Wat zijn we toch verwend, de laatste tijd. Eerst kwamen Project Cars 2, Forza Motorsport 7 en Gran Turismo Sport. En om de verwaarlozing van je sociale contacten compleet te maken, is hier Need for Speed Payback. Een paar uurtjes extra sociale isolatie kan er wel bij, dus…
Wat zijn we toch verwend, de laatste tijd. Eerst kwamen Project Cars 2, Forza Motorsport 7 en Gran Turismo Sport. En om de verwaarlozing van je sociale contacten compleet te maken, is hier Need for Speed Payback. Een paar uurtjes extra sociale isolatie kan er wel bij, dus we sloten onszelf op en gingen aan de slag met Need for Speed Payback.
En als we dan toch eerlijk zijn: we keken écht uit naar dit spel. Need for Speed Payback is een lekkere adempauze tussen alle natuurwettelijke razernij van de simulatoren. Want de wetten van Newton, daar hebben ze bij EA nog nooit van gehoord. Totale minachting voor alles wat je natuurkundeleraar je ooit probeerde bij te brengen, toont zich al in de inleiding. Door jouw toedoen springt een Koenigsegg Regera tientallen meters door de lucht om zonder één schrammetje te landen.
Het Fast & Furious-syndroom
Het is meteen duidelijk dat de nieuwe NFS lijdt aan het Fast & Furious-syndroom: alles moet steeds groter, geforceerd spectaculairder, onrealistischer en duurder. En dat is niet eens erg. Sterker nog: daar koop je Need for Speed voor. Al hadden de makers het in dit geval wel een klein tandje mogen terugdraaien.
Een van de redenen dat we zo uitkeken naar Need for Speed Payback is de heerlijke cliché-verhaallijn met overdreven personages en afgezaagde one-liners. En ja: de clichéhamer is uit het vet gehaald en er is flink op losgeslagen. Want natuurlijk begint het verhaal met verraad in eigen kringen. En natuurlijk raak je dan aan lager wal. En natuurlijk zin je op wraak. En natuurlijk sluit je je dan aan bij de vijand van je vijand. En natuurlijk krijg je dan de one-liner te horen: ‘there is always a choice’. En natuurlijk is er een explosie die je ternauwernood overleeft. In slow motion, uiteraard.
Het grootste nadeel
Helaas ontbreken wel de helden uit het echte leven, zoals de vorige NFS. Dit keer geen Ken Block, Magnus Walker of Nakai San. Ook ontbreken de echte acteurs. Nu zijn het slechts computeranimaties. En het grootste nadeel: de filmpjes zijn niet meer vanuit de ogen van de speler. Je bent dus een toeschouwer. Dus geen karakters die dreigend in je comfortzone komen, een gevatte belediging naar je kop slingeren of een digitale high-five geven. En dat is zonde, want het verhaal sleurt je nu niet mee. Daardoor ontbreekt ook de constante drang om naar het volgende tussenstukje te komen. Geen beloning voor je stuurwerk.
Het stuurwerk.. tja
En over stuurwerk gesproken, dat is erg lastig verteerbaar als je hiervoor hebt mogen snoepen van de andere racetitels. Kijk, dat het niet realistisch is, wisten we allang. Wederom: daar teken je voor. Maar dat betekent niet dat er een vertraging moet zitten tussen je controller-input en de beweging op het scherm. Bij lage snelheden zijn de auto’s al helemaal onbestuurbaar; erg irritant als je stil komt te staan tegen een boompje. En dat gaat je gebeuren, aangezien een boom de ene keer wel en de andere keer niet meegeeft.
Met een kwartiertje heb je het sturen onder de knie. De bochtensnelheid ligt hoog en met een tik op de handrem wordt elke scherpe bocht een bananen-, eh, peulenschil. Met een goede portie rook. De open wereld is enorm en de races zijn daarom gevarieerd. Het spel begint in een pseudo-Las Vegas en gaat door naar de woestijnen en dorpen daaromheen. Van krappe straten tot snelwegen met een droog decor, dus. In de offroad-races komt de wegligging van de auto’s beter tot hun recht, omdat het dan allemaal wat minder nauw luistert. Al schort het dan weer een beetje aan de physics bij sprongen en oneffenheden.
Als je je niet stoort aan de imperfecties, is het racen heel vermakelijk. NFS speelt lekker makkelijk weg. En hoewel je bij je vrienden – of in een online artikel – een beetje zult zeuren op het spel, speel je het diezelfde avond toch weer. Over het driften willen we het trouwens niet eens hebben. Wat een drama. En ja: je kunt nog driften met een voorwielaangedreven Civic.
De tegenstanders en de politie zitten aan je achterbumper vast met een elastiekje. Dat wil zeggen: het maakt niet uit hoe hard je rijdt, ze blijven altijd dichtbij. Andersom is het ook bijna altijd mogelijk om de tegenstanders weer in te halen als je crasht.
Tuning!
En het tunen? Dat zit in dit deel wederom erg goed. Zorg even dat je wat races en uitdagingen gedaan hebt, zodat de opties ontgrendeld worden. De makers hebben enorm veel bumpers, wielkasten, velgen, spoilers en accessoires in het spel gepropt. Veel daarvan komt van bestaande merken. Ook kun je de auto’s bouwen voor een bepaald doel, bijvoorbeeld offroad of driften.De uitgebreide tuning maakt een hoop goed, want het modificeren is een van de grootste (voor sommigen is het zelfs het enige) argumenten om NFS te kopen.
De auto’s sneller maken is net even anders dan in voorgaande delen. Per race mag je één van drie beschikbare kaarten trekken. Zo krijg je gratis willekeurige performance-onderdelen. Je kunt ze ook gericht kopen bij de tuning-winkel. Er zit dus een extra stapje tussen, want het kan niet meer in je eigen garage.
ConclusieNeed for Speed Payback verschilt enorm van alle andere racegames van de afgelopen tijd. Zo is de arcade-achtige besturing erg wennen en soms wat irritant. Het racen zelf valt hierdoor wat tegen, maar is nog zeker vermakelijk. De open wereld is groot en gevarieerd, net als de mogelijkheden tot tuning. De verhaallijn – wat normaal een guily pleasure is – valt wat tegen.
Reacties