeld werd. Ik denk dat hij werd gerustgesteld toen hij me wat bedremmeld om de auto heen zag schuifelen. We reden naar de top van het landgoed, over een weg die in 1995 ook voor het WRC werd gebruikt. Een deel ervan, waarop we heen en weer zouden rijden om de nodige beelden te schieten, werd afgesloten. Jimmy zei dat ik maar moest rijden, en hij maakte van de mini-etappe gebruik om er zeker van te zijn dat ik wel wist hoe ik de dogbox-transmissie moest gebruiken. En om vast te stellen of ik een totale idioot was of niet. Hij moet door wat hij zag enigszins op z’n gemak zijn gesteld. Ik werd in ieder geval niet de auto uitgejaagd.

Gas geven in de Subaru van Colin McRae

Ik draaide 180 graden en wachtte op het signaal dat de kust veilig was. Jimmy’s stem klonk door de intercom, met die kalmerende Schotse tongval: ‘Kom op: een echte rallystart, toe maar.’ Dus dat deed ik maar. Alle toeren. Die zo goed als ongedempte boxer die vocht tegen de begrenzer. Toen liet ik de koppeling los, voelde een bizarre versnelling en pookte meteen door naar z’n twee zodra ik merkte dat de Pirelli’s weer wat grip op de klamme ondergrond hadden gevonden. Ik was nu in de hemel. Een blik naar rechts: ik zag dat Jimmy glimlachte. Ik gaf de L555 op z’n falie – op een gepaste, respectvolle manier. Toen, net voor ik de vierde versnelling wilde inleggen, zag ik uit mijn linkerooghoek iets donkerbruins opduiken. Het werd snel groter en voor ik tijd had om te gillen, was het verdwenen. Niet één, maar twee herten waren vlak voor de auto langs gesprongen. Het voelde alsof ze gewoon over de motorkap heen waren gevlogen. In alle rust zei Jimmy een woord dat ik hem de rest van de dag niet heb horen gebruiken. Ik mompelde iets soortgelijks. En voor ik zelfs maar besefte hoe dichtbij het moment was geweest dat ik de belangrijkste auto die ik ooit heb gezien aan barrels reed, hoorde ik Jimmy’s stem weer door de intercom. Hij drong mijn op slot zittende brein binnen en zei: ‘Oké, alles in orde, we gaan weer verder.’
Dus dat deden we. We gleden hier en daar wat, ik gebruikte alle toeren die ik tot mijn beschikking had. En ik werd hopeloos verliefd op deze machine. De korte wielbasis, de krankzinnige herrie, de fenomenale besturing. De enorme bereidheid om dwars te gaan, een trekje waarvan je weet dat Colin er met enige klem om verzocht had.

Een hoogtepunt

Ik reed de auto ongeveer twintig minuten. Telkens iets steviger, tot het moment dat Jimmy (terecht) aanvoelde dat ik het punt had bereikt waarop het vertrouwen het begint te winnen van gezond verstand. Hij stelde voor, wederom in alle rust, om er een eind aan te breien. Het waren waarschijnlijk de subliemste twintig minuten van mijn professionele bestaan. Ik moest die avond meteen weer door naar een andere filmlocatie. Jimmy bleef en reed nog wat. Die fijne montage waarin we die driftende L555 in dezelfde haarspeldbocht met de originele beelden uit 1995 hebben gemixt? Dat was Jimmy. Ik kan nog steeds niet geloven dat ik in deze auto mocht rijden. En dat ie voor zo’n bespottelijk laag bedrag verzekerd was.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)