Audi blijft een perfectionistische club en heeft daarom de TT onlangs vernieuwd. Maar wanneer is ie té goed?
 
Wat is interessanter: een perfect gekapt en gesnoeid, tot op de vierkante centimeter nauwkeurig aangelegd tuintje met bloemperkjes, olijk kronkelende kiezelpaadjes en lichtgeel gelakte lampionnetjes – of een uit de hand gelopen oerwoud vol modderpoelen, overgroeid door enorme planten met taaie wortels, waarin je je niet zonder laarzen of kapmes durft te begeven en waar het eigenlijk vaststaat dat je vroeg of laat door een raar insect wordt gebeten?
 
De mens is van nature avontuurlijk ingesteld. Dat is hoe we erachter zijn gekomen dat de aarde niet plat is, dat vuur bestaat en dat er op de maan geen bal te beleven is. Het zit in onze aard om onszelf tot het uiterste te drijven en daarbij ongekende risico’s te nemen. Inmiddels is die neiging echter tot niksigheid verwaterd: een ander soort koffie bestellen, een gek overhemd aantrekken, misschien een keer tegen een schuine wand opklauteren op zondagmiddag. Veel verder komen we niet meer. Immers, met alle wegen die er al voor ons gebaand zijn, waarom zou je nog je eigen pad door de jungle hakken?
 
Gemak dient de mens, en niets is zo gemakkelijk als een Audi-dealer binnenwandelen. Je weet namelijk precies wat je daar kunt halen: een goed in elkaar geschroefd, prestigieus kwaliteitsproduct, vol met de juiste plastics en met de nieuwste motoren die zowel sterk als zuinig zijn.
 
Kijk nou eens naar de nieuwe TT. Zijn 2,0-liter grote TFSI-blok werd vijf keer op rij uitgeroepen tot Engine of the Year, en toch is ie nu nog verder verbeterd. Je krijgt 11 pk extra vermogen, een kleine vrachtlading meer koppel en cilinderwanden die met een laser zijn behandeld. Het gemiddelde verbruik ligt 1,1 l/100 km lager dan voorheen, en bovendien stoot ie elke kilometer het gewicht van twee vulpennen minder aan CO2 uit. Dat soort dingen kun je trots tegen je buurman vertellen. Die zal je, dankzij de led’jes die elke TT nu in zijn koplampen draagt, tevens extra stoer vinden.
 
De koeien waarmee de sportstoelen zijn bekleed, waren de meest koele koeien ooit. Hun leer wordt namelijk tot 20 graden minder heet wanneer de zon erop schijnt. Dat betekent dat je een stuk comfortabeler achter het stuur gaat zitten, vanaf waar je de TT harder van 0 naar 100 kunt laten accelereren dan ooit nodig zal zijn.
 
De zeventraps S-tronic-transmissie schakelt bliksemsnel op en neer, en met het dikke, afgeplatte stuur in je knuisten neem je elke bocht met verve. Quattro en esp zorgen ervoor dat je daarbij geen krassen op de auto of op jezelf maakt. Vind je de vering te zacht, druk dan op de S-knop op de middenconsole. Vind je ‘m te hard, dan druk je nog een keer.
 
Het ontbreekt je aan niets in de TT, en dat is precies waar de schoen wringt. Dit zou namelijk een sportauto moeten zijn; een guitig gooi-en-smijtkarretje waarvoor je kiest omdat je juist niet gemakzuchtig bent, omdat jíj je natuurlijke drang naar avontuur nog niet compleet hebt verloren. Dit is bij uitstek het type auto dat daarop aansluit. Maar in de TT voel je niets dan naadloze perfectie, als in de volmaakt sensibele modellen die naast hem in de showroom staan. Als in een schitterend aangelegd tuintje met kiezelpaadjes. Doe ons een vleugje oerwoud, alsjeblieft.

Reacties