Drievoudig Indycar-kampioen, getrouwd met een filmster, autogek. Dario Franchitti laat zijn rijkunsten spreken tijdens een ontspannen Ferrari-onderonsje.
 
‘Oh mijn God, hoort die ook bij jullie?’ vraagt een van de verbouwereerde motorrijders waarmee we kletsen over de zonnegele Ferrari 458. ‘Ja’, antwoord ik, terwijl een luidruchtige Ferrari F40 zichzelf introduceert in het stadje Aberfoyle. Overal grijnzende gezichten.
 
‘Dat meen je niet. Je gaat met een F40 de Duke’s Pass op?’ Deze in leer verpakte vent is zichtbaar onder de indruk en bovendien jaloers.
 
‘Nou, het gaat niet alleen om de auto, maar ook om de berijder.’
 
‘Waarom, wie is dat dan? Een beroemdheid?’
 
‘Ja, Dario Franchitti.’
 
Geen tekenen van herkenning bij de motormuizen. Dario Franchitti is misschien wel de beste coureur van wie je nog nooit gehoord hebt. De 38-jarige Schot (met onmiskenbaar Italiaanse genen) is getrouwd met Hollywood-actrice Ashley Judd en hij schreef de laatste twee Indycar-kampioenschappen op zijn naam. Daarmee staat zijn teller op drie overwinningen, plus twee in de Indy 500. Die statistieken maken hem, zoals de Amerikanen zo mooi zeggen, ‘the winningest British driver in US open-wheel history’. Dat is niet niks. Geen F1, maar wie maalt daarom.
 
Vandaag is Dario hier niet vanwege zijn prestaties, maar omdat hij extreem autogek is. Hij heeft ook andere hobby’s natuurlijk, maar zoals hij het zelf zegt: ‘Ik rommel wat met andere speeltjes, maar auto’s is gewoon je van het, dat is mijn grootste liefde. Ik kan iedere dag over auto’s praten, lezen, erin rijden en alles wat daarbij komt kijken’. Vandaag heeft hij het onder andere over de Ariel Atom Mugen, winterbanden, oude Alfa’s, zijn moeders Honda CR-V, de Mini van zijn vrouw, zijn E55 Benz uit 2004 en ga zo maar door.
 
Franchitti springt jeugdig uit de F40 en is goedlachs. Maar hij kan het niet hebben dat de fotograaf en ik vandaag al 600 kilometer met de 458 hebben gereden. De Schot staat te trappelen om zijn favoriete weg te gaan rijden in zijn F40, achtervolgd door nog een bloedmooie Ferrari. Hij kruipt in de 458. ‘Oh, ik wou dat deze stoelen in mijn 458 hadden gezeten.’
 
‘Heb je een 458?’ vraag ik, terwijl ik mijn gebrekkige research innerlijk vervloek. Het idee was namelijk om Dario in een auto te zetten waarin hij nog nooit had gereden. ‘Ik had een 458, gedurende twee weken. Heb er maar 1.000 kilometer mee gereden. Eigenlijk heel jammer, maar de standaard stoelen geven geen enkele steun. Deze zijn zo veel beter’, zegt hij, terwijl hij zich in de optionele, 5.000 euro kostende stoelen nestelt. Ik vraag hem of hij de stoelen niet gewoon had kunnen vervangen. Dat resulteert in een verbitterde lach op zijn gelaat, die gedeeltelijk voortkomt uit schaamte voor de bevoorrechte financiële positie waarin het succes hem heeft gebracht. ‘Om eerlijk te zijn, vond ik het geluid ook maar matig. Die vlakke dreun.’
 
Het is het vermelden waard dat Dario niet omgeven wordt door nerveuze pr-mensen of pottenkijkers. Alleen Dario en zijn Ferrari. Na wat gekletst te hebben over auto’s, wandelen we het dorp binnen op zoek naar een ontbijt. Probleem is dat het Pasen is en bijna alles is gesloten. We vinden een groezelig theehuisje op een zolder, boven een souvenirwinkel. We zijn de enige klanten. De Indycar-kampioen kan het niets schelen. Hij vraagt om een kop thee met worstjes en praat rustig door over auto’s, weggetjes, rijden en racen. Ongeveer in die volgorde.
 
We willen graag iets weten over het racen, want de vraag die op onze lippen brandt is natuurlijk: is je carrière incompleet omdat je geen F1 hebt gereden? ‘Nee, helemaal niet. Ik heb een geweldige carrière gehad in de VS. Het is veel minder stressvol dan de F1, daar wordt een hoop druk op de coureurs gelegd.’ Je zou denken dat iedere Europese coureur wel naar de F1 verlangt, zeker één wiens held Jim Clark is en wiens carrière te danken is aan hulp van Jackie Stewart. Maar Dario niet. Ik geloof hem, hij lijkt iemand die echt tevreden is met wat hij heeft. Door zijn open, expressieve manier van doen zou hij een verdomd slechte pokerspeler zijn.
 
Le Mans staat nog wel op zijn verlanglijst. En hoe lang blijft hij nog Indycar racen? ‘Ik weet het niet. Ik geniet er echt van, dus zo lang als ik op dit niveau kan rijden wil ik het blijven doen.’ Hij praat rustig en zacht, met een licht Schots accent dat nog onaangetast is na zijn 14 jaar in de VS. Slechts twee maanden per jaar is hij in Schotland.
 
Hij houdt van deze plek en noemt het zijn thuis. Volgens hem is de westkust het mooiste gebied ter wereld en vind je hier de beste wegen. Wanneer is hij voor het laatst een stukje gaan rijden? ‘Gisteravond nog! Ik reed om een uur of zes bij mijn ouders weg na de paaslunch, in de F355…’ Dario kan onderhoudend en warm praten over racen, maar zodra zijn eigen straatauto’s ter sprake komen wordt hij pas echt enthousiast. Een mooi ritje is aan hem welbesteed.
 
‘Het is niet eng, want Dario rijdt met de kalme attitude van een ware professional’
 
Zijn 458 ruilde hij eerder dit jaar in voor een Porsche 964 Speedster. Met zijn hond reed hij in één dag naar Sint Petersburg in Florida, ruim 1.000 kilometer van zijn huis, voor de eerste Indycar-race. ‘Ik was helemaal verbrand door de zon. Totaal niet aan gedacht.’ De volgende race was in Birmingham, Alabama, een ritje van 300 kilometer, maar hij maakte een omweggetje met zijn hotrod: een Porsche 911 T uit 1973 met een 330 pk sterke, 3,8-liter motor uit een 993. ‘Dat is zo’n geweldige auto. Je moet wel een intercom hebben vanwege de herrie. Zelfs in de tweede, derde, vierde versnelling spinnen de wielen.’
 
Nu naar de Duke’s Pass met de Ferrari’s. Hoe zal de F40 het doen op dit terrein? ‘Die zal wel moeten zwoegen, de F40 is vrij groot. De Duke’s Pass is meer een rallyrit. Gezien de breedte van de Ferrari wordt dat interessant.’ Dario denkt even na. ‘Maar eigenlijk is alles leuk om te rijden met een F40’, lacht hij.
 
Het is een eer om achter een F40 aan te rijden, helemaal als je zelf ook een Ferrari bestuurt. Op een weg zo verraderlijk en prachtig als de Duke’s Pass vallen alle puzzelstukjes in elkaar. In dit verbazingwekkend mooie landschap achter een Indycar-legende aan jagen in een Ferrari, wat wil een mens nog meer? Eén beeld zal me vooral bij blijven; dat van de F40 die zijwaarts glijdt terwijl de turbo’s fluiten, de achterwielen de bladeren uit de berm vegen en de blauwe vlammen uit de uitlaat spuwen. De 458 volgt bescheiden het spoor van de woeste F40.
 
Nog zo’n indrukwekkend moment beleef ik later, ditmaal op de bijrijderstoel. Dario wijkt uit om in te gaan halen, er klinkt een zwaar sissend geluid vanuit de turbo en de wielen van de F40 spinnen meteen. Hij stuurt tegen en we passeren een onschuldige Audi A1.
 
Het is niet eng, want Dario rijdt met de kalme attitude van een ware professional. De combinatie van deze weg en deze auto vormt een intimiderende uitdaging voor een coureur. Maar Dario weet precies hoe hij om moet gaan met het stekelige gaspedaal van de Ferrari en de actieve (lees: vliegende) achterkant van de auto. Ik vond het vooral leuk dat hij de ruiten tijdens het rijden iets naar beneden deed en extra gas gaf zodra we langs een stenen muurtje reden. Hij wilde niets missen van de geluidseffecten van de F40.
 
Wat ook meespeelt is dat hij de F40 al twaalf jaar in bezit heeft, dat de auto nooit in de regen rijdt, nooit op een circuit heeft gereden (geen van zijn straatauto’s) en dat de auto hem nooit in de steek heeft gelaten.
 
We stappen over in de 458. ‘Dit is een briljant ding, echt waar. Die versnellingsbak is gewoon afschuwelijk goed, de snelheid waarmee hij schakelt. Maar ik wil dat een auto mij uitdaagt. Ik ga liever vijftien kilometer per uur langzamer in een F50 of 550. Deze is gewoon zo snel.’
 
Daar ben ik heel blij mee als we later in konvooi in de richting van het volgende dorp rijden. Ik rijd voorop, Dario bestookt mijn spiegels met zijn F40. De 458 is verwoestend op deze weg, ik zie hoe hard de F40 moet werken om het bij te houden. Opeens is de rode schone verdwenen uit mijn spiegels. Ik stop en wacht, draai vervolgens om en tref de F40 langs de kant van de weg aan. De accu is leeg. We overleggen snel over de beste oplossing.
 
Hij springt bij mij in de auto en we rijden naar zijn huis, waar we een accu wegkapen uit zijn 911 Turbo uit 1981. Hij heeft een garage om van te watertanden. Niet smetteloos, er liggen mountainbikes op de grond en stukken Indycar, erg cool. Vooral de sporen van donuts op de oprit.
 
Eenmaal terug bij de F40 wisselen we snel de accu’s want de fotograaf waarschuwt ons dat er een paars aangelopen man zich staat op te winden dat er een Ferrari op zijn parkeerplek staat. Hij komt tevoorschijn en begint tegen ons te vloeken. Dario gaat er als een speer vandoor in de F40. De fotograaf en ik kijken elkaar aan en besluiten ook de benen te nemen.
 
We haken weer aan bij de rode bolide. Z’n tempo ligt iets lager en we kunnen ‘m makkelijk volgen. Als Dario al geërgerd was over de woeste Brit is dat heel snel weer verdwenen. Dat is Franchitti ten voeten uit: een Italiaan, maar zonder het flamboyante of opvliegerige. Hij gedraagt zich gecontroleerd, loopt rustig en praat met compacte handgebaren.
 
Je zou hem zeker mogen. Zijn open, directe karakter, zijn vriendelijkheid, de verhalen die hij vertelt en de manier waarop hij zijn auto’s indeelt in ‘blijvertjes’ en niet-blijvers. De F40 valt zonder twijfel in de eerste categorie. ‘Het is mijn favoriet. Hij heeft veel meer power dan grip, hij is mooi en licht. Ik zou eerder het huis verkopen dan deze auto. Dat weet mijn vrouw ook.’ De 458 was duidelijk geen blijver.
 
Hij wil liever niet dat mensen denken dat hij een opschepper is, hij is gewoon gek van auto’s en is in de gelukkige positie die hobby te kunnen bekostigen. En het feit dat werkelijk niemand hem vandaag heeft herkend? Dat is een mooie bonus.

Reacties